L.B.W. Jongkees
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 4 februari 1967
4 Februari.
Zeer Geachte Heer Van der Meulen,
Terug van een reis kreeg ik gisteren Uw artikel in de Groene Amsterdammer in handen. Dat de barre ziekte, waarover U rept in de aanvangsregel, U heel veel leed bezorgt, weet ik en het bedroeft mij zeer, dat ik niet veel meer voor U heb kunnen doen, maar aan de andere kant ben ik erg verheugd te bemerken hoe ongeschonden helder Uw geest gebleven is en hoe het oude Matthijs Vermeulen vuur, dat ik altijd zo heb bewonderd, nog in volle gloed aanwezig is. Wat ben ik blij dat U Uw pen ten dienste hebt gesteld van instellingen en personen, die door een klein aantal luidruchtige rancuneuze jongens, wier musische gaven op zijn zachtst gezegd nog onbewezen zijn, op een bijna ridicuul burgerlijke manier worden aangevallen
Bravo. Ook in pijn en tegenspoed blijft een man een man.
Ik wens U in alle opzichten alle sterkte
Met gevoelens van oprechte hoogachting en respect.
L Jongkees.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA