MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460302 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 2-4 maart 1946

Louveciennes

2 Maart 1946

Zaterdagavond

Thea, liefste,

het paket uit Amerika dat ik vanmiddag van 't station haalde bevatte twee potten tabak van elk een pond, een bus thee, een zak koffie, en een groot blik sardines. Haast allemaal luxe-waren, maar ik betaalde er toch graag die 706.90 frs voor. Ik was blij met de koffie, want die heb ik weer niet sinds een poos en die mis ik het moeilijkst. Ik heb vier jaar zonder koffie moeten doen, dat inspiratieve, romantische drankje waaraan ik nog meer verslaafd was dan aan de tabak. Het was in 't begin een heele dobber. En wat jij ook zegt, men went niet aan alles. Maar ik moest toen ongeveer leven op 't absolute nulpunt, en daar muziek vinden. Schreef ik je niet iets van dien aard? Verschrikkelijk. Na Le Balcon ben ik inderdaad van een stellage gevallen. Het was beeldspraak voor de instorting van een lyrischen staat welken ik tegen alles in gehandhaafd had. Op een morgen, ik weet 't nog goed, brak het opeens. Het was niemands schuld. Niet eens de mijne. Maar ik kon niet meer. En toch heb ik de herinnering van een lafheid, alsof ik op dat moment juist had moèten kunnen. Want Josquin rekende op mij. En misschien zelfs wel Anny, in 't diepst van haar hart. Bijgelovigheid? Wie zal 't zeggen? Ik heb deze overwegingen pas later gehouden; daarna. Niet toen.

Eerst dacht ik dat het paket van Linet Peugeot en Levy kwam; maar die moeten aan lager wal zijn of dood; ik begrijp er niets van; driemaal heb ik naar Zwitserland geschreven om informaties (daar is n.b. ook het manuscript en 't orchest-materiaal mijner 1ste symphonie) doch zonder antwoord te ontvangen en zonder dat ik mijn brieven als onbestelbaar terugkreeg. Wat daarvan te denken? Wat ermee te beginnen? Levy en ik waren gezworen vrienden; hij had buitengewone qualiteiten als pianist: een perfecte precisie gepaard aan expressie, wat niet dikwijls samenvalt. (ik had de expressie eenigszins bezielder gewenscht.) Ook als componist was hij even begaafd als n'importe qui der tegenwoordig beroemden. Wij waren kameraden. Ik bejegende hem lang niet altijd gelijk hij wenschte, maar zijn vriendschap was daartegen bestand. En Linet had zelfs een zwakje voor me!

Neen, het paket kwam van Julius Hijman, die aan een Conservatorium is van Kansas City. "Met hartelijke groeten en toegenegenheid." Meer niet. Alleraardigst. Eigenlijk roerend. Heb je hem gekend? Hij speelde verschillende malen mijn violoncel-sonate, en heel goed, zelfs in Parijs, doch ik hoorde hem nooit op een concert, ik stuurde er altijd Anny heen, die 1000x liever gegaan zou zijn met mij. Doch ik moet geleden hebben aan een soort van agoraphobie want ik zocht steeds uitvluchten. Hijman was een half dozijn keeren hier. Hij speelde mij zijn eigen composities. Eens heb ik hem van een werk gezegd dat ik het op gelijke hoogte vond als de muziek van Pijper. Dat deed hem erg plezier. Maar voor mij was de lof slechts relatief. Want Pijper is geen autochtoon. Wat mag die Hijman nu wel uitrichten in dat ant-autochtone Missouri U.S.A.? Ik heb genoegen van zijn paket, maar 't genoegen is vermengd met een schrijnende melancholie. Het voert me terug in den tijd die voorbij is. Er waren soms kleine schaduwen over die dagen, er waren zorgen, maar er was ook die onvergelijkbare liefheid.

Ik antwoord je nu zoo goed ik kan op je vragen, gelijk ik antwoorden zou aan een rechter van instructie.

Vergeet niet, dat ik van de quintessens even weinig weet als jij. Die brief van 3 Dec. 1939 raakte slechts door een toeval in mijn handen, na haar dood. Alsof ik weten en begrijpen mòèst, wat zij me zoo goed verborgen had gehouden. Ik kan dus enkel redeneeren op dien brief: Zij had de jaren die haar restten geruild met de jaren welke zij verlangde voor Josquin. Zij wist dat Josquin mij buitengewoon dierbaar was en zij zag dat gaarne. Misschien heeft zij nog gedacht: ik doe dat óók voor Thijs. Als zij hem haar eten gaf, dan gaf zij 't nog aan mij. Als zij hem redde, dan redde zij hem voor mij. Als hij gevaar liep dan beefde zij nog voor mij. Maar om haar leven gòèd te kunnen geven, geheel, mòèst zij doen alsof zij niet meer hield van mij, en ook dàt nog deed zij voor mij, want waarschijnlijk dacht zij: wanneer ik doe alsof ik niet meer van hem houd dan is de scheiding gemakkelijker voor hem. – Ik heb daar maanden over nagedacht en ik zie geen plausiebeler mechanisme. Ik kan je niet zeggen hoe die brief mij verscheurd en geroerd heeft. Ik wilde toen nog niet sterven. Ik heb pas willen sterven een poos na den dood van Josquin. Maar dat lag blijkbaar niet in de bedoeling.

Na de ondervindingen welke ik van haar had sinds haar dood denk ik dat zij zeggen mocht sans appauvrir le mari en dat zij wist wat ze zei. Het smartelijke voor mij is dat ik haar gaven niet heb weten te verdienen terwijl zij leefde en dat ik ze verkreeg toen zij er niet meer was. Mij te geven wat ik kreeg was steeds haar wensch. Zij vervulde haar wensch. Het zou zoo goed geweest zijn als ik haar wensch vervuld had terwijl zij er was.

Soms denk ik dat ik door mijn aanhankelijkheid haar laatste jaren verschrikkelijk zwaar heb gemaakt. Doch kon zij haar geheim mij zeggen? Neen. – Het moest zoo zijn. D'une beauté déchirante.

Ja, zij heeft voor mij een tegenwicht gevonden in Théa est ta femme. Ik heb geen bepaalde herinneringen van de gelegenheden waarbij ze dat zei. Doch nimmer wanneer er eenige stoornis was tusschen haar en mij. Zij zei me dat wanneer wij vriendelijk over je praatten, als er een brief van je gekomen was of een chèque, of ook wel zonder die aanleiding; ze zei dan kalm, glimlachend "Zie je wel" of "ik zeg 't je nog eens: Thea is je vrouw." Of: "Thea had je vrouw moeten zijn." Zij had dat in haar hoofd. Het was er niet uit te krijgen. Zij vond de brieven welke ik je schreef "prachtig", zooals zij je zelf meermalen aankondigde (wat mij altijd eenigszins hinderde.) En hoe "prachtiger" zij ze vinden kon des te tevredener was zij. Slechts éénmaal heeft zij mij een aanmerking gemaakt: toen ik je geschreven had (zonder te doelen op haar en mij) dat ik mij eenzaam voelde. (Ik bedoelde daarmee, geloof ik, vooral mijn muzikale eenzaamheid.) Het deed haar pijn dat ik mij eenzaam voelde. En zij wilde niet dat ik het je zei. Ze was verrukt over alles wat ik je schreef, maar dàt mocht je niet weten. Ik heb nooit begrepen waarom.

Neen, die weigering van mijn liefde is niet te verklaren uit haar moederliefde; bij haar smolten die beiden samen in één harmonie, en hoe meer zij hield van de kinderen, des te meer hield zij van mij. Zij dreef deze eigenaardigheid zóó ver dat, wanneer zij om een reden, waarmee ik absoluut niets te maken had, boos was op een der kinderen, zij geregeld eveneens min of meer boos was op mij.

Neen, die weigering mijner liefde heeft niet het geringste verband met jou-en-mij. Ik legde je dat al uit, met de data. Haar innerlijke afstand en weigering was reeds begonnen op 8 Febr. 1940, toen zij vergat mij geluk te wenschen. Ik zou me dat niet eens herinneren want het had me toèn niet getroffen. Doch terwijl ik bezig was de feiten na haar dood (en nadat ik dien brief las) te reconstitueeren, vond ik bij toeval een briefkaart van haar aan Roland waarop zij hem dat vergeten van mij schreef. Het had haar dus zelf getroffen. Die innerlijke verwijdering begon derhalve ook vóór onze ruzie op 15 Aug 40. En al dien tijd was jij nog onwaarneembaar in de verte, en in mijn diepte.

Ik geloof dat ik geen enkele van je vragen oversloeg. Er zal immer wel eenig mysterie blijven in de verhouding van Anny tot mij, en ook van mij tot Anny. Ik heb een "meesterwerk" met haar gewild en schijnbaar ben ik niet daarin geslaagd. Maar het gelukte op 't oogenblik dat zij stierf.

Het is laat geworden. Ik zit hier alleen in den nacht. Ook zij is er niet, is er niet meer.

Slaap wel, Thea;

dors bien, ma Théa.

Zondagavond 3 Maart.

Twee uren gezaagd en met mijn logge laarzen door den sneeuw gebaggerd. Sinds 1879 beweren de kenners heeft 't niet zoo gesneeuwd. En bij jullie? Vanochtend even de zon. Al 't zichtbare laaide in vlammende diamanten flonkeringen. Met zoo'n innerlijke straling de aarde te verlaten! – De rest van den dag heb ik voor mijn tafel gezeten. ± 560 woorden gepotlood om mijn achterstand van gisteren in te halen. Op dreef. Vanmiddag vijf achterstallige brieven gepend. Aan Sanders, om hem te bedanken als bibliothecaris; aan Wiessing, wien ik mijn medewerking beloofd heb als ik in Amsterdam ben; aan Jany, wien ik mijn "Princiepen" wil opdragen ("voor zijn verzen en voor zijn vriendschap"); aan sinjeur Bekius die me in een tweede missive gevraagd had als correspondent van het Utrechtsch Nieuwsblad; aan Frank Onnen om hem te verwittigen dat die functie vacant is. Ik schreef aan Sanders omdat ik niet wist aan wie anders mij te richten. Datum van terugkeer: eind-Juli, begin-Augustus.

Bewonderenswaardig onze Mairie van Louveciennes, vin je niet? Wat denk je: als er op een Hollandsch dorps-gemeentehuis iemand kwam van 't genre artiste, die zegt "ik heb geen rooien duit, zoudt u mij 3000 frcs kunnen leenen voor een paar weken?" zouden zij 't hem geven? Ik heb altijd goed met de Franschen kunnen opschieten. Ook met de kruideniers als ik geen geld had. Ze gaven me steeds crediet. Zij hebben immer een verbazend geloof gehad in mijn toekomst! Sympathieke kerels.

Ik steek nog in mijn laarzen; ze zijn zwaar doch warm; ze komen recht en fonkelnieuw uit Germania; zij herinneren me aan mijn leerling, mijn unieke leerling!! Hij was door het zonderlingste der toevallen de ideaalst-fatsoenlijke Duitscher die men zich verbeelden kan, anders had ik hem niet vrijwillig in mijn huis toegelaten. Hij was anti-nazi. Hij bracht me brood, en restantjes van hun keuken. Hij was directeur van een gesticht voor idiote kinderen. En op een dag vertelt hij me deze geschiedenis: Bij groepjes werden de kinderen door de Nazis uit zijn inrichting weggehaald, en na een poosje ontving hij een pak kleertjes. Hij had gehoopt dat de idiootjes niet begrepen wat er gebeurde. Maar zij begrepen en lagen 's avonds in hun bed te huilen van angst. Welnu! Die anti-nazi, die fatsoenlijkste der denkbare Duitschers, die leerling van me voor wien ik een onfeilbare Autoriteit was, een Afgod, – gedurende vier jaren heb ik mijn best gedaan om hem in zijn patriottische ziel te demoraliseeren en het is me nièt gelukt! Ziedaar, dunkt me, een staaltje van den Duitschen geest en van het Duitsche gevaar.

En wat zeg je van 't Russisch gevaar? Van 't Amerikaansche gevaar? De twee wereld-oorlogen zijn gevoerd zonder een greintje genie, noch aan den eenen, noch aan den anderen kant. De Grieken versloegen het millioenen-leger en vloot der Perzen, die materieel perfect waren toegerust. Ook nu zijn zulke overwinningen nog mogelijk. (Wat niemand gelooft natuurlijk.) Maar dan is er genie. En dan is er ook een eeuw van Pericles.

Mijn lieve Santa Clara Santa Scholastica ik schijn een beetje erg ver van je af te zijn. Wat zeg je van mijn pietepeuterige lettertjes? Foeter je niet? Merci: Ik kan je alleen maar een zoentje geven op je kleinen teen, den linker. Goede nacht; rust zacht!

Maandag 4 Maart

Vanmorgen in mijn hermitage je brieven van 26 en 28 Febr. – ± 400 woorden achter den boeg. Dat begint er uit te zien als "de fabriek"!!

En waarom zou je mij niet kunnen volgen "achter de schermen"? Altijd bekommerd, ondanks de orders van je soeverein, en ondanks het Evangelie dat je me citeert?? Met alle zorgen zul jij je niet langer of korter maken dan je bent, staat daar geschreven! En waarom zou de lezer mij niet kunnen volgen op het terrein van den scheppenden kunstenaar, dat het gebied is van Heer Halewijn? Ik blijf lyrisch en reëel. In mijn eerste jeugd heb ik artikelen vervaardigd onder het pseudoniem Frank Halewijn!!!

Wat een mal idee van je, die biecht-der-verloofde! Iets dergelijks zou nooit in mijn kop zijn opgekomen. Je maakt me nieuwsgierig! En nog wel op ons grasperk, te midden der margarieten! Alsof er dan iets anders bestaan kan dan het heden! Maar ik biecht reeds vijf maanden. Als jij wat op je hart hebt – en wat je hindert – en wat je denkt dat ik weten moet – stel je voor! – vertel het me dan nu! Drommelsch!

Dat Fritz is inderdaad een vreeselijke naam vooral in gefranciseerde ooren, waar Fritz synoniem werd van Boche en Mof! Triest die grijze toon. Ik voor mij had liever een schreeuw. Of een zachte melodie.

Tot vanavond. Een zoentje op je grooten teen! Breng hem een beetje verder, je Matthijs! qui aime t'aimer.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA