MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460512 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 12-13 mei 1946

12 Mei '46

Liefste Matthijs, het was vandaag weer eerder een vol dagje. Ik zit nu op een vervelend koorconcert en 5 min. geleden was ik nog thuis om thee te geven aan een 20tal brave lieden die daar aanwezig waren om naar een lezing te luisteren. J. is naar Rotterdam, morgenochtend vroeg repetitie voor Elektra ('s avonds de Diepenbr herdenking). Ze is op de fiets naar het station gegaan – ik heb je dat nog niet verteld, dat we van Maas een binnen- en buitenband, door hem uit Engeland meegebracht, hebben kunnen koopen; nu is mijn fietsje weer compleet, want er zat nog een massieve voorband op. Het is een zaligheid om gauw het een en ander te kunnen doen en je ook op Zondag te kunnen bewegen (dan rijden er geen trams). Het eerste wat ik ermee gedaan heb was de tocht naar het Bev. Register, dat tegenwoordig in Artis gevestigd is en dus ver weg is.

Die lezing thuis gaat uit van een vereeniging voor bekeerlingen en niet-Katholieken, die eens per maand in particuliere huizen bijeenkomt. Het heele jaar door is ons al iedere maand gevraagd of het bij ons kon zijn en iedere keer kon het heelemaal niet. Deze keer kwam het ook lastig uit – ik wist vantevoren niet dat ik nog naar dit concert moest, maar ik wist wel dat J. er niet zou zijn – maar weèr te zeggen: het spijt ons wel, maar het gaat niet, was wel moeilijk. Vanochtend hebben we dus het atelier daarvoor in orde gemaakt en de kopjes. En daarna zijn we naar een Mis gegaan waar een Fransche Dominicaan sprak, een man uit de Résistance, een innige en zeker innerlijk ook heel vurige, maar niet meesleepende man.

Aan het eind van den middag zijn we naar de verjaarspartij geweest van Anke Schierbeek, de derde van de oude vriendinnen des huizes. Zij is nog lang geen 80, pas 68, maar hoort bij het groepje oude "tantes".

Daarvoor heb ik het 1e deel van de Matth.-P. gehoord onder de Vocht (uit België) die voor v. Beinum is ingevallen. (v. Beinum is overwerkt door alle tournees) Aangezien ik met die Naardensche uitv. door mijn afbrekende kritiekje me zooveel vijanden gemaakt heb en er tegelijk ook menschen zijn die zeggen: het is goed dat je de knuppel eens in het hoenderhok gegooid hebt, zijn b.v. H.E. en Paul [Sanders] ervoor dat ik in Mensch en Cie er eens een stukkie over zou schrijven. Ik heb daar bijster weinig zin in en vind het ook een beetje gek om het in Juli over de M.P. te hebben (Mei en Juni wordt A.D.-nummer). Toch leek het me wel nuttig om de uitv. onder de Vocht te gaan hooren, want als dat nu eens goed was geweest, dan was dat misschien een stimulans voor me geweest om het te doen. Maar och heerejé, het was de oude Mengelberg-stijl! Een beetje minder erg wel, maar toch.

(Na het concert).

Ja, wat ik nog zeggen wilde over dat onderwerp is niet gemakkelijk uit te drukken. Ik heb, sinds J. met Engeljan getrouwd is, geleden onder het feit-Engeljan, zal ik maar zeggen, het feit, dat inhield dat er ieder oogenblik rekening gehouden werd met Engeljan. Het was volkomen vanzelfsprekend dat dat zoo was, het was de natuurlijkste zaak van de wereld, het kon niet anders. En toch heb ik eronder geleden. Dat was dus verkeerd van mij, dat was jalouzie. Ja, dat was jalouzie, ìk leefde alleen voor J. en zij leefde niet alleèn voor mij. Ik geef toe dat het jalouzie is en dat het verkeerd is. Maar ik houd een dergelijk onberedeneerd gevoel voor dermate menschelijk dat ik J. liefst zoo min mogelijk wil aandoen in die richting (zooals zij dat trouwens ook ten opzichte van mij geprobeerd heeft). Daar is een tweeslachtigheid in, ook dat geef ik toe, want het is niet te vermijden dat ik J. nu ook dergelijke pincements du cœur aandoe, nu jij meespeelt in ons leven. Dit hoort onder de rubriek "geleidelijk". Geleidelijk zal het zoo worden dat jij meer en J. minder mijn eenige gezichtspunt wordt. (Je weet hoe dit in verband met mijn trouw mij moeite kost, ondanks al mijn liefde voor jou.) Maar nu houd ik het niet voor uitgesloten dat ook dit in mijn onderbewustzijn meegeteld heeft op Palmzondag. Wetend dat het moeilijk zou zijn om aan meer dan één takje te komen, heb ik gedacht (natuurlijk zonder mij rekenschap te geven van wat ik hier nu uitrafel): als dàt maar eerst in orde is, die drie takjes. Ik bedoel: veel menschen zouden zoo gedaan hebben: één voor J., één voor Th. één voor Matthijs. En dan zeggen "het spijt me wel, maar voor Engeljan heb ik er geen". Jij zou dat beter gevonden hebben misschien. Ik kon dat niet, ik ben daar te week voor, ik kan dat mijn zuster niet in haar gezicht zeggen.

Als je het niet te langdradig vindt worden, zeg je dan nog eens hoe je hierop gereageerd hebt toen je het las?

Hoe je kunt afkeuren dat ik dat pakje aan je dochter adresseerde, om jou een tijdroovende tocht naar Parijs te besparen, begrijp ik niet. En ik vind het bepaald onjuist wat je zegt. Wat geeft het of ik iets aan je dochter adresseer, als ik het aan jou zend? <Je weet toch dat alle vroegere pakjes aan je dochter geadresseerd waren?> Er zit voor geen cent minder vibraties in dat pakje. Alsof dat van een adres afhing! Ik liep er zoo verheugd mee over het Museumplein en jij liep er onverschillig, "afgesleten" mee onder je arm – what a pity! Ik vind het niet anders dan toe te juichen als ik van een dubbel-brief afzie om jou een vervelend reisje te besparen. Ik ben immers met een enkele-brief ook gelukkig. Ik moet toch niet het onderste uit de kan willen hebben, zonder me daarbij om jou te bekommeren! Ik heb ditmaal het pakje weer aan jou geadresseerd, omdat ik merkte dat je het wel prettig vond om in Parijs een afspraakje met Aphrodite te hebben! Maar als je het je dochter laat halen, ben ik niet teleurgesteld hoor! Zooveel evidentie ben je wel voor me dat het daàr niet van afhangt! O Matthijslief, dit is een klein plagerijtje, mag het? Je weet toch hoe onmetelijk dankbaar ik je ben voor je acceptatie en bloc. Wie overkomt dat, zei ik al eens eerder. Maar ik vraag me wel af: telt de realiteit dan heelemaal niet voor je, vind je het niet noodig om reëel ingelicht te zijn over je liefste? Geloof je niet dat er een tijd zou kunnen komen dat je me niet meer zoo en bloc nam, geloof je niet dat er teleurstellingen mogelijk zouden zijn (niet binnenkort, maar later) als ik me niet aan je vertoonde zooals ik werkelijk ben en me maar al jouw metamorphoses liet aanleunen? We zijn overigens quittes: jij ducht ook dat jij mij zult desillusionneeren! We zijn het gelukkig weer eens eens! Alleen durf ìk niet te zeggen: betreffende jou ducht ik niets. Omdat ik niet, zooals jij, een roekelooze, maar veeleer een twijfelmoedige natuur heb. Ben ik zoo afwerend geweest betreffende zoentjes geven etc.? Dat was ik vergeten. Ja, dat ik er niet van houd om door J. gezoend of geknuffeld te worden, is een lichamelijk iets. Ik kan me dat niet verklaren. Het is voor haar verdrietig.

Over die zinsconstructie heb je het mis. Ik heb niet zoò gelezen: "weet je dat niemand zoo gemakkelijk beslag legt op jou als ik." Nee, ik heb wel degelijk gelezen: weet je dat ik niemand zoo gemakkelijk in beslag neem als jou. Maar na eenig nadenken ben ik erachter gekomen hoe het komt dat wij elkaar in de redeneering misgeloopen zijn. We zijn nl. alletwee egocentrisch te werk gegaan: Jij zegt "weet je dat ik niemand zoo gemakkelijk in beslag neem als jou". En ik heb gelezen: "weet je dat ik niemand zoo gemakkelijk in beslag neem als jou". Ik moest erom lachen, toen ik het de eerste keer las, omdat ik dacht: haha, nu wordt het duidelijk dat dat in beslag nemen niet het gevolg is van de onbescheidenheid van de niet-Matthijsen of van de liefde van Matthijs, maar dat Thea's aard de schuld is. En ik dacht, door je hierop te attendeeren (met een grapje), je milder te stemmen tegenover de niet-Matthijsen (die het dus niet zoo erg helpen kunnen wat ze misdoen) en je de realiteit voor oogen te plaatsen dat ik zoo ben (dat de menschen gauw beslag op me leggen). Ik schoor je daarmee nog niet over één kam met die andere lieden. Het flauwe zinnetje "ik zal zien" enz. wil ik wel terugnemen. Maar toch vind ik je een heel klein beetje onbescheiden. Je zult zeggen, tusschen menschen die zooveel van elkaar houden, is er toch geen sprake meer van bescheiden of onbescheiden. Maar hoor nou eens, je had toch ook kunnen zeggen: doe vooral geen moeite als je het erg druk hebt, ik kan best een paar dagen in een hotel gaan of bij jou logeeren, dan kunnen we de boel uit Laren laten komen als we samen terug zijn in de stad. Inplaats daarvan zeg je: liever het zoldertje dan een hotel. Natuurlijk zal ik het graag en met alle liefde voor je doen, als het me lukt met den tijd. Maar had het niet op jouw weg gelegen om te zeggen: als het je niet lastig is, dan graag, maar anders vooral niet? Het is de zelfde kwestie als met Air France – had jij liever, of zou jij het beter vinden als ik zei: ga alsjeblieft zelf het pakje in Parijs halen, dan krijg ik een dubbele brief? Of: ga alsjeblieft 's nachts naar de post, want ik kàn er een brief een dag eerder om krijgen? Vind je dat de liefde je zoo veeleischend moet maken? Dat krijg ik nooit gedaan, geloof ik.

Amsterdam

[vervolg op groot formaat]:

(Thuis van het concert en de laatste toehoorders van de lezing weg.)

Ik wou je nog zeggen – wat ik gisteren vergat – dat je epistelair heelemaal niet ongezellig, ongelikte-beerachtig bent. Dat hoef ik je niet te vertellen, dat weet je zelf ook wel, maar misschien wil je het toch wel graag hooren. Je schrijft altijd een hoop genoegelijkheden, je verzint gekke of beminnelijke naampjes, fantaseert liefelijke situaties, betrekt de toegesprokene in allerlei huiselijkheden – kortom, ik vraag me af of ik goed doe "voorraad in te slaan": houen we dan niet over?! Je vraagt mijn visie: ik geloof wel dat het zijn nut heeft om in de jeugd iets van hoffelijkheden jegens een vrouw te leeren en ik neem zelfs aan dat het tot op zekere hoogte nooit heelemaal in te halen is als je het niet geleerd hebt. Dat zinnetje van A. – deed het je pijn? – doelde zeker alleen op het een of andere onderdeel van het omgaan met een vrouw. Want er zijn, dunkt me, onderdeelen die jij uitmuntend beheerscht, ook zonder ze geleerd te hebben. Zou jij graag hebben kunnen dansen? Je hebt er zeker nooit aan gedacht in je jonge jaren? Ik was er niet heel begaafd voor, maar een goede partner inspireerde me en dan ging het soms wel zalig. Riha was een uitnemend danseur, tè goed voor mij, ik voelde me dan een beetje knullig.

Het is 11 uur, ik ga nu maar naar bed, zal morgenochtend wel een paar zinnen in elkaar flansen over dat mannenkoor. Dat doet me ineens denken aan dat eereraadje. Ja, ik vind die zuivering ook een ontzettend probleem. Dat fusilleeren van al die menschen is pure demagogie, het volk wil het. Het volk kent die nuanceeringen niet die wij maken. Ik probeerde het dezer dagen nog met de werkster, die het over de terechtstelling van Mussert had, in alle opgewektheid natuurlijk; ik probeerde iets over de vermoedelijke drijfveeren van Mussert te berde te brengen, maar daar kwam boe noch ba op.

Ik ben te moe om nog een beetje gezellig met je door te kwebbelen. Al hopende, verheug ik me op demain matin. Het is vandaag 12, schiet me te binnen, 1Ø wordt II. Nog zooiets van 50 blauwe brieven. Twee maanden is vervelend, maar 50 blauwe brieven is fijn. Dors bien, Mathijs-chéri.

Maandag.

Geèn brief van je. Dat is alweer de 3de dag. Ik voel me wat je noemt opgelaten. Als ik het "op" er nu maar aflaat, dan zal 't wel gaan. Gelukkig dat ik alleen thuis ben. Als mijn humeur me parten zou spelen, hoeft niemand het te ontgelden. Een zoentje van je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA