MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19540131 A. Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Mr A. Diepenbrock pr.

aan

Matthijs Vermeulen

Aerdenhout, 31 januari 1954

31 Januari 1954

Beste Matthijs

Ik krijg nooit zulke brieven (behalve jouw vorige). Hartelijk dank; hoe is 't mogelijk dat je bij al je werk daarvoor tijd hebt. Het is alles waar, wat je schreef. Maar ik houd onnoemelijk veel van de menschen, ook van de protsers, die niet weten hoe on-menschelijk zij zijn. Ik heb alleen moeite met mannen, die hun vrouw met kinderen in de steek laten: er is hier een rijk heer die in zeven jaar vijf lieve kinderen bij zijn vrouw heeft verwekt, nu met zijn typiste leeft en de vrouw dwingt tot echtscheiding omdat hij één faux pas van haar (gedaan uit dépit over zijn ontrouw) kan bewijzen. Daar zijn geen woorden voor; een arme kerel die f 100. steelt in armoede gaat maandenlang de gevangenis in. Ik word hier beschouwd als specialist in huwelijksmoeilijkheden en dat maakt mij zoo beroerd. En mijn verprutst bourgeois-leven. Ik heb geprobeerd in een klooster te gaan (paters die werken in volksbuurten o.a.) maar ik ben te oud, zeggen zij (zij durven het niet aan en waarschijnlijk hebben ze gelijk). (Enfin, je zult mij wel weer eens met een keurige wagen (van de zaak) zien voor rijden; in elk geval verheug ik mij op een dag met Odilia naar Valkenveen of een ander oord van onstuimig vermaak.)

Wij zijn zóó beland in formalisme en burgerlijkheid, op eenige hard zwoegende Kapelaans en Pastoors in Amsterdam en Rotterdam na. In Amsterdam zijn er twee Fransche zusters in een woonschuit. Ze kenden de taal niet eens toen ze kwamen; ze doen niets dan/als goed zijn, overal helpen bij zieke moeders, met de wasch, en in elk huis. Men verafgoodt ze, communisten en allen. Dat is het eenige wat gebeuren moet, alles en iedereen helpen. Wel moeten de arme rijken ook geholpen worden en dat doe ik dan; ik ga er "gezellig eten" en probeer dan mijn "zielzorg" te plaatsen, tusschen de sigaren en de port door.

Maar ik meen het werkelijk: de tegengestelden in de prêtres-ouvriers moeten er ook zijn: pénétration chez (?) les capitalistes. (De prêtres-ouvriers in Frankrijk komt wel weer goed; het wàs wat slecht voorbereid; het maakt den indruk (Kroon in de Groene) dat het afgeloopen is, maar dat is niet zoo, God dank. Ik vertel je er wel eens over.)

Wat je schreef over je bekroond werk heb ik bij het lezen pas begrepen: 33 jaar geleden gecomponeerd. Je was dus volkomen je "tijd vooruit". Wat moet er in je zijn omgegaan, al die tijd en nog. Ik, die niets van muziek weet (ik durf geen gramofoon te koopen uit vrees, dat de muziek mij geheel in beslag zal gaan nemen) was zeer onder den indruk van je Symphonie die ik onder Flipse hoorde; helemaal niet "onbegrijpelijk", maar zeer direct en diep in de ziel dringend.

Ik geloof met jou – of geloof jij dat niet – dat het heil van de Russen komt; de Russen zullen over een eeuw Christenen zijn en ware Christenen: zij zullen beginnen (en zijn in zekeren zin al begonnen) met het oer-Christendom; ik houd niet van Stalin, Malenkof en Molotof maar meer en meer zal het ware Rusland òp komen en de katharsis brengen. Het geweld zal nièt komen. Dat was het eenige: als de oorlogsmiddelen zóó worden, dat zij ieders vernietiging brengen en iedereen dat weet, zal het oorlogvoeren ophouden: wat uit Christelijke beweegredenen niet gebeurde zal de vrees tot stand brengen. Ik begrijp nu iets van je meening over "Moskou" die ik vroeger als een groote kloof tusschen ons zag.

Het exemplaar van "L'Aventure de l'Esprit" zend ik je morgen per post terug. Ik had gehoopt gisteren (Zaterdag) te komen, maar er kwam een zieke en ik kon niet weg. Nu ben ik vooreerst weer de "weekeinden" bezet; ik moet dan meestal retraite geven of mijn zes "geloofsleerlingen" ontvangen. Maar ik zie uit naar een ontmoeting, zoo spoedig mogelijk. In het exemplaar zijn een aantal streepen; ik heb het indertijd grondig bestudeerd, vol bewondering, maar soms ook met groote droefheid (waarschijnlijk misverstand). Ik zal het adres van le Père Omez opspeuren.

Ik heb veel van je geduld gevraagd door dezen brief, die in 't geheel niet belangrijk is. Ik had je eenigszins naar waarde willen danken voor je innig meeleven, maar het is niets geworden dan wat gepraat. Ik gedenk jullie drieën dagelijks in de Mis met groote liefde.

Je raad tot een dagboek kan ik niet involgen: ik ben 's avonds zoo bekaf (elken dag om 5 uur opstaan) dat ik niets meer kan doen. Maar ik begrijp, wat je bedoelt; ik kom er wel weer door heen. Ik geef mijn onmacht aan God, aan Christus, die niet gekomen is voor de gezonden, die geen geneesheer noodig hebben en zoekt en zalig maakt "wat verloren was" en zei dat alléén kinderen Zijn Rijk zullen binnengaan. Dat geeft mij moed.

God zegene jullie,

dank ook aan Thea voor haar brief, die, op een andere manier mij ook veel goed deed.

Fons. pr.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA