MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19510319 W.L. Leclercq aan Matthijs Vermeulen

W.L. Leclercq

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 19 maart 1951

Amsterdam, 19 Maart 1951

Zeer geachte Heer Vermeulen,

Met veel genoegen las ik in Uw "Princiepen der Europese muziek" Uw beschouwing over de Gregoriaanse kerkzang, en ik heb mij afgevraagd of het U, evenals mij, zo hindert dat deze prachtige melodieën in de kerken en door de radio zo abominabel ten beste worden gegeven. Of men nu het ene koor hoort of het andere, of men een Requiem hoort of een Te Deum, het is allemaal precies hetzelfde hol geloei en lijmerig gezeur, met hevig drukken op de staartnoten en weeïg uitsterven van de laatste toon van elke phrase. Om van het afgrijselijk afhameren van psalmen en syllabische gezangen nog maar te zwijgen.

Omstreeks 1936 heeft pater Bruning, de leider van de Utrechtse school, een "Katechismus van de Kerkzang" het licht doen zien, waarin regels voorkwamen als: alle lettergrepen even lang zingen e.d. Ik heb naar aanleiding daarvan mijn hart eens uitgestort in het Gregoriusblad; pater Bruning werd daarover wel boos, maar weerlegde niets. Ik begin nu inderdaad te geloven dat deze Katechismus een funeste invloed heeft gehad en het zingen van Gregoriaans in ons hele land met een ondoorzichtige stroop overtrokken heeft. Want ik kan mij niet voorstellen dat iemand in deze manier van zingen enig pleizier heeft, noch de zangers, noch degenen die het moeten aanhoren. Daar ik aan Uw oordeel zeer veel waarde hecht, zou ik eigenlijk eens graag weten hoe U hierover denkt en of ik het zover mis heb, en vooral, of er niet iets aan te doen zou zijn. Het ergert mij bovenmate, dat deze schone gezangen zo mishandeld worden, met de beste bedoelingen vermoedelijk.

Als het U interesseert, wil ik U graag het bovengenoemde artikel in het Gregoriusblad eens ter inzage zenden.

Hoogachtend,

W.L. Leclercq

Herengracht 60 II

Amsterdam, C.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA