MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460424 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 24-25 april 1946

24 April '46

Liefste Matthijs, vanochtend 3, een beètje atones, dat is waar, maar toch heerlijk. Natuurlijk zijn we, ben ik, sinds October heel wat vooruit gegaan – daarom was ik ook niet inconsequent als ik toèn zei dat er niets bij me te halen viel en je nù voor myope patriarch schold; ik heb lekker toch weer gelijk! Ik weet het wel, wat het beteekent, een zoen op de oogen – J. deed het wel eens bij me en ik herinner me dat ik dat akelig vond, want ik voelde dat ze dat van een vrijer geleerd had (en er was er geen voor wien ik sympathie had.) Ik zei het niet voor een grapje.

Ik had vandaag naar het paspoortenbureau willen gaan, maar de pasfoto, die ik een tijdje geleden heb laten maken, vertoont me dermate in mijn volle monsterlijkheid, dat ik wil probeeren of er niet nog iets beters te bereiken valt. Maar daar ga ik vandaag niet op af, want alleen in de Kalverstr. kun je nog pasfoto's laten maken en dat kan ik beter eens combineeren met het Parool of andere boodschappen in de stad, zonder fiets kan je nooit gauw even iets doen.

Is de pure coffee nog weggekomen? dat was ik vergeten. Het laatste pakje dat er nog onuitgepakt ligt, is ook een rond pakje (zeker nog melk) en ik dacht dat het de koffie was. Tant mieux.

Wat een afschuwelijk verhaal, van de pot-de-chambre! Ik zal het Engeljan vertellen, die zal het zalig vinden en zich kapot lachen.

Nee, pincements au cœur over Lia heb ik niet gehad, het was maar een grapje en om je te laten zien hoe gemakkelijk het gebeuren kan dat een mensch voor het een of ander plichtje (in dit geval nog een belangrijk plichtje) zijn liefste te kort doet.

Hoe aangrijpend, die jas van Josquin, verschrikkelijk. Van onze vrienden, die gefusilleerd zijn, vooral van Brouwer, denk ik wel eens: waar is het goed voor geweest? Hij heeft het gebouw van de Burgerlijke Stand in brand gestoken, maar de Duitschers hebben ook zonder kaartsystemen tienduizenden arbeiders naar Duitschland vervoerd. Hoezeer missen wij hem en hoe noodig zou het geweest zijn dat hij nog leefde. Heeft zulk een offer per se zin? Het antwoord dat de vrouw van Brouwer geeft is, geloof ik, wel het eenig juiste: zij hebben niet anders gewild.

's avonds

In een brief aan Hol las ik het volgende over F.N.: "het weinige wat ik weet of begrijp, en wat voor mij toch van groote waarde is, heb ik van N. geleerd, althands dat wat direct op de antieke wereld en de moderne cultuur-problemen betrekking heeft. Je zult zien hoe die boeken winnen bij herhaald lezen. Onlangs heb ik weer eens naar aanleiding van een les in Plato die Geburt d. Trag. gedeeltelijk gelezen. Van jaar tot jaar wordt dat voor mij een grooter genot en een troost ook. Wij kunnen ons niet anders voelen dan als Unzeitgemäss en hebben dan in deze werken van N. een steun en een troost. Of ik nu al in staat ben den lateren N. geheel te overzien en te weten waàrbij iets voor mij is en waar ik hem verwerp, meen ik soms te weten, soms ook niet." Maakt je dit iets duidelijk? Inderdaad was F.N. voor Pappie de rechter over de hedendaagsche cultuur; welke andere rechters ken jij nog, die hem zouden evenaren? Het is natuurlijk als jij over A.D. zou willen schrijven in zijn verhouding tot F.N. wel jammer dat jij er zoo anders en zoo geïrriteerd tegenover staat. Een geschil tusschen ons kan er niet door ontstaan, maar een verschil is er ontegenzeggelijk, want ik voel die geïrriteerdheid niet. Niet omdat hij philosooph is heeft hij meer aanspraak op medelijden dan een ander, maar omdat hij heviger geleden heeft. Ik vind hem niet anti-lyrisch of anti-muzikaal – maar het is eenigszins onzinnig dat ik erover meepraat, want ik heb lang niet alles van hem gelezen. Zarathustra ging me vervelen op den duur, toch herinner ik me dat ik van de woorden, van den klank geweldig genoten heb en dat ik er juist wèl iets magisch in hoorde. Ik vond dat hooge en nog-hooger-willen van N. wel heerlijk, dat niet-kleine, het ascetische, de ijle lucht, het schroeiende van de zon in dat hooge klimaat. En wat me zoo toucheert is het hunkeren naar een vriend, naar de âme sœur. In zijn latere perioden heeft hij zelf de smartelijkheid van het leven willen overwinnen, is 't niet? Dat doet mij geforceerd aan, hij beweerde wel dat hij zijn eenzaamheid aankon, maar dat was niet zoo. Er is geen vrouw geweest die zijn leven kon deelen, en hoe zacht en hoffelijk hij ook was, hij zal wel heel onhandig met vrouwen geweest zijn. Dat is misschien wat jij anti-lyrisch vindt: dat hij niet ergens in overvloeit, hij spreekt tot Zarathustra en Z. tot hem, alles keert tot hem zelf terug. Is het niet van een ontzettende eenzaamheid, dat leven, en heeft hij dat niet moedig gedragen? Jouw leven van verleden jaar is daarmee misschien eenigszins vergelijkbaar, maar jij ondervond de troost van A., hij moest altijd zichzelf troosten en werd daar gek van.

Engeljan zit beneden; hij kwam om een uur of 8 – alvorens naar boven te gaan, heb ik een kopje koffie voor hem gemaakt en hem het verhaal van de jeunes mariés verteld, en hij vond het heelemaal niet leuk! Dat viel tegen en mee! Hij wist wel een pendant, van een kousenband die onder het bruiloftsmaal losgemaakt wordt (een maagdelijkheidsproef). Daar valt met te binnen: heb jij Freud gelezen? Zou die niet over de forces irraisonnées van de liefde ontdekkingen hebben gedaan? Ik heb een tegenzin in hem, maar Bertus vertelt me soms wel heel merkwaardige dingen. Al eens eerder heb ik je willen vragen hoe dat eigenlijk zit: je schreef vroeger dikwijls, dat er altijd iets in je kermde, dat alles altijd, hoe je ook anders wilde, donker gekleurd was; dat is door de inwerking van A. na haar dood de fond en comble veranderd, maar je doet soms, nu ook weer met de Paaschkaars, alsof het Licht toch altijd je grondkleur is geweest – zie je dat dan nu pas, had je daar vroeger geen oog voor, past dat in het kader van je heele verandering? Als dat zoo was zou geen een vroegere mededeeling over jezelf eigenlijk au sérieux genomen moeten worden. Kan je me dit uitleggen? Je zit me de laatste dagen een beetje prikjes te geven: je wilt me je kleine wenschen niet zeggen en je had jouw strikt-persoonlijke misschien maar strikt-persoonlijk moeten houden – je ziet, ik laat me daardoor niet uit het veld slaan en vraag maar rustig verder! Nog iets: wat was je gedachte over jouw oui bij het pile-ou-face? Ik ben benieuwd of ik morgen of overmorgen nog meer zal lezen over "wij accordeeren in alles" en wat daarop volgt. Waarom "ivoren toren"? omdat ik me af- en op- kan sluiten in een volle trein?

Over je dochter ben ik 't niet met je eens dat haar situatie verzekerd is als zij geen non wordt. Want wat beteekent het, dat zij gouvernante kan worden? Dat kan toch na een jaar weer afgeloopen zijn? Dat noem ik niet verzekerd. On verra. Het is vandaag de dag van Roland's trouwen. Je moet een vader eigenlijk feliciteeren met zooiets, hè? Ik voel er niets bij, jij natuurlijk wel, maar wat? hoeveel? Komen ze nog bij je na de oignons-soep?

Ik moet naar de bus. Hier op het atelier is het wel heerlijk en zal je je ook wel thuis voelen, je zult de stoel, die beneden bij Pappie stond, herkennen, je kunt op de leuning komen zitten, toe maar, voilà, un bon baiser et à demain –

ta

Théa

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA