MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19660215 Matthijs Vermeulen aan Thea Vermeulen-Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Vermeulen-Diepenbrock

Amsterdam, 15 februari 1966

Wilhelmina-Gasthuis

kamer 1

15 febr. 1966 ½12

Lieve liefste, om te proberen begin ik maar vast. Eerst dan wil je voor de millioenste keer zeggen welk een grote, goede schat je bent. Dat komt nog. Ik geloof ondertussen dat de leuningen van mijn stoeltje te nauw zijn voor de armen om er behoorlijk in te schrijven. Straks zal ik aan mijn tafel gaan zitten, of nog het andere stoeltje testen dat geen leuningen heeft. Het is wel opwekkender er zo maar bij te zitten, een beetje te hangen dan zo expres je te installeren, alsof je een daad begint, wat mij doet denken aan de tijd van de kritieken karwei. Tot mijn plezier merk ik dat het mij rustiger maakt, minder lood op het hart.

½2 op het stoeltje. Na ons afscheid de verrichtingen ondernomen met het plaatje. Nauwlijks bezig dacht ik eraan dat ik je had kunnen zien weggaan over het hele plein, en je nawuiven. Je hebt je stellig omgedraaid. Ik haastte mij naar het raam. Te laat helaas. Werkelijk helaas! Toen mijn zaken maar afgewerkt en daarna het glas druivensap gedronken. Kostelijk. Verzwolgen gewoon. Omdat ik dacht dat het mijn uurtje was, op bed gaan liggen. Het slaapje echter wou niet komen. Het was echt niet de schuld van het rumoer dat inderdaad niet ophoudt. Ik dacht aan jou. Hoe jammer dat ik dat weer gemist had. Dat nakijkje. Toch niet gestoord, ik. Nee, daarvoor ben jij te lief. Het berouwde me je teleurgesteld te hebben. Al is het nog zo eventjes. Met de woorden: we gaan onze tijd nu goed gebruiken, hief ik mij van mijn legerstede. Geen zin in de kranten. Geen zin in een boek. Ik pakte mijn blocnootje.

2 uur. Jij moet nu dicht bij huis zijn. Wat heerlijk en heel dikwijls kalmerend voor mij dat jij altijd zo'n onwrikbaar vertrouwen betoont in de loop der dingen die mij, die ons te wachten staan. Ik bezit dat vertrouwen misschien wel, voor een deel althans, maar zelfs wanneer ik het ronduit zou willen beamen, ik zou het niet durven uiten. Waarom niet? Misschien van wege de ontelbare tegenslagen die ik te incasseren heb gekregen, misschien niet van nature. Toch is er ook in mij een kern van onwrikbaarheid, uit vrees echter voor een dementi morrel ik daar graag aan en dat moet jou meestal wel lastig vallen om die ondermijningspogingen van mezelf onaandoenlijk te bekijken. Het zou een waar ongeluk zijn als 't bij jou anders was. Je bent een grote goeie schat. Blijf maar zo. Ik weet niet of ik op dit punt nog te veranderen ben. Proberen maar weer.

Ondertusschen is een jeugdig, stoer persoontje zich bij mij komen presenteren. Naam niet verstaan. Zij kwam een[s] kijken of zij mij ook wassen kon, maar ze zag wel (en zij keek mij aan) dat het niet hoefde! Het schijnt hier op de eerste verdieping toch een tikje deftiger te zijn dan op de begane grond. Zo juist bezoek gehad van een jonge dokter Bok, die met het oog op de narcose van morgen kwam informeren of zich in het gedrag van hart en longen wellicht veranderingen hadden voorgedaan. Ik heb hem gezegd dat alles zich nog in dezelfde goede toestand bevindt als in de herfst. Vertrouwen! Achteraf vraag ik me af: weet ik dat nou zo precies. Hij vond het goed.

Zo. Wij gaan wat uitblazen.

½ 4 Een kop thee gedronken en de krant doorgekeken. Tot mijn voldoening gezien dat de twee russische auteurs die clandestien de hatelijkste caricaturen op hun land publiceerden in het vijandige buitenland, veroordeeld zijn tot resp. 7 en 5 jaar werkkamp. Dat is niet te veel. Niets lijkt mij onrechtvaardiger en leelijker dan van een hoog streven dat zulke enorme successen boekte, enkel de caricaturale kant te willen opmerken, en niets lijkt mij bitterder voor een regering dan te moeten constateren dat eigen landslieden, onder het mom "vrijheid van het woord", zich voor zulk verraad verkopen aan huichelachtige tegenstanders.

Inmiddels is Dr Bok, een kleine, zeer donkere, pezige zuiderling met een paar instrumenten hier geweest om te controleren of mijn gezegden van straks stroken met de werkelijkheid. Hart en longen plus bloeddruk zijn in orde gebleken.

Even later klopt een nieuwe zuster aan met het verzoek om in een recipiënt dat zij mij toereikt een plasje te doen. Zij zal het resultaat over een poosje komen halen. Ik vervul de uitgesproken wens en kort daarop verschijnt een weer nieuwe zuster om het vrachtje in ontvangst te nemen. En terwijl ik op de helft was van [mijn] vorige zin, meldt zich nogmaals een nieuwe zuster voor een bloedprik. Zij heeft hem. Metterdaad wordt alles vlot aangepakt en er is ijver voor zes, zelfs bij mij.

De thee werd opgediend voor twee. Vriendelijk. Dan wordt het even een moment zielig dat de tweede ontbreekt. Maar dat ook is nog aardig.

Ik houd wederom een pauze. En ik drink een glas bosbessensap.

Kwart voor acht: Hè hè! Wat een drukke middag. Allemaal zijn ze nog eens op de proppen gekomen (uitgezonderd de grote bazen) maar nooit dezelfden, maar aan één stuk door anderen die wilden ingelicht worden over hetzelfde. Vak na het eten (mix en een bord gezeefde havermout) als toppunt de cardiogramster met haar band-recorder-ding. Het hielp niet dat ik zei wie er geweest waren; het moest. Het was hun opgedragen. Per slot de kleine Bok nog die beweerde dat er onder de papieren die prof. Jongkees morgen ter beschikking moest hebben, het relaas ontbrak van Roetier en of ik hem even wilde volgen in de Behandelkamer, het duurde maar tien minuten. Daar viel ik bijna nog in de handen van iemand die er blijkbaar niets mee te maken had, want toen ik mij toornig begon te tonen werd hij afgewimpeld door de kleine Bok. Iedereen scheen van een geval te willen profiteren zoveel als hij kon.

Wakker geschud te worden is misschien nog zo slecht niet. Ik heb alles maar genomen zoals het kwam, zonder me te verwonderen. Je zou soms gezegd hebben een klucht. Ten laatste heb ik me nog geschoren maar werd zelfs daarin gestoord, en nu zet ik stop.

Ik doe deze extra-slordige blaadjes in de gepostzegelde enveloppe die je me gegeven hebt. Voor 't geval je niet zoudt kunnen komen. Wat ik morgen middag na de operatie zal kunnen of niet kunnen is natuurlijk geheel onzeker. Vertrouwen. In ieder geval heb je dan een brief. En ook het hart van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA