MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19480105 Flora Meyer aan Matthijs Vermeulen

Flora Meyer

aan

Matthijs Vermeulen

Coevorden, 5 januari 1948

Coevorden

V. Heutszsingel 31.

5/I/'48

Zeer geachte heer:

Het is naar aanleiding van Uw kleine artikeltje Muziek en verstand dat ik de vrijheid heb genomen U te schrijven, maar voor mijn pen in actie ging dacht ik: Hoeveel meer overheersend nog is het verstand dan ik meende toen ik dat artikel uithad, want zie, ik wil iemand schrijven, ik wil dat heel graag, maar nu ik moet beginnen kan ik verstandelijk niet goed opgeven wat daarvan de reden is, want eigenlijk heb ik niets aan deze woorden toe te voegen, noch ze te bestrijden, noch, naar mijn idee, ze te versterken. Als iets tegen het verstand in gaat is het, volgens ons verstand, on-zin, en dat is in onze maatschappij synoniem met onfatsoenlijk. – Maar vandaag wil ik me van het onfatsoen volgens-de-samenleving weinig aantrekken, en ik begin toch. En tegelijkertijd komt de eerste reden schuchter binnen, en gaat op de stoel het dichtst bij de deur zitten, in de schaduw! Zij mocht wel wat dichterbij komen, zij is zo heel belangrijk, des te belangrijker als ge weet dat ik allerminst hoor tot de goede, niet de pseudo, kenners van muziek. Ik durf er net zo veel over te zeggen als over de relativiteitstheorie, en mijn vak ligt in de alpha, niet aan de betakant. En ook, wat U misschien wel zo lief nog ware, hoor ik naar het gemoed niet bij Uw kleine zestien of zestien kleintjes. Een hele symfonie van Beethoven, uitgevoerd door het Concertgebouw, en ter plaatse gehoord, gaf mij een maal maar één sensatie: mitrailleur- en trommelgeluid. En naar welke banaliteiten ik onder de schoonste muziek kan afglijden zal ik U alleen niet vertellen omdat het opnoemen van nulliteiten nog nooit iemands vreugde heeft vergroot. – Denk daarbij als ge wilt echter wel een moment aan al de vertwijfelingen, onrust, eenzaamheid en hartstocht, die ons hart achterlaat als een bosbrand en wond, waaraan de normale soms is overgeleverd , en die horende doof maken.

Misschien denkt U na al deze woorden, mijnerzijds, dat de Uwe elke week voor mij dan verhelderend werken. Ja en nee. Om te beginnen lees ik Uw werk nog maar sinds heel kort, heel precies gezegd vanaf het eerste artikel over R. Mengelberg, en daarna doe ik het nog niet altijd. Het was waarachtig niet omdat in die drie artikelen zulk voortreffelijk Nederlands stond, al zou ik het al mijn leerlingen vanaf de 3de klas wel willen laten lezen, en al zei Donkersloot eens op een college, dat men nooit zo goed schrijft, als wanneer men verontwaardigd is. Maar de geest die daaruit spreekt voor een ander vervult hem met de grootste eerbied, het is of men ruim baan moet maken, en misschien wel zijn voeten ontschoeien... En deze schrijfwijze, zo regelrecht en onverbloemd, niet geremd door welke modezotheid ook, och de tak die ik wil grijpen hangt nog net even boven mijn hand, ik zou het U nog iets precieser willen schrijven, die is het geloof ik vooral die mij U doet lezen en het is vooral dit: Uw woorden, zo duidelijk van iemand die zelf bevrijd is, bevrijden een ander. En in wat een corset wringen wij ons zelf niet, al is het ook uit verdriet. Maar Uw woorden zijn zo eenvoudig, en daardoor zo spontaan, dat zij mij opvallen tussen de woorden van allerlei anderen, ook al spreken zij nog zo oprecht, geestdriftig of ernstig en ik luister voortdurend naar hen. – Laat ik het zo zeggen: Uw woorden komen uit zo'n heldere, frisse bron, dat ook wie geen begrip werkelijk heeft van muziek, behoefte heeft om te drinken. – Wij vinden vaak dat het leven ons te kort doet. Des te meer zaak is het, om dankbaar te zijn, voor alles wat ons vreugde geeft. Eindigend wil ik dit nog U schrijven: met een van mijn familieleden kan ik spreekwoordelijk slecht overweg. Van kindsaf aan. Een lichamelijke aanraking vermijden we op zijn minst, zo het ons niet zeer irriteert. Haar aanwezigheid stelt mijn zelfbeheersing altijd op de proef. Maar wanneer ik hoog in het huis bezig ben, en opeens de klanken van haar muziek omhoog stijgen, dan is het voor mij of het zachtjes begint te regenen, zoals het alleen maar regenen kan in Mei, mild en goed. Ik dank U, voor wat ik van U mocht lezen, ik hoop dat ik nog vaak Uw woorden mag lezen.

Hoogachtend,

Flora Meyer

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA