MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460323 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 23-25 maart 1946

Louveciennes

23 Maart 1946

Zaterdagavond

Hirondelle de printemps, jolie alouette dans l'azur, mon merle blanc, ma mésange dans son petit nid, mon ange, ma Théa,

ik heb nog veel gepiekerd op dat sluw. Ik ook, ik zoek naar een juister woord. Sluwerd zegt niet heelemaal wat ik bedoel. Er zit teveel duisters in. Het is niet elfachtig, niet feeïg genoeg. Een beetje te sluipend ook. Maar hoe kun je 't "gemeen" noemen? Neen. Er ligt geen list in sluw, geen bedrog. Iets verborgens, iets geheims, iets gehaaids, doch eer met een goedkeurend, bewonderend accent. Het komt bij ons slechts voor in drie verbindingen: een sluwe vos, een sluwe kerel en een sluwe rekel. Ik heb er nog eentje bijgemaakt: een sluwe vogel. Sluw is inderdaad niet vogelachtig genoeg. Maar gemeen, neen! Want merk op dat wij zeggen de listige slang, en listig als Satan. Sluw is veel sympathieker. Het voldoet me echter niet en ik zal nog verder zoeken. Want jouw "noozel" kan ik niet adopteeren. Ten eerste bestaat 't niet; (wel daarentegen: noozen, spijten, aan 't hart gaan, en als jij me aan 't hart gaat, dat spijt me geenszins.) Ten tweede: we kunnen 't doen bestaan zooals je moeder deed door onnoozel te onthalzen. Maar als ik me niet vergis dan komt onnoozel van innocens (dat zouden we den linguïst Pommetje eens moeten vragen) en in dat geval zou noozel ongeveer de beteekenis hebben van nocens, wat schadelijk beduidt, hetgeen er glad naast is. Laten we onze gedachten dus nog een poosje trippelend houden, gelijk Verwey zei. Op een goeden dag vind ik 't wel.

Wat je me verhaalt van Poulenc is allemaal merkwaardig voor me. Ik ken hem niet terug als joyeux drille zooals je 'm beschrijft. Een jaar of vijftien geleden heb ik hem menig keer bijgewoond op soirées van Henry Prunières, Roland Manuel, en dan was er geen syllabe uit te halen, hij stond daar ergens in een hoek als een mannequin dat reclame maakt voor een keurigen smoking, met het echte houterige gezicht van zoo'n jan-klaassen op den koop toe. Hij zet tegenwoordig de bloemetjes dus buiten, hij verjoligt, net als zijn muziek. Jean Marnold noemde hem onder ons "bête comme ses pieds"! wat ik een pittoreske doch onpassende vergelijking acht, want voeten kunnen lang niet stom zijn. (Nu moest ik eigenlijk zeggen "de jouwe b.v. waarvan ik den kleinen teen zoen!") Ben j'er ondertusschen in geslaagd het joviale enigme van Francis te ontraadselen? Voor mij ook is hij eveneens ondoorgrondelijk; diep als een waterplasje op den weg waarin de lucht spiegelt. Maar niet omdat hij onfatsoenlijke moppen tapt als fatsoenlijk, als een uitgelaten mannelijk bakvischje. Kennen jullie dat nog niet in Holland? Hier is dat style 1920. Iedereen deed daaraan mee; zelfs Strawinsky poseerde als een levende, sprekende priaap. Dat was zooals Berlioz in zijn Faust laat zingen la bestialité dans toute sa candeur. Ik heb daar niets op tegen, weet je, maar 't schijnt me erg gemakkelijk en 't amuseert me niet buitengewoon. Doch waar ik mijn petje voor zou afnemen als ik er een had, is een daad als deze, welke boven mijn begrip gaat: Menigmaal heb ik den schatrijken Francis (het zal je bekend zijn, vermoed ik, dat hij ontspruit aan de Chemische Fabrieken Poulenc, alleen-leveranciers voor Frankrijk van aspirine en andere gifmengsels?) menigmaal heb ik dezen muzikalen multi-millonnair, befaamd wegens zijn gierigheid, op barre winterochtends, wanneer 't vroor dat 't kraakte, als 't nog donker was, 's morgens te half acht, wanneer je geen hond naar buiten zoudt sturen, in de bittere kou.... een kwartiertje lang in de Fransche Radio een paar piano-stukjes hooren afdraaien in eigen persoon voor 2 à 300 francs per séance. Daarvoor moest hij minstens om 6 uur opstaan, gewekt door een valet de chambre. Lijkt je dat niet om ook je hoed voor af te zetten? Je moet er wat voor over hebben als je beroemd wilt worden. Ik heb hem er altijd van verdacht een vulgair arrivist te zijn, en waarlijk hij is gearriveerd. Wat denk je van zijn piano-spel? Voor mij is 't als dat van Milhaud, handig, als van een tante die 't in haar jeugd goed geleerd heeft, maar 't niet zoo nauw meer neemt, en die de toetsen in beweging brengt op de losse, karakterlooze manier van al zulke tantes. Als jou dunkt dat ik een greintje overdrijf geef me dan op mijn donder. Maar wat ik je zeg van Francis blijft historische waarheid.

Wanneer jij nu even ver bent met een brief voor mij in je bed dan kunnen we gaan slapen. Dat maakt me opeens ernstig. Ik heb nog verzuimd vanmiddag je te vertellen dat 't brood heel eetbaar was, lekker, en geen korstje af te snijden. Daarstraks, toen ik je weer overlas, voelde ik mij zóó dicht bij je, zóó omstrengeld door je, en nu opnieuw. Wat denk je van mijn avond-gewauwel? Het is prettig voor me om met je te praten. Maar ik ben toch blij dat ik weer met je alleen ben en dat mijn aandacht enkel van jou kan droomen. Ik ga naar het terras, met jou, kijken of er sterren zijn en den nacht beginnen. Reik me je lippen... Merci, mon adorée. Dors bien, ma Théa.

Zondagmorgen 24 Maart

Comme j'aime ton écriture! Wanneer ik je zeg dat ze mij als een chimaere lijkt, wanneer ik ze zie op dagen zonder brief, geloof er dan niets van. C'est parce que je l'aime trop. C'est parce que je la désire trop. C'est parce que tant la désirer me la rend irréelle, me la fait rêver au-dessus du possible. Comme je t'aime!

's middags

Hij is een beetje geluwd, die plotselinge vloed van verlangen. Maar ik mag toch nog zeggen: Comme je désire la matinée de demain. Et ta lettre.

Ik heb den heelen middag getuinierd. Vorig jaar had ik de rozen niet gesnoeid, omdat ik me van het toekomstige geen voorstelling meer kon maken; het was totaal uit mijn gezichtskring verdwenen. Nu kan ik 't snoeien niet achterwege laten omdat 't anders een wildernis zou worden waarin alles verstikt; maar ik doe het ook met genoegen, al heb ik dubbel werk. Ik wond me ook niet meer, zooals den eersten dag! Ik had 't métier verleerd! Geen seconde ben je uit mijn gedachten. Dien vijand van je uit mijn roman, heb ik om zeep gebracht. Al een paar dagen. Doch ik merkte 't vanmiddag pas, en dat hij morsdood is. Ik wil hem nimmer terugzien.

Het is heel goed voor me dat je me op mijn donder geeft wanneer ik aan je twijfel. Het is noodzakelijk dat je me dan afstraft. Zoo ruim je den twijfel weg; en als je me niet een beetje door mekaar schudt zou ik nog kunnen denken dat ik gelijk heb. Zoo'n uitfoetering van je werkt in dit geval als een soort van liefdesbewijs. Je verbiedt me te twijfelen aan je liefde, dus is er liefde. – Voor mij is elk schijntje van twijfel een ware marteling, dus ben ik hem gaarne kwijt. De liefde welke ik heb voor jou vertiendubbelde ongeveer, gedurende de laatste weken. In 't begin gloeide dat te heftig; doch nu wen ik eraan. Het was anders een buitengewone springvloed vanochtend. Als ik dat kalm beschouw (gelijk op 't oogenblik) vind ik 't onverklaarbaar, verbazingwekkend, dat zulke golfslagen enkel door een gedachte aan jou, niet eens een beeld, teweeg gebracht kunnen worden in een organisme.

's avonds

Ik wou dat ik dit mysterie kon oplossen: van die macht buiten me om welke een zoo formidabel rumoer kan maken in me. En hoe jij dat hebt kunnen ontketenen met enkele "onnoozele" woordjes. En hoe dat van jou uit geregeerd, geregeld wordt. Zelfs al wil jij 't niet; zelfs al wil ik 't niet! En die macht reageert slechts op jou, interesseert zich slechts voor jou.

Tweede dag dat ik geen kachel hoefde te stoken. Sinds ik in Frankrijk ben gebeurde dat nog niet. Het was altijd koud tot midden in Mei; soms tot Juni. Ik weet niet of je eraan denkt om in de buurt van Paschen over te wippen. Maar al zag je kans, en al had ik 't nog zoo graag, het is beter geloof ik dat je 't niet doet. Roland trouwt 24 April, ergens in La Vendée. Ik ga niet naar de bruiloft. Er zijn 83 menschen op 't feest genoodigd, een heel dorp. Dat kan wel leuk zijn, en ik zou 't wel sympathiek willen vinden, maar 't lukt me niet, en ik heb er voor geen halve cent zin in. Na zijn huwelijk komt hij echter twee dagen hier met zijn jonge vrouw, die ik nog niet ken, en van wie ik totnutoe nog geen taal of teeken vernomen heb. Zij kan daarom toch wel een goed kind blijken. Misschien is zij excessief bescheiden. Maar ik zie er tegen op, tegen dat bezoek, het lijkt me niet gezellig, en daarom zeg ik 't je maar vast.

Ik heb veel hinder van 't boekie sedert een dag of vier. Help me eens wat! Het vergt me ontzettende moeite om in nauwkeurige termen en behoorlijk gestyleerd te zeggen dat er omstreeks 1600 als 't ware geen muziek was, d.i. dat er slechts muziek was in wording. Het idee is simpel, je ziet 't duidelijk, maar welk een last om 't netjes te formuleeren!

Gisteren een dwangbevel ontvangen. Het zijn belastingen voor 't huis (2368 frs.) die ik te betalen heb. Van mijn pastoor nog geen nieuwigheid. Ik heb den hoogdravenden Monnikendam verzocht hem aan te manen tot een beetje spoed. Kras dat je 4 maanden werken moet op crediet. Doch maak je niet ongerust. 't Komt in orde.

Eigenaardig dat ik slechts voor de helft, voor één kwart leef op de dagen zonder brief van je. Er kwijnt dan iets in me. Ik kan doen wat ik wil. Maar 't is als een bloem die gesloten blijft wanneer de zon niet schijnt. Hoe graag ze ook zou opengaan. Ik wou dat ik het mechanisme kende van zoo'n kwijnen. Welk een geheim, de liefde!

Thea, Thea, hoor je wat ik je niet zeg? Ik zou even iets willen worden wat jij aanraakt: een deurknop, een toets van je piano, (als je tenminste speelt!) je kleerborstel, je hoofdkussen, wat je maar wenscht. Het is zalig-onzalig precies zoo door jou te ervaren (en hemelsch) al wat sommige oude dichters verzonnen, bezongen hebben, en zelfs nog meer. Laat me in je oogen lezen, liefste, door den nacht; reik mij je lippen door de ruimte. Ik doe den sprong. Wij zijn een. Nous nous aimons. Dors bien, ma Théa.

Maandag, 25 Maart

Goed zoo, mijn verwonderlijk bewonderenswaarde liefste. Inbreekster. Fée Merveille. (Ook dit was een mooie en juiste formule; hoe meer ik eraan denk, hoe meer ze mij bevredigt, verheugt, ontroert door haar mooiheid en juistheid.) Goed zoo, Thea; ik ben opgetuigd door je, en opgetogen in je. De rest vanavond... Maar toch nog dit: Al zouden wij samen niets anders doen dan de communicatie, de communio van ons eigenste aan elkaar door onze letter-teekens, wij mogen gerust meenen, Fée Merveille, dat deze geschreven trait-d'union magnifiek is, zonder voorbeeld en zonder weerga. Ik ben vervoerd door je en wil nog méér met je doen.

Stil nu, mijn hart, stil! En vooral geen vochtige oogen, geen beginnende traantjes van dankbaarheid! Maar je mag er lezen, Thea. Ik verberg je niets. Je suis dans tous mes états! Je t'aime.

Vanochtend je blikje melk, je soepjes en havermout. Mille fois merci.

En ook je brief. Zeker, dunkt me, moet je dat appartementje huren. f 45.-lijkt mij een prikje. 1/8 ongeveer van mijn inkomsten in Augustus. Normaal. Jammer dat er geen vleugel kan komen. Niet zoozeer voor mij. Maar ik zal dat representatieve deel en mededeeling van jou niet gaarne missen. Een piano ten minste? Doch wat denk je: Zou je niet meteen, met het oog op de mogelijkheid, waarschijnlijkheid dat ik criticus word, dus dat ons budget verdubbelt, ook de onderverdieping huren? Ik laat dat over aan je cogitaties. Ik voel er wel voor. Is het te stoutmoedig? Ik ben gezind om hard te werken!

Tot vanavond, liefste. (schriftelijk – niet gedachtelijk.) Ik leg mijn armen om je heen; en jij je armen om mij,

voor Allen Tijd – in saecula saeculorum –

je Matthijs.

Avec un baiser par-ci, par-là...

gemiddagmaald met je roode kool; kostelijk!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA