MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460313 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 13-14 maart 1946

Louveciennes

13 Maart 1946

's avonds

Mijn lichtje in de verte, op dien anderen oever, mijn Thea die ik niet bereiken kan, – jammer, jammer niet waar? die accessen van versombering bij je onderdaan en soeverein. Om je een idee ervan te geven: ik voel me dan physiek exactement als een bom die ontploffen moet. Zonder eenige stremming ergens of gelocaliseerd onwelzijn. Maar die schroeiende, woelende sensatie van in scherven te willen springen, uiteen te vliegen, en dat zoo'n onmogelijke explosie mij plezier zou doen. Daarbij een enorme psychische vermoeidheid, lusteloosheid, leegte. Dat begint altijd (rondom een impressie welke ik opvang) als een onweer in den zomer, met iets als een grauw, nietig stipje op mijn innerlijken horizon, dat langzaam wolkje wordt, ieder uur, elken dag een graadje zwarter en grooter, drukkender, dreigender en treiterender. Ik zie dat geleidelijk ontstaan, groeien, zonder het te kunnen beletten. Het stipje, alsof 't een microbe was, gaat volstrekt zijn eigen gang, de eene keer vlugger dan de andere, maar niet te beïnvloeden, niet te verwijderen. De drang van willen ontploffen concentreert zich achter in 't hoofd en tusschen de schouders. Hij is van een soort lyrische hoedanigheid, buitengewoon energiek, maar duister gekleurd en negatief. Hij is vergezeld, bij mij, van een brandende, smokerige, ontzaglijke behoefte aan teederheid, maar ik kan niet precies uitmaken of ik teederheid wil geven of krijgen, en totnutoe was 't altijd een onvervulbare teederheid. Ik kan me echter uitstekend voorstellen, dat 't bij een ander behoefte aan haat zou zijn, en zie heel goed iemand die over de middelen beschikt, een autocraat als Caligula, in zulken toestand de monsterlijkste daden bedrijven, om een uitweg te vinden, om zich te ontladen. Ik feliciteer me soms geen autocraat te zijn. De begin-impressie is altijd een nietigheid, meestal een hersenschim, een ongrondbaar denkbeeld, nooit een feit van belang. Ik heb geregeld den indruk dat een enkel woord, een klein gebaar of lichte aanraking het heele proces zou stopzetten, de crisis oplossen; maar dat woord, gebaar, aanraking komen nooit. Neen, dat is niet juist. Daarstraks vloeide me een golf van bevrijding aan uit den laatsten regel van je brief van Zondag. Ik werd opeens minder duister, minder negatief. Voor zoover ik kan nagaan brengen alleen personen van wie ik houd mij in zulke gesteltenis. Maar nimmer heb ik ze zoo heftig gekend als sinds een half jaar. Omdat ik ondervinding van opdeed beheersch ik ze een tikje beter dan vroeger. Maar is 't zooals 't moet? Ik weet 't niet. Gebruik echter geen consideratie met me. Als ik onjuist redeneer zeg 't me dan ronduit. En ik vertel je dit, niet omdat jij of ik er wijzer door worden, doch om ervan af te raken. Zooals men een kind naar de spoken brengt die het meent te zien; het leert dan dat ’t niets is; of wat ’t is.

Kunnen we nu over iets beters praten? Dus géén radio, omdat je hoopt dat die nog niet te krijgen zijn. Afgeloopen. Maar waarom verfoei of minacht jij de radio eigenlijk? dat zou ik wel willen hooren. In den grond detesteer ik ze ook, doch hoofdzakelijk omdat ze nog lang zoo goed niet is als ze zou kunnen zijn en omdat je er dikwijls pech mee hebt. Maar om het intrinsieke gehalte te waardeeren van een muziekstuk is er geen doelmatiger middel dan zoo'n soort van verklein-glas, waaronder een groot deel van het overbodige wegvalt en dat je plaatst tegenover den rijkdom of de armoede van de constructieve lijnen. De meeste componisten echter hebben dat nog niet bemerkt, anders zouden zij zich niet laten spelen voor een microphoon! En ik geef je van te voren toe: er ligt in 't luisteren naar zoo'n kastje iets verwonderends qua mechaniek, maar ook iets verminderends en vernederends, gelijk in alles wat geen moeite kost.

Schreef je mij dat er gebrek heerscht aan scribenten om daarop mijn aandacht te trekken? Uitmuntend. Ik heb er veel minder op tegen om dat baantje te hervatten dan een tijd geleden. Ik zou ergens "eerste criticus" kunnen worden, die enkel de belangrijkste concerten "verslaat" en 't best betaald wordt. Dat zal me bij mijn werk voor Van Eugen niet dwars zitten. Als je op dit punt iets te ondernemen ziet dan kun je 't doen. Ik zeg je dit in de veronderstelling dat je voor een geval komt staan waarbij je denken zoudt "Wat wil mijn vassal en soeverein?"

Als jij dus mijn jaarlijksche uitgaven raamt op f 2000.- dan kunnen we van nu af gerust schatten dat ik 2000.- overleg. Als minimum. Gesteld dat ik La Bicoque nog een jaar houd, dat kost me hoogstens f 350.- Blijft over 1650.- Hiermee kan ik wat afbetalen (dat zal zoo'n vaart niet nemen!) wat aanschaffen (allicht een paar gordijnen en tapijten!) en daarmee kun jij minstens de helft van je lessen laten schieten. Het is voor mij uitgesloten dat het leven voor jou drukker zal worden. Dat duld ik niet. Ik wil dat 't kalmer wordt, en dat je "behoorlijk" studeert. Geen huisvrouw. Ik heb daar een waren hekel aan. Je bent de baas in "mijn huisje" maar je onderhoudt het niet. Het maakt me naar en akelig wanneer ik "mijn vrouw" zie werken, behalve haar kleine bezigheidjes. Ook dit is afgesproken en meenens. Dat onderhouden zal ik desnoods gemakkelijk kunnen regelen met mijn zuster denk ik, als je daar ten minste niet op tegen hebt. Ik had me gefantaseerd dat je in "mijn huisje" in en uit zoudt loopen naar verkiezing, op elk uur van den dag of den nacht, wanneer je lust zoudt hebben om mij te zien of om er gewoonweg kalm te zijn. Ik zie best dat ik je 's avonds wandelend naar je woning begeleid en aan de deur afscheid van je neem. Een tweede bed bij mij (ik vermeldde dat half in scherts) kan m.i. gemist worden. Pour l'amour on trouve toujours le temps, le lieu et la place si on aime. Maar ik ruil deze fantasie van me voor elke fantasie van jou. Wat ik bedoel: je hebt en je houdt je volkomen vrijheid. Regel ons leven heelemaal gelijk jij het wenscht. Verlies enkel niet uit het oog dien eenen wensch van mij: ik wil dat jouw leven rustiger wordt door ons leven.

Morgen de rest. Het einde van den dag is beter dan 't begin. Merci. Ik houd, op alle wijzen, heel, heel veel van mijn Thea. Mijn hart is bij Thea. En mijn hart is Thea.

14 Maart. Donderdag.

Brief van Jany. Hij heeft Sanders gesproken over een woning voor me. Sanders heeft hem gezegd: "laat hij eerst maar komen; een voorloopig onderdak vindt hij wel". Wat Jany "nogal vaag klinkt". Ik heb zoo'n idee dat onze woning geheel naar onze wensch moet en zàl zijn; niet de eerste de beste. Jany antwoordt me nog: "Die voorgestelde opdracht geeft me een gevoel van trotsche dankbaarheid – dat zal je wel genoeg zeggen." Dat verheugt me. Wat denk je ervan als ik Jany vroeg als getuige bij ons trouwen? (Hij was ook "getuige" bij mijn huwelijk met Anny.) Ik moet nog een tweeden "getuige" zoeken, en even goed!

Vanochtend wakker geworden in harmonie met Thea.

Einde van den morgen. Mist. Het is zóó donker dat ik mijn lamp moet inschakelen.

Je paketje met twee Céréals. Merci. Ik hoop dat er geen gouden tientje in zit. Ik heb de pakjes goed bekeken en gezien dat ze ongeopend zijn. Bewaar dat gouden tientje tot ongeveer Juli. We kunnen dan zien. Misschien heb ik dan geen geld en is het noodig. (Ik zal het gemakkelijk kunnen verkoopen.)

Maar géén brief van Thea. Desondanks ± 600 woorden geschreven voor "het boekie".

Desondanks.

Réfléchis à ceci:

Je t'aime. Et tu es loin de moi. Et j'en souffre. Chaque jour. Plus ou moins. Tu es loin de moi. Et je ne sais même pas si tu as besoin de moi comme j'ai besoin de toi.

Violentes vagues de révolte mêlées de violentes vagues de tendresse vers toi.

Il faut que je te le dise. Tu dois le savoir. Dusses-tu en souffrir. Il faut que tu le saches, que tu te rendes compte.

Tandisque tu es loin de moi et que je t'aime, tandisque tu es loin de moi tu reçois dans ton intimité quelqu'un qui a eu ta sympathie, qui peut avoir encore ta sympathie. Tandisque je suis loin de toi et que je souffre de cette éloignement.

Tu n'aurais pas dû faire cela. Tu n'as pas le droit de me faire cela. Demande à Joanna si tu avais le droit de me faire cela. De me faire cela dans ma solitude. Non! Car je suis seul. Et sans toi.

J'ai quand-même écrit mes 600 mots et tu peux m'admirer si ça te plaît. Mais rends-toi compte. Tu n'avais pas le droit. Sans raisons valables.

Cela me soulagera peut-être de te le dire. Il faut que tu le saches. Tu as été, tu es cruelle. Trop cruelle. Demande à Joanna si c'est cruel!

Et je t'aime. Et tu n'es pas ici, pas près de moi. Et je te crie que je t'aime. Tu n'avais pas le droit d'être aussi cruelle sans raisons valables. Il faut que le saches, que tu le comprennes. Que tu saches ce que c'est d'être sans toi.

Je t'aime. Je continuerai de t'aimer. Je t'aime furieusement. Mais il faut que tu saches que tu as été, que tu es trop cruelle pour

ton Matthijs

Et maintenant un baiser, ma chérie, sur tes lèvres, car je t'aime, en ook op het plekje car tu es ma promise. Je t'aime, ma Théa.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA