MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460203b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 3-4 februari 1946

3 Febr. '46

Lieve Matthijs, naar aanleiding van Blasius vertelde ik J. van je croup – hoe was dat eigenlijk, heeft je moeder je toen, ziek en wel, naar de kerk gedragen? En was je toen beter? Croup is heel gevaarlijk, is 't niet?

Als vervolg op wat ik laatst overschreef, nog een stukje uit Moeder's dagboek. Dec. '94: "Ik geloof, dat voor zoover er iets zeker is, ik zeker zijn kan van den band die ons bindt; zooveel stormen zijn tusschen ons door geloeid, zooveel bittere woorden gezegd, zooveel pijnlijke aandoeningen en misverstanden tusschen ons geweest, en telkens inniger hechten wij aaneen, telkens warmer sluiten wij ons aan. De bange strijd die mijn lieveling doorwoelde: dat hij kiezen moest tusschen zijn verleden en zijn toekomst, tusschen zijn ouders en mij, tusschen zijn kunst en zijn liefde is nu geloof ik geëindigd, hij heeft nu gezien dat het oude en het nieuwe zich aaneen kunnen schakelen zonder breuk." Dit was helaas te idealistisch gezien. Pappie had het opgegeven met haar te redetwisten, hij had het gevoel dat het fatum zich aan hem voltrok, dat hij niet meer terug kon, hij had den strijd opgegeven, maar de strijd was niet beslist. Een half jaar later, vlak voor ze gingen trouwen, heeft hij nog een poging gedaan haar zijn standpunt duidelijk te maken, maar met zwakke krachten – hij kon tegen haar niet op.

Zij schrijft ook: "Ik zou voor hem willen zijn de altijd uitgeruste en kalmeerende gezellin, deelende in alles wat in hem omgaat, sprekende met hem over wat hem het liefste en naaste is, hoorende naar hem en zijnde een opwekking en een teederheid tevens." Waàrom is dat niet gelukt? Ontzettend droevig, vind je niet? Pappie heeft haar onbuigzaam, Protestant gevonden; en als je dit zoo leest, is het toch lief en vol overgave. Aan den eenen kant heeft zij tè weinig voor zichzelf gevraagd en aan den anderen kant is zij te onbuigzaam geweest.

Merkwaardig is ook wel dit: Pappie aan Timmerman Jan. '95 "De duitenkwestie, daar komt alles op neer. Als ik daar geen zorg over had zou ik niet onrustig zijn. Waarom kan ik ook niet op een geregelde manier mijn brood verdienen." (Hij was toen net weg den Bosch en moest zien aan privaatlessen te komen.) "Maar dat zal wel komen. Als je getrouwd bent, moet je toch, zooals de joden zeggen "iets om handen hebben". Het andere leven is het cellen-leven, dat in de maatschappij zonder veel geld niet te vinden is. En ook dat is onbevredigend op den duur. Dat weet ik, het is een staag zichzelf verbranden. Ik begrijp niet hoe jij mij een "echte geleerde" kunt noemen. Dat is Naber of Valeton. Kerel ik ben een muzikant, een slechte misschien, maar toch een muzikant. Dat zul je zien als ik eens kapelmeester ben. – De Gysbrecht was dun. Muziek van Zweers viel mij zeer mee. Goed vond ik ze niet, vooral de koren niet. Maar toch veel muzikaler en beter dan ik verwacht had. Het succes was enorm. Het was juist adequaat aan de tegenwoordige hoogte van 't publiek. Voorlopig kan ik mijn muziek nog thuis houden." Leuk, hè? Het is kwart voor 12, ik ga slapen (heb dit in bed gepend).

Nee, dit nog: Pappie aan de Graaf (Febr. '95) "Ik geef nu een paar uur les, ga een kamer betrekken, en loop zoekende naar ketenen om mij aan het algemeen-materieele leven vast te binden, hopende daarop later weder zooniet het bovennatuurlijke dan toch het gelouterd-natuurlijke te kunnen bouwen."

Dit is nu wel een beetje "litteratuur" misschien, maar hij meende het toch, hoe moeilijk, ontzettend moeilijk met zoo'n man te trouwen!

Aan Moeder: "Ik ben naar Cateau Esser gegaan om iets over het Concertgebouw te weten te komen, daar in de krant had gestaan dat Kes wegging. Het leek haar natuurlijk onmogelijk dat ik dat zou kunnen krijgen, ook dat ik de geschiktheid zou hebben om met al dat virtuosengebroed behoorlijk om te springen. Maar zij bood dadelijk aan een van de bestuurderen om een onderhoud te vragen en hem dan op mij opmerkzaam te maken voor de betrekking van 2de directeur."

En verder: "O kindje als er nog eens een redelijk bestaantje als sofist voor je jongetje te vinden was en hij dan overigens als vermomde muziektyran kon rondgaan met het kleine teedere makkertje naast zich, hoe heerlijk zou dat wezen." Je moest het ze nog eens kunnen laten overdoen...

4 Febr. 's ochtends.

Even rechtzetten over het "braaf vinden": ik had een schakel overgeslagen, ik bedoelde dat je het braaf zou vinden dat ik niet zeurde over het niks krijgen Zaterdag en dat ik de teleurstelling moduleerde naar het verheugen op 2 brieven Maandag. Zooals jij het begrepen had, was het inderdaad flauw.

Ik geloof dat als je aan het vrijen bent geweest en je hebt lust het te vertellen, dat je het dan maar doen moet, het lijkt me voor mij wel goed er maar aan te wennen.

Het was niet op het gezicht, door de oogen, dat ik de chromatiek van de zangstem van Le Balcon melancholiek vond, het was alleen door het gehoor. Maar het is natuurlijk mogelijk dat op den duur anders te gaan hooren. Alleen herinner ik me dat je vroeger, vóór A.'s dood, àltìjd iets van een kreet, iets van verscheurdheid in je had – dat zei je zelf, en pas na haar dood heeft zij je die lichtheid gegeven, die je nu hebt. Het is dus mogelijk dat, er tegen je wil in, een zekere melancholie in aanwezig is. We zullen het er nog over hebben. In het soort accoorden zag ik overeenkomst met La Veille. Heeft Anny nog genoten van het lied? Kon jij het voorspelen, zoodat zij het zich goed voorstellen kon? Die copie heb je toch nu gemaakt? Of al eerder? Dat is niet heelemaal duidelijk in je brief.

's middags.

Dag lieve schattebout, ik moet nog 1½ u. les geven, zie er tegen op omdat ik moe ben van 2½ u. repeteeren (en kletsen) met Bertus; ik had net even tijd tusschendoor om me te recreëeren met het overlezen van je brief en hier een eind aan te draaien. Ik heb aan Bertus tulpjes meegegeven voor zijn geliefde Leentje, die vandaag jarig is – een bof dat hij juist vandaag kwam repeteeren en ik mij er zoo van af kon maken (zij wonen n.l. heel ver ook, vlak bij de Amstel). Nu Woensdag de H. Dorothea en Vrijdag Pipelare!1 Met teederheid denkt aan je

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Bijnaam die Diepenbrock aan Vermeulen had gegeven, naar de uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige renaissance-componist Matthaeus Pipelare.