MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460429 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29 april 1946

29 April '46

Lieve geluksbrenger, je booze brief is nog niet aangekomen, maar wel het prachtige klavertje van A. en jou. Ik kan er ook nooit vinden – hoe is 't mogelijk dat A. je er zooveel gebracht heeft! Wat snoezig. Het ontroerendste vind ik dat zij er nooit blasée van werd, dat zij nooit dacht "dat weten we nu wel", maar ze integendeel altijd met nieuwe vreugde plukte en aan je bracht. Mooi is dat. Ik vraag me af: had ik dat, heb ik dat in me, die steeds zich steeds vernieuwende innigheid? Ik zal het maar hopen. Het klavertje is ongedeerd overgekomen, het heeft halverwege het blaadje een prachtig zigzag-randje van lichter groen.

Met Antonius heb ik zulke gevallen ook al gehad. Hij geneest je van je blindheid. Als je het voorwerp teruggevonden hebt, kun je niet gelooven dat je straks zoo stekeblind was. Waarom die gekke kleine beproevingen, op de proef stellingen? Om je weer geloovender, vertrouwender te maken. En dat daar één speciale heilige voor aangeroepen moet worden, lijkt me psychologisch heel juist: zoo'n naam pakt menschen veel meer dan dat ze zich altijd tot dien zelfden God moeten wenden.

Ik heb als kind eens een horloge van J. verloren. Ik stond nog heelemaal niet op goeden voet toen met Antonius, ik bedoel, ik had over deze dingen nog niet nagedacht, maar ik had dadelijk de zekerheid dat ik het terug zou krijgen. Ik herinner me de plek in het Vondelpark, waar ik, zonder daar zelf iets toe bij te dragen, overgoten werd door die zekerheid. En ik heb het ook teruggekregen: van arme menschen die het gevonden hadden op een vluchtheuvel op het Leidscheplein (een plek dus waar het veeleer vermorzeld had kunnen worden of opgeraapt en nièt naar de politie gebracht.)

Een andere keer heb ik een broche van J. verloren (als iets van een ander is, maakt het meer indruk, denk ik). We liepen toen op de Brennerstrasse, een weg, waar het krioelt van de auto's; we zijn teruggeloopen, toen ik het merkte, en ik heb heel intens gebeden en opeens zag ik het ding liggen, een beetje platgetrapt. Een dag daarop waren we in Padua, waar in den Dom het een of ander reusachtig marmer geval stond – aan Antonius gewijd – dat je kussen moet (of liever: kussen kunt, als je wilt). Een vriendin van ons, die met ons was, een vrome ziel, een gewezen non n.b., voelde er niets voor.1 Maar ik had er geen bezwaar tegen.

Wat zou meneer Fokker het gek vinden om over zulke dingen te praten, denk je niet? Dat jij nu pakjes aan Donald moet sturen! Je kunt dus aan suiker komen? Des te beter. Zou hij die zoetigheid aan zijn Trudl geven? Ik vind zijn brief allerliefst, zoo vertrouwelijk en kinderlijk en iets heel zuivers zit er in. Wat zie je in dat meisje, niet veel? Denk je dat hij er nog wel eens van terug zal komen? "Un être que l'on peut transplanter directement dans la Bicoque sans rien changer à l'ambiance", dat wil heel wat zeggen, en dat hij daarmee zijn bien-aimée wil karakteriseeren, is ook weer zoo snoezig. Wat heb je hem geschreven?

Over Peter (over je droom) begrijp ik je heel goed. – Met Maas heb ik niet over ons gesproken. Door mij weten ervan: Suus, Riha en Saar de Swart, de oude vriendin uit Laren, die op Capri woont. Verder door J. Engeljan natuurlijk en Mimi en Paul, die via Emmy – Greet er iets van gehoord hadden (maar dat is alleen het allervaagste.) Volgens Engeljan heeft Jany nog geen idee.

Ik ben erg blij dat deze brief van je (Dond.-Vrijd.) nu heelemaal zonder melancholie is.

Ik had vanochtend geen verhooging meer, maar aangezien de keel niet veel vooruit gaat, vind ik dat ik me cajoleeren (schrijf je dat zoo?) mag en lekker in bed blijven. Ik zit af en toe – totdat het me vermoeit – in A.D.'s brieven te werken; we zijn nu toch besloten (en ik denk dat het hier nu eindelijk wel bij blijven zal) tot het uitgeven tòch van fragmenten. We waren eerst bang dat het iets slordigs zou hebben en de … voor de weggelaten gedeelten zijn ook wel vervelend voor den lezer. Maar per slot zijn haast alle brieven-uitgaven zoo en dit nadeel telt toch in ieder geval niet zwaarder dan het andere (wanneer je alleen complete brieven afdrukt): dat je van allerlei missen moet omdat de brief in zijn geheel niet genoeg de moeite waard is en dat je anderzijds een hoop moet opnemen dat van weinig belang is.

Je schrijft zoo braaf altijd: dan kom ik je toestoppen. Je zegt nooit: dan kom ik bij je liggen. Ben je alleen vocaal zoo braaf? of ook mentaal? ik kan me dat haast niet voorstellen. Of vind je dat raadzaam? Je schreef laatst: ik zou je in zulke momenten kunnen bezitten, maar ik doe dat nooit (ik weet de woorden niet precies uit mijn hoofd, maar zooiets was het). Ik vond dat een beetje raadselachtig. Meen je dat je het goed vindt voor je zelf om ergens een grens te trekken? Staat je bed tegen een muur?

's avonds.

Als de post haar werk goed verricht had en niet de brief van Donderdag na dien van Vrijdag had gebracht, zou de voorgaande tirade vervallen zijn! Want nu kreeg ik juist vanmiddag te lezen: "denk je dat ik van je af kan"!

Maar laat ik nou eens netjes van het begin af aan je brief (een heerlijk lange, een trein-brief) beantwoorden.

Over je bescherm-engel zou ik niet begonnen zijn, want tot mijn spijt voel ik nauwelijks eenige relatie met de mijne. Je moet niet vergeten dat wij in zulke dingen heelemaal niet "Roomsch" zijn opgevoed. Moeder heeft zich die specifieke Roomschheden nooit aangeleerd. Je Protestante bloed is maar niet ineens weg, zij was b.v. van meening "dat God zich niet met ons bemoeit". Alles wat ik in deze richting bereikt heb, heb ik me zelf verworven en heeft het complex Oostenrijk in me uitgericht. Ook de Fioretti hebben me geholpen. Na het beëindigen van de Mulo-school mochten we kiezen uit een aantal boeken, en hoewel ik van de Fioretti nooit gehoord had, lokte het me. Toevallig kwam Moeder net voorbij de school en toen vroeg ik haar door het raam of zij mij ook aanried dat boek te kiezen. Ik weet nog dat ze aarzelend was, maar ik heb het toch genomen. Dat heeft nu met den beschermengel niets te maken, maar ik wil maar zeggen dat zulk soort van dingen er bij ons heelemaal niet zoo erg in zitten. Wij merken altijd het verschil met Engeljan, die wel die typisch Roomsche opvoeding heeft gehad. Wij vinden hem elk oogenblik pittoresk!

Je schreef over de schadelijke wezens en over het instinct. Ik zei het gisteren al dat het de pest is om geen instinct te hebben. Maar je kunt er niet zoo heel veel aan doen, je hebt het of je hebt het niet. Als je het hebt, kun je het ontwikkelen; als je het nièt hebt, … ? Ik heb het niet. Moeder had het. Die was van een gezond geslacht. De D.'s, waar J. en ik het meest naar aarden, zijn een aftandsch geslacht. J. heeft b.v. geen instinct in zake hartsaangelegenheden: bij al haar vrouwelijke ijdelheid merkt zij niet of iemand van haar houdt. Dat is sterk? Wat mij betreft, ik heb niet het minste instinct voor mijn lichaam. Ik heb wel een goede menschenkennis, vergis me niet gauw, heb gewoonlijk wel een juist inzicht in allerlei zaken, hoef er dikwijls niet eens veel van af te weten – maar het instinct dat het onderscheid maakt tusschen gunstig of schadelijk voor mij, mis ik. Daarom kan je me zooveel lessen geven als je wilt, het zal niet veel baten. Ik kan jou wel gaan zeggen: je moet toch heusch eens gaan schilderen, dat is ook zoo mooi; wat te doen als de voorwaarden niet aanwezig zijn?

Dat "de liefde erbij wint door haar te concentreeren en dat het nuttiger is om weinig menschen voor ¾ gelukkig te maken dan veel menschen voor 1/10 of 1/20" geloof ik ook. Toch geldt niet voor iedereen de zelfde waarheid. Je kunt, een rijkaard zijnde, een paar ton aan een ziekenhuis geven en daarmee basta. Je kunt ook, even rijk zijnde, op iedere circulaire die in je huis komt, f 100,- geven. wat is beter? Dat is niet uit te maken: het ziekenhuis is dankbaar voor die groote gift, maar al die honderden vereenigingen zijn ook blij met dien meneer, bij wien ze nooit voor niets aankloppen. Het ligt er maar aan hoe je geaard bent. Voor mij heeft zich die concentratie op de groote gift nooit voorgedaan, d.w.z. ik heb getracht Moeder zoo gelukkig mogelijk te maken en Joanna zoo gelukkig mogelijk te maken, en verder heb ik gedaan wat op mijn weg kwam, de circulaires ingevuld die in mijn huis kwamen. Voor een creatief mensch zijn vanzelf de eischen anders. Ik zie wel in dat ik me nu op jou zal moeten gaan concentreeren, dat is dan ook een taak, die ik tot nu toe niet gehad heb. Dat ik het tot nu toe echt verkeerd ingepikt zou hebben, dat geef ik nog niet zoo gemakkelijk toe. Ik heb me dat zelf natuurlijk dikwijls genoeg afgevraagd, maar altijd kwam ik weer tot de conclusie dat het mijn werk was om de kleine dingen te doen, de kleine vreugden te bereiden, de kleine troosten te verleenen, de kleine hulp te bieden. Omdat het groote niet op mijn weg kwam.

Dit alles hangt ook samen met le spirituel prime tout. Ik geloof n.l. dat je ook Martha kunt zijn: afwaschen en koken "en fonction de l'esprit". Dat ik in mijn vak niet bereikt heb wat ik zou hebben willen bereiken, is wel iets dat me verdriet. Maar je moet altijd het een met het ander koopen: als ik 6 tot 8 uur per dag piano gespeeld had (wat een noodzakelijkheid is) dan zou ik op andere gebieden weer minder bereikt hebben. Ik geloof dat ik dan over veel dingen niet met je zou hebben kunnen praten zooals ik het nu kan. Misschien zul je zeggen: als je niet al die duizenden uren verprutst had met die honderden menschen, dan zou je nu nog beter met me kunnen praten. Dat kan zijn. Maar nu kom ik nog met iets voor den dag, waar we 't, geloof ik, nog nooit over gehad hebben (o ja, toch eens: tu aurais dû persévérer): het nut van het lijden. Als ik die vampyr van me geweerd had, zou ik niet 7 jaar ziek zijn geweest en als ik die 7 jaar gezond was geweest inplaats van ziek, zou ik massa's dingen niet geleerd hebben. Het lijkt wel alsof ik nu zelf meedoe aan dat Protestante "het heeft zoo moeten zijn". Ik kan niet overzien hoe het geweest zou zijn als het anders was gegaan, ik weet alleen dat ik achteraf toch wel dankbaar ben (vanuit een zekere hoek bekeken) voor al dat lijden, dat mijn gemis aan instinct me berokkend heeft. Ik heb je al eens geschreven over het geduld dat ik geleerd heb, de resignatie (= het geduldig dragen van teleurstellingen), het zoo-min-mogelijk-eischen-voor-jezelf, de vergevensgezindheid, de zachtheid, het zelfonderzoek, de zelfaanklacht, de deernis, de tolerantie). Zoo heeft alles twee kanten.

Er is ook nog een heel andere gezichtshoek, waaronder het zich-isoleeren bekeken kan worden. Ik heb die laatst al aangeraakt. Als J. en ik niet zooveel menschen kenden, hadden we niet zooveel huisconcerten gehad en het gevolg daarvan zou o.a. geweest zijn dat ik jullie niet had kunnen onderhouden. Uitsluitend door de concerten met Bertus (die voor het grootste deel op mijn relaties terug te voeren waren) heb ik die circa f 5000,- verdiend, die ik onmogelijk op mijn andere inkomsten had kunnen besparen. Nu kunnen we wel aannemen, dat als ik jullie niet ondersteund had, er wel een andere begunstiger was komen opdagen – dat zal zeker wel zoo zijn, maar waar blijf je als je zoo gaat denken? Als jij een kind bijna onder een auto ziet komen, denk je dan: iemand anders zal er wel op afvliegen om het te redden? En nog iets anders: als wij niet zooveel goede vrienden hadden, zouden we verleden jaar honger-oedeem hebben gekregen of gestorven zijn, inplaats van dat we van wat we kregen anderen zelfs nog een beetje hebben kunnen helpen. Ik vind je altijd een beetje simplistisch als je over deze dingen spreekt: je isoleert je, je werkt aan je innerlijk, en klaar. Het is heelemaal niet gezegd, dat ik in mijn eentje zijnde (d.w.z. met J. alleen) aan mezelf zou kunnen werken, het is niet gezegd dat ik de wrijving met menschen niet hard noodig heb gehad. De kracht van kloosterlingen (waartoe jij ook in zekeren zin hoort) om alles uit zichzelf te halen, heb ik niet. Ik vind het ook simplistisch als je zegt: ik verloor mijn onafhankelijkheid, maar jij verloort, verliest de jouwe. Welke onafhankelijkheid verloor je? Niet de onafhankelijkheid van je karakter, terwijl je dat van mij wel op 't oog hebt. Denk niet dat ik me daartegen verzet, ik vind het heerlijk als je me in de goede richting helpt, maar het is alleen niet zoo eenvoudig als je het stelt. Was ik 18, dan kon je me nog heelemaal kneden, nu zit je met een gevormd karakter, dat weliswaar graag bewegelijk wil blijven, maar dat je toch tot op zekere hoogte moet nemen zooals het is.

Ondanks dat je dien heelen brief wel had willen annuleeren, ben ik er toch maar op ingegaan, want al zie je het den eenen dag wat zwaarder en den anderen wat lichter, je meent het au fond toch wel.

En nog ben ik niet klaar, ik ben van een afschuwelijke grondigheid vanavond. Over de zieligerds: "1o ben je er nooit heelemaal zeker van of je die zieligerds werkelijk verlicht" – dat is geen reden om het niet te probeeren. "2o kun jij nooit met zekerheid weten of je niet (aan J. aan mij) meer schade berokkent dan je verlichting goeds bezorgt". Dat weet ik wèl, want ik reken ermee, dat jullie over veel grootere reserves beschikt dan de zieligerds. 3o "een verlichting van een zieligerd mag je niet betalen door van J. of mij zieligerds te maken". Dat kan niet, jullie worden nooit zieligerds.

Die kwestie van het besparen van de moeilijkheden bedoelde ik een beetje anders. Het is een rekensommetje: als ik met het een of ander iemand meer plezier kan doen dan ik er jou narigheid mee aandoe, dan vind ik wel degelijk dat ik het recht heb jou die narigheid aan te doen, omdat het niet de bedoeling kan zijn dat we elkaar in de watten leggen, maar dat we zonder zeuren de een of andere vervelendheid aanvaarden. Wij, omdat we over veel reserves beschikken, kunnen dat van elkaar eischen. Maar ik geef toe dat het rekensommetje niet altijd gemakkelijk is.

Van die aanvraag bij dat bureau in den Haag wist ik, maar de beste manier om die aanvraag ingewilligd te krijgen is eerst naar de K. v. Koophandel te gaan, en lieve hemel, wanneer kom ik nu op het Beursplein? Als jij er hardop staat te bidden, ja dan misschien! Esprit de Lumière, si tu me donnes à Matthijs, laisse-moi le rendre heureux. Pour l'instant: bonne nuit. ta Théa Merci p[ou]r le trèfle!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Bedoeld is de schilderes, tekenares en aquarelliste Hilda Laarman (1903-1986).