MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460628 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 28-29 juni 1946

28 Juni '46

Op een concert. Verleden week Vrijdag knipte ik een stukkie van me uit de krant en schreef er den datum op: 21 Juli. Toen merkte ik het en vanaf dien dag heb ik de n in eere hersteld. Jij bent het dus niet die me uit mijn somnambulisme gewekt hebt. Ik denk dat het een behept-zijn is met de dingen die er allemaal nog gebeuren moeten voor 16 Juli. Wat ik nu b.v. bedacht heb, is dat ik werk moet maken van vergunningen voor allerlei distributie-dingen; al heb ik er zelf misschien niet veel van noodig, het is toch te gek om het te laten loopen, want andere menschen zijn er misschien weer erg mee geholpen. Ik moet daarvoor aan een afschrift van de ondertrouw zien te komen. Verder is nu gebleken dat ik 11 Juli kwijt zal zijn aan dien Eereraad. Heb ik je geschreven dat ik hoop had dat het heele Eereraadje kon komen te vervallen? De Gemeentelijke Opera is opgeheven en ik dacht dat een herzuivering van enkele leden dier Opera misschien overbodig was geworden, omdat een nieuwe onderneming nu beginnen gaat. Maar het schijnt dat de solisten, die natuurlijk ook weer in die nieuwe Opera-Stichting gaan meedoen, toch staan op hun definitieve zuivering. 10, 11 en 12 Juli (Radio) ben ik dus kwijt voor andere bezigheden. Ik hoop nu maar dat met die zuivering niet meer dan 1 dag gemoeid is. Het zal wel allang vaststaan dat die menschen met een berisping naar huis gestuurd zullen worden.

Ik ben benieuwd wat de Groene gedaan heeft met het slot van je 2e artikel. Wat mij betreft hoop ik dat zij het weggelaten hebben. Hier heerscht n.l. de meest matelooze tolerantie jegens collaborateurs, het is echt niet noodig daartoe de menschen nog eens op te wekken. Vanochtend heb ik je 3e stuk gelezen, bij Puckie, wachtend op de behandeling. Het toegevoegde slot, jouw kijk op het ongeluk van het menschdom was absoluut noodzakelijk. Want de feiten zijn per slot al erg bekend. Jou was misschien in dat boek nieuw de hulp van de gedeporteerden zelf aan de S.S.? Dien indruk kreeg ik onder het lezen van je stuk. Wij hebben dat probleem hier in Amsterdam zeer van nabij meegemaakt met den Joodschen Raad, die trachtte "te redden wat te redden viel", "om erger te voorkomen", en die intusschen toch maar den Moffen alle gegevens in de hand speelde. Toen ik voor het eerst iemand sprak uit een Jodenkamp, die met een effen gezicht zei: "Ja, die hebben we doorgestuurd", ben ik daar ook ondersteboven van geweest. Het instinct van zelfbehoud is blijkbaar zoo enorm in den mensch, dat hij met gemak een ander naar de gaskamers stuurt als hij er zichzelf uitdraaien kan. Het is rampzalig.

Dat korte briefje van Woensdag middag kreeg ik vanochtend al, de brief van Dinsdag vanmiddag. Het is waar dat Pijper's Gids-artikel ook niet goed doorgedacht is. Er hapert toch iets aan die hersens. Van Andriessen geloof ik niet dat je gelijk hebt als je zegt dat hij probeert zijn gedachte kalm en rigoureus te ontvouwen. Hij probeert dat niet. Hij heeft een gevoel van bewondering in zich en dat tracht hij onder woorden te brengen met behoud van de lyrische stemming, waarin hij zich door zijn bewondering bevindt. Lauda Sion vind ik ook wel mooi. J. en ik hadden het er juist nog over. Zij vindt het hinderlijk doceerend en dogmatisch. Heelemaal geen poëzie. Ik heb dat vroeger ook wel eens gevonden, maar vond er juist dit jaar weer die mooie vereeniging van stelselmatig denken èn gevoel in. Wat zielig dat het zoo slecht met den D.A. is afgeloopen!

Geweldig dat je in één dag de rommel van 10 jaar hebt opgeruimd. Dat zou ik je niet nadoen. Het gemak was zeker dat àlles weg kon. Ik heb geen last van een splitsing als jij beschrijft. Voor een vrouw zijn al zulke geestlooze werken zoo normaal.

Ik heb vandaag nog heel mooie blommen gekregen van een leerling van J. en haar moeder, bij wie we wel eens logeeren en huisconcerten gegeven hebben, in Groenekan.1 Vanavond vóór het concert ben ik ons verhaal gaan vertellen aan een Joodschen vriend van me die teruggekomen is uit Auschwitz – Zijn vrouw en kinderen zijn vergast, dat heb ik je wel eens geschreven. Hij is nu getrouwd met een jonge vrouw die hij uit de kampen kent.2 Zij is 18 jaar jonger dan hij! Hij voelde dus (!) alles voor onze combinatie. Er was altijd nog baas boven baas zei hij, want een oom van hem was 21 jaar ouder dan zijn vrouw! Wij hebben een heel hartelijk gevoel voor elkaar, hij en ik. Hij heet Simon; Joanna en ik zeggen S.I., naar zijn voorletters. In zijn studententijd is er een versje op hem gemaakt, dat zoo begint: ik ben de Vries, S.I., S.I., / ik ben een groot muziekgenie. Hij speelt n.l. uitstekend viool en is heel muzikaal. Ik heb in mijn jonge jaren los en vast met hem doorgespeeld, of het Hindemith was of Tailleferre of Prokofieff of een andere moderneling, we lazen het allemaal van blad en hadden er subiet een oordeel over. Toen ik zei dat ik trouwen ging met M.V. zei hij niets anders dan: reusachtig. Zij waren beide ook alweer verheugd erover.

Ik heb vandaag eindelijk van de hoeden-mevrouw mijn reishoedje gekregen. Het concert is uit. Vind je het niet een prestatie om zooveel te kalken onder ieders oog?

Thuis. Even nog vertellen dat de meneer van de post me vandaag een heel pakje antw. coupons verkocht heeft, zoomaar uit zichzelf, terwijl het heelemaal niet mag. Ik bedankte hem ervoor en toen zei hij: geheel tot uw dienst. Dat vond ik zeer hoffelijk voor een Noord-Nederlander.

Zaterdag.

Dank, mijn souverein, voor je meer dan lieve ondertrouw-brief. Un tas de petits baisers de ta Théa

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Bedoeld zijn Agaath Kaars Sijpestein en haar moeder Liesbeth Kaars Sijpestein -Cnoop Koopmans.
  2. S.I. (Simon) de Vries was arts, zijn tweede vrouw heette Bertha.