MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19560407 C.W. Ritter aan Matthijs Vermeulen

C.W. Ritter

aan

Matthijs Vermeulen

Ellecom, 7 april 1956

7 April 1956

Hooggeachte Heer Vermeulen:

Schrikt U maar niet!, ik zal het verder bij dezen brief laten. Maar ik wilde U toch nog met een enkel woord danken voor Uw reactie op mijn epistel van 30 Maart en voor de vriendelijke terugzending van het nummer van "Traco", dat ik inderdaad gaarne terug ontving. Ik heb de "Groene" van 17 Maart besteld, ben er niet op geabonneerd omdat ik toch al te veel ongelezen moet laten wat mij intresseert. Merkwaardig is dat het nu juist Brahms' dubbelconcert is geweest, dat Uwe waardeering voor hem heeft omgewend, een opus dat zelfs in de oogen van overtuigde "Brahminen" (Nietzsche) nooit veel bewondering heeft mogen oogsten. Den grootschen Brahms ("the lion's paw", zooals Georg Henschel in zijn aardige boekje ergens zegt) ontmoet ik met nimmer verflauwend enthusiasme telkens opnieuw in zijn vioolconcert en het tweede pianoconcert; den milden Brahms in die derde "Sätze", verstopt in veel van zijn kamermuziek, half scherzi, half "Landler", waarmede, geloof ik, Beethoven is begonnen in zijn Zevende Symphonie, Schubert (laatste quartet, octet) hartveroverend is voortgegaan en Brahms zich voor mijn gevoel in zijn diepste wezen laat kennen. Nu ik dit schrijf, staat mij bijvoorbeeld dat prachtige scherzo-trio voor den geest uit zijn piano-trio in C-dur, opus 87. Maar in de sextetten en quintetten vindt men er ook van overweldigende bekoring.

Mijn protest tegen de verwerping van de "Ernste Gesänge" door de Amsterdamsche muziekmedewerkster in de Nieuwe Rotterdammer heb ik destijds aan de redactie voor muziek van dat blad gezonden, die het, zooals nu blijkt, naast zich heeft neergelegd. Ik heb mevrouw Vermeulen dus een onverdiend verwijt gemaakt, waarvoor ik wel mijn verontschuldiging aanbied.

Tot slot kan ik niet nalaten, een citaat aan dezen brief toe te voegen uit het voortreffelijke artikel van Fuller Maitland over Brahms in de "Encyclopaedia Britannica", waar hij het volgende zegt:

"His themes are always noble, and even from the point of view of emotional appeal their deep intensity of expression is of a kind which grows upon all who have once been awakened to their beauty, or have been at the pains to grasp the composer's characteristics of utterance........

"It is perfectly true that the mere accoustic effect of a passage was of far less importance to him than its inherent beauty, poetic import, or logical fitness in a definite scheme of development; and that often in his orchestral music the casual hearer receives an impression of complexity rather than of clearness, and is apt to imagine that the "thickness" of instrumentation is the result of clumsiness or carelessness. Such instances as the introduction to the finale of the first symphony, the close of the first movement of the second, what may be called the epilogue of the third, or the whole of the variations on a theme of Haydn, are not only marvels of delicate workmanship in regard to structure, but are instinct with the sense of the peculiar beauty and characteristics of each instrument."

Maar, reeds meer dan genoeg!

Met ware hoogachting gaarne de Uwe

C.W. Ritter

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA