MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460308 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 8-9 maart 1946

8 Mrt. '46

Mijn lieve vuur-aanstoker, heb je mijn lucifers wel gekregen? Hebben ze ze gestolen? Of vergat je alleen maar ze te memoreeren omdat je er al eerder voor bedankt had?

Wat zal ik je over de Koningin vertellen – iedereen die iets met het Verzet te maken heeft gehad, heeft hartelijke en dankbare gevoelens jegens haar, omdat zij zoò'n principieele houding heeft aangenomen en nog heeft, en aangezien men zegt dat zij in Londen zoo veranderd is in gunstigen zin, leek het me wel aardig haar eens te spreken. Ik vond het niet opwindend, zooals de meeste menschen aan wie ik het vertelde, niet "reuze", – want daarvoor was ik te veel overtuigd van haar absolute gemis aan artisticiteit –, maar het is me toch nog tegengevallen. Zij kent haar vak niet. Ik stel me voor, als ik bijna 50 jaar Koningin was, dat ik dan de techniek zou beheerschen van tegen iedereen een aardig zinnetje te kunnen zeggen. Dat kan zij bepaald niet, en dat is waarschijnlijk in hooge mate zielig, want zij moet dat zelf merken en er last van hebben. Zij ontvangt tegenwoordig geregeld kunstenaars bij zich, – altijd diegenen die aan het verzet hebben deelgenomen –, en die ontvangsten worden georganiseerd door de vrouw van Marsman. Hij (de dichter) is omgekomen op een schip bij het oversteken naar Engeland en zijn vrouw is gered; zij heeft gedurende de oorlogsjaren in Londen gewoond en is in contact met de Koningin gekomen, die ultra-democratisch geworden is en alleen nog maar zin in je heeft als je niet van adel bent. En die goeie Rien Marsman heeft Hare Majesteit over Kunst en Kunstenaars gesproken en heeft er nu plezier in om haar telkens zoo'n stelletje voor te stellen. Zij verbeeldt zich, geloof ik, dat dat wat uithalen zal, dat de Koningin zoo doende wat artistieker zal worden, maar daar twijfel ik aan. Ik kreeg niet den indruk dat de naam Diepenbrock haar iets zei, zij vroeg of het niet gevaarlijk was geweest om huisconcerten te geven (verboden concerten dus tijdens de bezetting), zij vroeg aan Bertus of hij véél gecomponeerd had, aan een demaclatrice [lees: declamatrice] of het niet moeilijk was alles uit je hoofd te leeren enz. Van de uiterste primitiviteit. En bij het weggaan zei zij tegen iedereen: ik dank u zeer, zonder uitzondering – dat noem ik je-vak-niet-kennen, dat is stuntelig. Het eenige oogenblik dat er iets in haar was, waar ik op zat te wachten, was toen het ging over het concentratiekamp, waar twee van de musici in hadden gezeten; toen zei ze, dat dat zeker wel een sterke band gaf, die gezamenlijk doorleefde tijd in die afschuwelijke omgeving. Wel was het allemaal heel goedig en gewoon, die schilders zaten er in hun vieze pakjes en praatten hun platste dialecten en er was niets geen vormelijkheid, afgezien van één kamerheer, die uit een plaatje was weggeloopen, een man, die waarschijnlijk in zijn hart de Koningin voor stapelgek verklaart dat zij zùlke menschen ontvangt. Hij stelde zich niet voor en zei niets; hij had voor de taartjes en de sandwiches gezorgd. Ik probeerde hem een beetje los te krijgen, omdat ik zijn stijve figuur met die hooge boord zoo meesterlijk vond in dat milieu, maar ik had geen succes. Het was in het Paleis van de Kon. Moeder op de Voorhout, mooie kamers met wit en goud en rose – en gelukkig kachels aan! (we waren voorbereid op kou-lijden). In haar eigen huis in Scheveningen kan de Koningin niet meer dan een stuk of 10 menschen ontvangen, zoo klein is het; dat is maar een gewoon villatje, waar ook geen muziek gemaakt kan worden. Van Flothuis is er een lied gezongen en een fluit-solo gespeeld, en wij hebben een verzetslied van Bertus gezongen en de Beiaard en het Landstormlied met de nieuwe woorden.

J. is in Leiden gaan logeeren omdat zij morgen weer vergadering heeft in Den Haag. Ik heb eerst, nadat ik om ½ 8 thuiskwam, mijn potje gekookt en toen een bezoek gemaakt. Nu is het kwart over 11 en ga ik slapen – morgen is ’t weer een vermoeiende dag. Je aartsbengel wenscht je een goede nachtrust toe. Heb ik je wel eens verteld dat ik in Weenen een vriendje had, dat me Spitzbub noemde? Dat vond ik altijd een leuk naampje. (Het vriendje is me ontrouw: hij zit in Amerika en heeft niet geschreven en niets gestuurd na de bevrijding..) Al die Paulinische verhalen ("een dozijn keeren in het water" doet me denken aan "2 nachten in het diepst van de zee" of "drie maal de 7 x 7" etc.) moet je me nog doen als we tusschen de margrieten zitten. Als je er tenminste zin in hebt! Vind jij het, als je schrijft "dors bien" ook zoo moeilijk om werkelijk uit te scheiden met wauwelen? In de bus vanmiddag dacht ik aan onze treinreis eind Juli naar Holland (ik hoor van iedereen dat het krijgen van de ordre de mission en van reisgeld nog steeds moeilijker wordt…) – 3e klas? 2e klas? slaapwagen? ik probeerde het me voor te stellen. Zoo meteen in bed kan ik daar nog verder over peinzen – nu ga ik heusch naar boven. Dors bien, mon cher "allumeur".

Zaterdag

Mijn tot-te-weinig-erotiseerende-brieven aansteker, aanstoker – vanochtend kwam je antwoord al op de allumettes. Heb jij ze nu boven of zijn ze in de keuken gebleven en al op?

Dat zaken-doen vind ik erg moeilijk; vroeger in Oostenrijk werd me altijd gevraagd: was kostet denn heutzutage in Holland dit of dat, en ik wist het nooit en ik weet het nog niet. Ik weet nu wat de melk kost en de aardappelen en de margarine, verder kom ik niet, het brood kan ik niet eens onthouden. En weet je, de prijzen zijn zóó onstabiel dat er zoo weinig van te zeggen valt. Laten we zeggen dat een ongemeub. kamer f 25,- f 30,- kost, maar er zìjn geen kamers, dus moet je er door omkooperij aankomen. Belasting heb ik dit jaar duizenden en duizenden betaald, maar daar is vermogens- en pers. bel. bij; wat iemand met f 4000,- ink. aan ink. bel. betaalt, weet ik niet. Die opcenten kunnen overigens elken dag nog hooger worden. In den eersten tijd na Moeder's dood, toen ik het kasboek overnam, kon ik de uitgaven wel overzien; door den zwarten handel is dat al anders geworden en nu leven wij maar zoo’n beetje in het wilde-weg – wat we tekort komen betalen we van ons kapitaal – want er wordt nu b.v. voor f 1200,- aan Holtwick geschilderd en de heele huur voor een jaar is maar f 900,-. f 150,- heeft de verhuizing gekost – dat zijn allemaal dingen die we uit ons inkomen niet kunnen betalen (dat inkomen, dat voortdurend anders is) en daardoor heb ik er totaal de kijk op verloren. Volgens de statistiek is het heele leven op het oogenblik 3 x zoo duur als voor den oorlog. Vandaar dat je met f 4000,- niet veel kunt doen en vandaar dat ik maar globaal zei dat iemand alleèn ervan komen kan, maar dat het voor 2 de helft te weinig is. J. en ik hebben de laatste jaren samen 10 à 11.000 gulden uitgegeven (per jaar). Maar ook dat is geen maatstaf, omdat b.v. jullie ondersteuning daarbij was, terwijl jij, als je repatrieert, niet in aanmerking komt voor liefdadigheden; J. en ik krijgen eeuwig circulaires en geven gewoonlijk f 5,- of iets dergelijks, dat loopt ook op. Aan het huishouden-alleen: voedsel, vuur en licht, bediening, wasch, huishuur reken ik gewoonlijk f 200,- per maand, die J. en ik samen betalen, maar dan moet er iets van materiaalhuur of auteursrechten bijkomen, anders is het te weinig. Zonder huishuur f 150,- in de maand.

De kwestie is overigens ingewikkelder dan dit. Ik zal er vandaag of morgen op terugkomen, moet nu gaan vergaderen met de schoolmeesters.

De gevraagde en al met merci gehonoreerde zoen geef ik en nog een stuk of wat erbij (ook van mijn kapitaal!) Nu jij weer aan je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA