Sepha van Beinum-Jansen
aan
Matthijs Vermeulen
20 juli 1950
20/7 '50
Beste Matthijs,
Je fijne, hartelijke brief heeft Eed, en mij, erg goed gedaan. Jammer genoeg werd, en wordt nog steeds 't beetje fut dat hij mag spendeeren, in deze weinige weken van mogelijke rust, opgeëischt voor min of meer noodige zakelijke gesprekjes. Want wij hadden 't ook heerlijk gevonden eens languit te kletsen met iemand, waarbij nou eens niet "oppassen" de boodschap is. Eed hoopt dan ook 't uitstel daarvan zoo kort mogelijk te maken.
Maar Dr. Heeres is er zeer gedecideerd op gesteld dat we de maand Augustus "ergens" in Drente zitten met ons tweeën, onder een andere naam! (Die dokter zit daar in de buurt!) Voorloopig ligt Eed nog plat en is ook tot niets anders in staat. Soms moedig, soms down omdat zijn vooruitgang zoo uiterst langzaam gaat. Maar volgens de dokter kan hij 15 Sept. of 1 Oct. beginnen, en hij probeert stevig daarin te gelooven. Er is niet alleen "'t werk" dat hij weer aan moet kunnen!
Maar we zullen met man en macht aan hem werken en opfokken wat we kunnen. Hij moet zijn blijheid en vitaliteit terughebben, en dat komt ook vast, gelijk met zijn lichamelijke beterschap. Onze malle, wijze poedel gaat mee, èn een zooi boeken.
Dag Matthijs, veel hartelijke groeten voor jou en je vrouw, van ons beiden
Eed en Sepha
louter in transcriptie overgeleverd
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA