MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19470331 Fred. Goldbeck aan Matthijs Vermeulen

Fred. Goldbeck

aan

Matthijs Vermeulen

Parijs, 31 maart 1947

Parijs, 31 Maart 1947

Open brief

aan den muziekcriticus van

"De Groene Amsterdammer"

"Vergeetachtigheid is niet altijd vergeeflijk"

Willem Pijper

Geachte Collega,

De voorkeur te geven aan de jeugdwerken van een componist boven zijn latere en rijpere verklankingen is een kwestie van smaak – hierover valt niet te twisten. Evenmin over de stelling dat "Pijper een eigen wezen had kunnen organiseeren met de gegevens die hij nam bij Mahler": dit is een zuiver biographisch en psychologisch probleem.

Ik zal het ook niet hebben over Uw verwonderlijke generaliseeringen ten aanzien van de tendenzen der naoorlogsche componisten. Het is de taak der critiek de verwarrende menigvuldigheid van het moderne muziekleven in synthese te brengen. Iedere criticus moet het met zijn geweten uitmaken, of het mogelijk is, dit met één of twee algemeene denkbeelden klaar te spelen; en elke lezer kan hier zelf oordeelen of hij met een scherpzinnige analyse, dan wel met een oppervlakkig aperçu heeft te maken.

Bij het open graf van Willem Pijper de aandacht van den lezer er op te vestigen, dat "zonder eenigen twijfel ook de dood interessant is, en de verveling", "maar dat wij de zon nog zien, enz. " – dat is grof besnaard, pharizeesch sarcasme, en alweer een kwestie van smaak... Maar het is iets geheel anders, als U Pijper bedoelingen en theorieën in de schoenen schuift, die lijnrecht indruischen tegen alles wat hij ooit heeft geuit: "Pijper zou antwoorden", "Pijper zou zeggen: Een molecule inkt is buitensporig interessant, even interessant als de gansche cosmos." Pardon, Collega, dat zou Pijper niet zeggen. Hij heeft, meer dan eens, precies het tegendeel gezegd. En ik zal ten behoeve van Uw lezers enkele zinnen van hem aanhalen: Quinten-Cirkel, pag. 128: "Wij zullen Debussy's les verstaan hebben als ook wij, in onze muziekstukken, zullen toonen, dat niets eeuwig is, tenzij de tijdelooze ontroering." – Ibid. pag. 34: "Wij zoeken bewust of onbewust ontroering in het spel der klanken." Nog duidelijker, pag 40: "Men [dat is: de epigonen] componeert maar al te vaak gelijk men patience speelt, schaakt, boekhoudt of schoenen poetst." En (pag. 42): "Wij musiceeren als componisten, wanneer wij de behoefte hebben de in ons stroomende krachten tot buiten ons staande werkelijkheid te maken."

Dàt heeft Willem Pijper gezegd, dikwijls gezegd. U rekent hem tot de "curieuze intelligenties die de psyche verwaarloosden." Ik kan daaruit slechts opmaken dat U de opstellen van Pijper – met uitzondering natuurlijk van het artikel van 10 October 1936 – totaal moet hebben vergeten, en, dat zijn muziek voor U een gesloten boek is gebleven.

Inderdaad, de expressie van Psyche en ontroering, van "het hart", zijn in die muziek haast altijd verscholen achter het speelsch-muzikanteske, achter klank- en vorm-experimenten, achter ironie en ontgoocheling. Voor velen van ons is deze kunst daardoor niet minder ontroerend – in tegendeel.

Voor U kan psyche zich slechts openbaren "in den oer-ouden, immer-nieuwen zang die geen scepsis kent, geen ironie."

Het staat U vrij van meening te zijn, dat in een door en door ontwrichten tijd zulk een zang kan ontwaken. Het staat U vrij leege zalen te beschouwen, als een argument tegen de psychische waarde van een muziek, en alle spanningen en conflicten in de Kunst van heden te reduceeren tot de simpele formule "inkt contra hart". Het staat U zelfs vrij voor adepten van een ziellooze en ontzielde muziek uit te maken wie andere wegen gaat dan Uw weg naar het Kinderland waar Sinterklaas en zwarte Piet gereed staan met "oeroude immer nieuwe" geschenken voor de vroomhartigen, en de inktpot voor de gesophisticeerden.

Maar het staat U niet vrij ter bevestiging ex absurdo van Uwe ideeën, een Willem Pijper dwaze antwoorden en kinderachtige "spitsvondigheden" in den mond te leggen.

Ik verblijf, geachte Collega, met de meeste hoogachting,

Uw steeds d.d.

Fred. Goldbeck

Fred. Goldbeck

12, rue Emile Duclaux – XVe

Parijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA