MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460608 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 8-9 juni 1946

8 Juni '46

Lieve Matthijs, vanochtend in de kerk was ik toevallig vlak bij een biechtstoel gaan zitten; het was echt toeval, want hoewel ik me dezer dagen voorgenomen had om nog te gaan biechten vóór Pinksteren (om mezelf iets vervelends op te leggen), was ik het vanochtend totaal vergeten, en toen de kapelaan me kwam vragen of ik wilde biechten had ik er niet over nagedacht en zei dus van niet. Maar eenmaal weer eraan herinnerd, dacht ik: over welken boeg zal ik het nu eens gooien? Dat ik nog zoo weinig gevorderd ben, dacht ik, in mijn pogingen tot eenig ascetisme, tot zelfoverwinning, dat ik zoo dikwijls in het goede voornemen blijf steken en halverwege alweer een excuus voor mezelf klaar heb. Ik moest nu toch eens probeeren om alle vervelendigheidjes zonder zweem van zelfbeklag te aanvaarden en ik moest dat nu in deze dagen speciaal doen om J. te helpen, een geestelijke activiteit opbrengen dus die haar ten goede kan komen. – Zoo heb ik het vandaag dan maar opgevat dat er geen brief van je kwam. Het is ontzettend oneconomisch, deze 3 dagen zonder brief, want nu juist had ik plenty tijd, terwijl ik het Dinsdag en de volgende dagen erg druk heb. Ook zijn 3 dagen alleen thuis en zonder brief ineens een beetje lang. Het is dus wel een strop dat na de ochtend-teleurstelling ook vanmiddag niets kwam, maar ik wìl me niet beklagen, en dat is me tot nu toe ook nog gelukt: ik schrijf het je wel, maar ik beklaag me niet. Die Pinksterdagen, als er hier geen lichting is, zullen bij jou ook weer een flinke stremming veroorzaken. Maar de laatse 4 weken (!) zal het dan wel weer vlot loopen.

Het K.L.M.-pakje, dat ik vanmiddag wegbracht, is een onnoozel pakje. Ik had het misschien beter kunnen laten, nu ik geen margarine en/of kaas had kunnen bemachtigen, maar ik had het roggebroodje al gekocht en aangezien de postpakketten zoo langzaam gaan, wilde ik je ook wat pea-soup met een snelle verbinding sturen. Wat zeg je van dat gekke pyama-broekje? Het is een overblijfsel van een onderduiker, die het nooit is komen halen; na een jaar vrede dacht ik kon ik het wel als verbeurd verklaard beschouwen. We kunnen dien man niet achterhalen, we weten niet waar hij uithangt. Hij was niet bij ons ondergedoken, hij had alleen ons adres op een valsch persoonsbewijs staan en voor geval van een huiszoeking hadden we op dat logeerkamertje altijd een opgemaakt bed en een vuile handdoek en een tandenborstel en ook dit schoone kleedingstuk. Of er nooit een jasje bij is geweest, kan ik me niet herinneren. Kan je erin? het ziet er klein uit, en het zal niet lang meegaan met al die lappen. Tot mijn spijt heb ik geen vet kunnen sturen; iemand had me bonnen zullen brengen, maar zij is niet verschenen. Het gaat hier nogal achteruit met eten: we krijgen b.v. geen suiker tot Augustus en de brood- en aardappelpositie is precair, stond vanavond in de krant. Hoe dat komt weet ik niet, ook wel door de vele stakingen, denk ik.

Ik heb vanavond Betsie bezocht in het ziekenhuis. Zij had mij een briefje geschreven met allerlei kraamvrouw-mededeelingen. Ik vond het tegelijk wel goeiïg en ook een beetje stijlloos (om dat allemaal aan een ongetrouwde vriendin te schrijven) en ik vond er een aanleiding in om haar iets van jou-en-mij te vertellen teneinde die stijlloosheid weer een beetje op te heffen. Maar er is niet van gekomen. Het bezoekuur was maar een half uur en eerst praatte zij een heeleboel en het ineens rutsch-rutsch te zeggen, dat ging me niet af. Misschien ga ik er morgen nog even heen – haar man is uit de stad en zij vindt het dus misschien wel gezellig; ik kan dan nog zien of het komt. Sandra is er bepaald op uit om wat van me te weten te komen; voor 2den Pinksterdag heeft ze me in haar netten gevangen! Zoo breidt het kringetje zich dan langzaam-aan uit en aan de "tantes" en H.E. zal ik ook eens moeten gelooven...

Matthijs lief, moet ik eigenlijk lakens meebrengen? Zeg het me bijtijds, want dan stuur ik ze misschien in een pakje, omdat het altijd nogal zwaar is in een koffer.

Het is kwart voor 11 – ik ga nog even naar mijn waschje kijken op het balcon en dan naar bed. Donne-moi l'amour zeg ik nu tot den H. Geest. Pinksteren is een heerlijk feest. Ik ben benieuwd of er morgen wat van mijn stemming terecht komt, ik ben tenminste niet zoo doodmoe als met Paschen. Bonne nuit, cher M. Honnepon.

Pinksteren.

Heel rustig dagje, Mme Honnepon best tevreden. Eerst Hoogmis vanochtend, na het ontbijt een beetje gesnuffeld in de paperassen voor het eereraadje, toen gekookt en de keuken wat opgeruimd, van 1¼-3¼ Greet, daarna geslapen, weer "zuivering", toen gestudeerd en zooeven gesoupeerd. Greet weet nu dat jij het bent! Zoo gaat het voetje voor voetje. Zij vroeg: wanneer trouw je nou en heb je al een visum? Ik zei: een visum heb ik niet noodig. Dan is 't Frankrijk, zei ze, dan weet ik ook wie het is. Zij is nu van alles op de hoogte behalve van het geval '16-'17. Ik dacht: als het haar misschien niet ter oore komt, hoef ik dat Moeder niet aan te doen. Om mezelf zou het me niet kunnen schelen om het haar te vertellen. Ik heb haar wel gezegd dat je gebrouilleerd geweest was met Pappie, om haar mijn "weerstanden" duidelijk te maken tegenover de "tantes" en te doen begrijpen waarom ik zoo geheimzinnig bleef ook tegenover haar en andere vriendinnen (omdat je nooit weet hoe iets uitlekt.) Sinds Greet dien strijd gestreden heeft in zichzelf om Peter, is zij een ander mensch geworden, veel menschelijker en wijzer en opener voor een ander. Als je haar vandaag had meegemaakt, zou het je niet tegen de keer geweest zijn dat ik er met haar zoo intiem over sprak. Ze was erg voor de "4 veldwachters"1 en van die 17000 huizen waar we niet konden wonen omdat ze er niet zijn, vond ze eenig, en zoo is ze al erg voor je gewonnen (arme Matthijs!).

11.15

Straks nog eens gestudeerd, voor H.E. gewerkt en toen naar Hilda [Laarman], de oude schoolvriendin in de Vondelstr. gegaan. Ze had een boek te leen gevraagd en had gezegd dat ze het wel kwam halen, maar een wandelingetje door het Vondelpark lokte me wel aan. Nadat ik een praatje bij haar gemaakt had, zei ze dat ze me een stuk naar huis zou brengen en toen ze ook weer – zooals iedereen – met aandrang vroeg naar onze vacantie en of we naar Frankrijk gingen (waar blijkbaar al eens sprake van was geweest) heb ik het haar ook verteld. Al dolende door het duister wordende park hebben wij er een heelen tijd heel prettig over gepraat. Zij was uiterst verbaasd en had er eerst een beetje een zwaar hoofd in dat wij elkaar zoo weinig kenden in levenden lijve, maar allengs werd zij toch overtuigd dat het zoo moest zijn. – Nu morgen nog een braaf briefloos dagje en dan komt er weer een hoop liefs van Matthijs. Ik ga nu met je slapen, niet mèt je – daar is mijn stemming niet naar – maar met veel zachte gedachten naar je.

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Volgens Vermeulens opvattingen zouden simpelweg vier veldwachters kunnen optreden als getuigen bij hun huwelijk.