MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19500205 Peter Berman aan Matthijs Vermeulen

Peter Berman

aan

Matthijs Vermeulen

Eindhoven, 5 februari 1950

5-2-'50

Beste Matthijs,

Je schreef me een voor mij heerlijke brief. Hij maakte me gelukkig, – ook verlegen. – ik wil je beloven, in de toekomst je fraternité en je vertrouwen waard te zijn.

Wil je deze brief als een vervolg op de vorige beschouwen? Alles wat ik je over de Vierde Symphonie schreef, geldt nog sterker, nu mijn indrukken de tijd gehad hebben om te bezinken!

Toen de Vijfde Symphonie over de Hilversum II-zender werd uitgezonden, was de storing van de duits-russische zender, keihard er doorheen, erger dan ooit te voren. Ik heb hem hierdoor niet kunnen horen, het was een onbeschrijfelijk grote teleurstelling voor me; al geruime tijd ervóór was ik ongeveer in de toestand als toen Casadesus hier in Eindhoven, ik was toen 16, een concert zou geven – en dat zegt wat!

Ik heb je niet veel te vertellen over mijn studie enz., het is als bij zoveel andere jonge musici. Een paar van mijn het meest in het oog lopende gebreken zijn: gebrek aan concentratie-vermogen, slordigheid, en een niet àl te goed geheugen; ik doe werkelijk mijn best, ze weg te werken. Bijzondere kruiwagens of zeer invloedrijke connecties, zonder welke je er volgens sommige van mijn conservatoriumvrinden "niet kommen kan", heb ik niet, of, door mijn eigen schuld, niet meer. Ik draag als kostbare herinneringen met me mee het oordeel, dat 2 mensen voor wie ik uitzonderlijk veel respect heb, over me hadden gevormd; dat zijn Piet Tiggers, en mijnheer Dresden. Het was eigenlijk uitsluitend om mijnheer Dresden dat ik indertijd, ik was toen bijna 18 (overigens was het op diens aanraden, dat ik me geheel aan de muziekstudie ging wijden), naar het Haagse Kon. Conservatorium ging. Ik had als hoofdvak piano, en kreeg uitstekende lessen van Gerard Hengeveld. Mijn bijvak was Cello, zodat ik in het school-orkest kon meespelen, – ik heb daar veel aan gehad; celloles kreeg ik van M. Orobio de Castro! Van M.J. Lürsen en o.a. ook van M. Dresden kreeg ik theoretische lessen (van de laatste analyse, en later instrumentatie.) Met Piet Tiggers ben ik in 2 kampen waarin cursussen over volkslied, lekenmuziek etc. werden gegeven, in aanraking gekomen. Hiervoor heb ik, door de jeugdbeweging, heel veel belangstelling. – Ik ben nu 20, bijna 21 jaar. –

Nadat ik in de meeste theorie-vakken eindexamen had afgelegd, ging ik, op aanraden van mijnheer Dresden, extra hard piano studeren. Hij zei me, en ik geloof: terecht, dat ik vóór m'n directie-studie eerst een instrument, in mijn geval piano, zeer goed moest leren beheersen; vlak daarop werd ik ziek (Maart vorig jaar.) Mijn kwaal, een t.b.c.-aandoening van de longen, vraagt nogal wat tijd, zoals je weet; als alles goed gaat, kan ik misschien nog vóor het eind van dit jaar weer kalm aan beginnen. (Ik denk: dat "kalm-aan" zal het moeilijkste zijn!) Daarvóor ga ik een tijdje naar Italië! om volledig op krachten te komen. Gelukkig mag ik alweer eén en ander uitvoeren: ik leer italiaans, ik stuur af en toe contrapunt-oefeningen naar den heer Lürsen op (zonder muzikale waarde; – maar een uitstekende oefening in logisch en gedisciplineerd denken,) – en lees zo veel mogelijk: muziek; – over muziek; – en anders ook veel. Langzamerhand word ik me bewust hoe ontzettend weinig ik nog maar weet, hoe ontzettend veel schoons mij nog te wachten staat! Matthijs, wil je me schrijven, van welke boeken je zegt: die moet je lezen? Ik zal nog even wachtten, met je raad op dat gebied op te volgen – daarvoor ben ik nu nog te veel vervuld van 2 werken die ik de laatste tijd heb gelezen: Oorlog en Vrede van Tolstoj! en Les Thibault, van R. Martin Du Gard. Maar toch zal ik je zeer dankbaar zijn.

Over "later": het is plezierig eraan te denken: eerst Italië, en daarna. Ik weet niet, of ik terug zal gaan naar Den Haag: voor mijnheer Dresden is iemand als Hendrik Andriessen in de plaats gekomen, en voor de orkestklasse staat Jan Koetsier, die overigens ook de directielessen geeft. Aan de andere kant waren de lessen van Gerard Hengeveld en van M. Orobio de Castro uitstekend, en is het vervelend, iets niet af te maken. Wat denk jij? Den Haag – Amsterdam –particulier – buitenland (Parijs(!)), er zijn zoveel mogelijkheden en onmogelijkheden.

Het spijt me, dat het verhaal over mezelf veel langer is geworden, dan in mijn bedoeling lag. Nog dit: Voor ik naar het conservatorium ging heb ik o.a. les gehad van Wouter J. van den Berg. Ik heb in muzikaal, maar ook in ander opzicht veel aan hem te danken, en gelukkig heb ik nog steeds contact met hem. Hij zei mij over de houding tegenover mijn ziekte hetzelfde als jij, hoewel hij het niet zó indringend en scherp gesteld deed –; wat is het? – ik weet het niet – ik geloof, dat ik niet de rust kan opbrengen, misschien hangt het ook samen met de fouten, die ik je al noemde – in ieder geval: ik zie in, ik erken volkomen, dat je gelijk hebt, maar ik kan het niet op mezelf in toepassing brengen. Ik weet niet, hoe je dit op zult nemen, of je me nu een boze brief schrijft of iets anders wilt doen – ik heb je zo eerlijk mogelijk geschreven, hoe dit er bij mij voorstaat op 't ogenblik.

Ik heb je in mijn vorige brief niets geschreven over je boeken en artikelen. Misschien wel, omdat ik weet, dat er zovelen zijn, die van je zeggen: wat een manjifieke stijl, en wat een vorm (– niet eens de inhoud!) – maar z'n muziek..... enz. – Ik aarzel dus, je erover te schrijven. Maar toch: ik heb veel aan je boeken te danken, vooral aan het Avontuur van de Geest, en de Princiepen der Europese Muziek. Ik ben ook dankbaar, dat ik "Klankbord" en "de ene Grondtoon" heb gelezen ("De 2 muzieken"las ik nog niet) en werkelijk: iedere week is je Groene-artikel een gebeurtenis voor me: ik ben dankbaar en blij, dat je zó schoon iets van Bach's geest onder woorden weet te brengen, dat je me alvast iets laat proeven van wat me te wachten zal staan als ik naar een concert van Marie Thérèse Fourneau, (of een ander die ik nog nooit heb gehoord) zal gaan, of als je weer het Concertgebouworkest, van Beynum op zó'n manier in de herinnering terugroept; dat je me in zo grote mate je gave van bewonderen en verwonderen weet mede te delen.

je

Peter.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA