MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460204 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 4-5 februari 1946

Louveciennes

4 Febr. 1946

Maandag-avond

Mijn zinnende, vorschende Thea,

mijn lieveling,

je zult willen vernemen, denk ik, wat ik heb uitgericht, op dezen verprutsten dag, sinds ik postte mijn brief. Eerst betaalde ik dus 500 frcs belasting. Het motregende, maar dat kon me niet schelen. Het kantoor was verhuisd, ik moest een straat zoeken die in het Marly der koningen den lente-liefelijken naam draagt van Blumenthal, en dat lapte ik aan mijn laars. De ontvanger, een pieterig mannetje, dat me gemaakt leek van verbruind, verdroogd, glimmend perkament met zwarte biesjes, sprak zijn afkeuring over mij uit, in 't openbaar, wijl ik niet rijker was en hij mijn bijdrage te sober vond. Ik antwoordde hem gekscherend, waarna zijn gelaat zich kleurde als gerookte zalm, en sombere, onheilspellende woorden prevelde, bijna dreigend. Hij is zoo kwaad niet. En al was hij het! Ik heb hem opgewekt toegeglimlacht, en mijn geld gestort aan een juffrouw, zonder eenige aardigheid! Ik zeg nooit aardigheden, helaas, aan juffrouwen. Maar verbeeld je niet, jij, dar we daarover eeuwige moeilijkheden zullen hebben. Niet de flauwste kans op. Toen ik mijn quittantie had, ben ik, mijmerend over dat "liefste" waarmee je laatste brieven beginnen, naar huis teruggekeerd. Twee jaar geleden nog zou ik tegen zulke betalings-karweien hebben opgezien als tegen een bad in den drek. Nu doen ze mij niets. Ik schijn te veranderen. Wou je hooren wat ik mijmerde over dat "liefste"? Niets. Maar het doorvloeide, het doorgloeide me als een verlokking, terwijl ik voortschreed. Mijn weg voerde tweemaal langs het kerkhof met het graf van Anny. Den eersten keer dacht ik: "ik heb niet veel tijd; ik ga straks wel even kijken." Den tweeden keer nam ik, in gedachten, een zij-paadje, dat korter was, maar dat me, tot mijn verwondering, uit de buurt bracht van het kerkhof. Ik bezocht Anny dus niet, en liep rechtdoor naar huis, waar ik je brief herlas, en daarna een boek greep over de geschiedenis der muziek-theorie, verstrooid, met jou.

Te één uur ongeveer arriveerden de twee Onnen's, Frank en Lia. Ik ben ze tegemoet gekomen toen zij de deur naderden mijner kamer. Ze hebben bij ons gegeten; kool, aardappelen, een stukje spek, een meelsoepje en een kruimeltje kaas tot dessert. Te vijf uur zijn zij vertrokken.

Vier volle uren conversatie! Ik had wel gewild dat je daar verborgen bij geweest was, achter een gordijn, of in een kast. Want je kent me zoo nog niet, geloof ik, los en luchtig; ikzelf immers ken me zoo nauwlijks. En misschien zou ik je wel niet bevallen; want aan mezelf beviel ik slechts half. Frank is schraal, sloom, een tikje lijmerig, weinig elastisch, maar wel attent en snugger; hij heeft echter het handschrift van den ouden Beethoven, en deze twee uitersten van psychologische symptomen poog ik tevergeefs te combineeren. Lia, van gemiddeld volumen, is wat beenig, pootig, maar kwiek en gezond. Haar rond gezicht, met dikke, zwierende kastanje-rode haren, heeft iets Brabantsch boerinne-achtigs, tot in den te stoere neus, geplant als een goed gestyleerde wortel. Langs de lippen, een beetje dor, snijdend, en over witte, stevige tandjes, insinueeren zich reeds de moderne lijnen van het bittere begeeren en de bittere ontgoocheling. Haar oogen zijn als van glas, gelijk die glazen, gespikkeld gekleurde knikkers, waarmee vroeger de kinderen speelden. Intelligent voorhoofd, doch tamelijk hard, ietwat onhelder; weinig kin. Gul, joviaal. Zij manifesteert een naieve, onnoozele bewondering voor me, hoewel ik haar voortdurend toon dat ik daarop niet gesteld ben. Zij schrijft eveneens als de oude Beethoven, doch in 't vrouwelijke. Zij laat me koud als het ongedolven graniet in den diepsten schoot der bergen, of beter nog, van den hoogsten top der bergen, onder de gletschers. Ofschoon onlangs de vader van Frank stierf is het gesprek zeer vroolijk. Beiden komen pas terug uit Holland en geven mij alle gewenste inlichtingen over de avatars van het Nederlandsche muziek-leven, chronique scandaleuse, chronique artistique, financière, économique, journalistique, tusschen andere ernstige, minder-ernstige onderwerpen door. Alle namen defileeren. Behalve de jouwe, behalve die van jullie. Ik noem je niet, dat spreekt. Zij noemen je niet, dat is niet zoo duidelijk. Wanneer ik detective was, of rechter van instructie, zou ik hierin een aanwijzing zien. Wij spreken zelfs over Reeser, dien Frank in den loop der maand hoopt te bezoeken, omdat hij hengelt naar een baantje van uitwisselaar tusschen Fransche en Hollandsche Radio. Zeg Reeser dus niets, want ik zou neutraal willen blijven, of zeg hem wèl wat, naar je verkiezing! Ik heb hun verteld dat ik repatrieer, mijn verhuizing motiverend met louter kapitalistische beweegredenen, volgens de eischen der zuivere waarheid. Als de faam hen bereikte van het geheim dat mij drijft, dan moeten zij me een perfecten simulant achten. Teekenend, zulke wederzijdse cachotterie in een schijnbaar vriendschappelijk, openhartig onderhoud. In de politiek heet dat diplomatie! Ten slotte – en ik wil je dit biechten omdat ik mij schuldig voel aan een zekere lichtzinnigheid – heb ik Lia een verschrikkelijke teleurstelling moeten bezorgen. Bij een praatje over de romanciers van het existentialisme liet ik mij ontvallen: "Als die smeerpoezen met alle geweld pornographie willen schrijven, waarom schilderen zij haar dan niet aangenamer af, zooals Zola nog deed of de Kama Soutra." Tot mijn verbazing merkte ik dat geen van beiden dit boek kenden, niet eens den titel, en ik moest uitleg geven! Je weet of je weet niet, dat de Kama Soutra een vademecum is in de Hindoesche kunst der liefde, dat door geleerde philologen bestudeerd wordt in 't sanscriet of in 't pracriet, maar dat winstbelustige uitgevers verbreid hebben in de Fransche taal. In den loop van den middag was ik 't heele ding vergeten. Maar toen 't uur kwam om te vertrekken vroeg Lia mij dat boek! Ik weigerde. Het zat haar echter in de kop, en zij wilde het absoluut hebben. Ik bleef weigeren! Zij heeft er mij een kwartier om gezanikt, gedrensd. Ze kreeg het niet, hoewel ze nauwlijks haar ergernis kon verkroppen, en ze heeft het niet. Maar van een malle situatie gesproken! Anny (die dat boek nooit las) zou woedend op me geweest zijn. En jij? Wat leg je me tot penitentie op? Ik zal ze volbrengen. Je ziet dat de omgang met vrouwen, zelfs wanneer ze me koud laten als het ongedolven graniet, vol hindernissen voor mij zijn kan. Vervelend, dat 't weer acht of tien dagen duurt vóór ik je absolutie heb. Wees niet te streng.

Hopend op den ochtend, op jou, gelukkig omdat ik hopen kan, en de teederen gloed voelend van den kus dien ik je in gedachte zend, in gedachte van je ontvang, wensch ik je goeden nacht liefste, mijn Thea, mijn liefste.

5 Februari

Dinsdag

Uit mijn vogelvlucht over tijden en dingen terugkomen, neerstrijken bij mijn geliefde. Maar je vergezelt me. Het is fantastisch tot waar de muziek in het "boekie" mij voert. Zelfs tot de eenheids-maat der Groote Pyramide van Cheops. Ga ik niet te ver? Wat zal daarvan Doctor Reeser zeggen? En de andere magisters? Het is een singuliere muziekgeschiedenis die ik maak! Geen teksten, geen documenten. De dingen zien geboren worden. Zich te vereenzelvigen met het moment, met den stroom, waarin de dingen kiemen, ontspruiten, het leven beginnen. Opvaart in het onweer. – (Welk een prachtige titel!! – formule – recept!!)

Geen brief van je dezen ochtend. Doch van Roland. Hij bericht me dat hij zich vestigt in Grisolles, een gehucht bij Noyon. Hij heeft een "baantje" gevonden voor zeer lange tijd. Hij is reeds bevriend met den ganschen clerus van Noyon. Zeldzaam. Het bloed. Een goede jongen. Egoïst. Dat mag. Dat moet. Toch trouwhartig. Hij doet me denken aan de herders in aanbidding voor de Kribbe. Moge het hem goed gaan. Toen ik uit de verte zijn brief in de bus zag dacht ik dat hij van jou was. Een lichte nuance in de kleur deed me twijfelen en tegelijk gespannen verwachten. Alvorens hem te halen deed ik mijn morgengebed onder den thuya. (Ecarte de moi toute pensée qui n'est pas en harmonie avec Théa.) – Steek in 't hart (graag bedwongen) maar toch steek in 't hart, tegenover de werkelijkheid die niet jouw enveloppe was en niet jouw schrift. De liefde. Ik vind 't prettig, goed, om zóó afhankelijk van je te zijn, geregeerd, beïnvloed door je. (En jij van mij, door mij...?) Noem dat geen onderworpenheid. Dit is het niet. Het is eenheid. Versmelting.

Vanmorgen, wakker wordend, peinsde ik: Het is lief van Thea dat zij mij ter hulp kwam omdat ik hield van de muziek van haar vader. Maar ik had wel graag gehad dat dit houden-van geheel Pro Deo gebleven was. En nog veel liever had ik gehad (het was mijn eigenlijke wensch) wanneer Thea in dit houden-van een zekeren toon gehoord had, dien zij hoorde bij niemand anders, en dat er in Thea een obscure stem ware geweest die haar zei: deze toon heb ik altijd gehoord en altijd willen hooren, en ik wil hem weer opnieuw en altijd hooren, want het is mijn eigen toon. – Zoo dacht ik. En zoo was 't. Nu jij, Thea.

Die Ars Amandi Indica (Kama Soutra) komt opeens weer in mijn herinnering. Ik kocht dat boek niet; een vriend, groot vrouwen-bedotter, gaf 't me cadeau. Ik had geen handleidingen noodig. Het zonderlingste: mijn dochter, die Claris wil worden, heeft 't gelezen. Ze zei me: Je veux tout savoir sur l'amour. Ik zei haar: Vas-y! si tu veux. Het karakter mijner dochter is uiterst complex en uiterst simpel tevens. Dikwijls schijnt zij mij de infuse wijsheid van duizend eeuwen in pacht te hebben. Zij kan iedereen raad geven, als ware zij bet-overgrootmoeder, en haar raad is immer goed. Alles op basis van kinderlijkheid die soms moeilijk te onderscheiden valt van kinderachtigheid. Over die "zelfzucht" van haar zouden wij eens moeten kunnen praten. Ik vind ze niet zoo erg. Wat wil mijn dochter? Haar geluk. Wat is haar geluk? Alles te offeren. Waartoe? Om alles te verdienen; d.w.z. de mooist mogelijke plaats in den Hemel. – Is dat eigenlijk ook niet je reinste zelfzucht? In elke laatste instantie zoekt zij door haar offer haar geluk. Lastig probleem. Haar kleine zelfzucht functionneert meestal in relatie met die groote, mystieke zelfzucht.

Ben je er dermate zeker van dat ik bij mijn geboorte "een sprong deed"? Ik volstrekt niet. Om zoo iets boud te beweren zou ik eerst een aantal mijner voorzaten willen kennen. Onder de familie mijner moeder b.v. was een pastoor (ik vergat zijn naam; ik weet niet eens den naam van mijn moeders moeder!) die een dikke, geïllustreerde Bijbel-vertaling had geschreven en uitgegeven. Zij was de lectuur mijner vroegste kinder-jaren. De ziel doet geen sprongen. Dat zou onrechtvaardig zijn. Zij krijgt loon naar werken. Doch wij kennen nog niet al haar wegen. Al deed ik echter geen sprong, alles hing af van mijn wilskracht en mijn vastberadenheid, en nog van vele andere factoren waarover ikzelf meester was.

De pieren spreken weer sinds enkele dagen. De bromvliegen komen uit haar schuilplaats. Goed teeken. Tenzij ze geleid worden door vermetel vertrouwen. Ik had zóó'n sterken wensch om je bij me te hebben dat hij de verrukkelijke sensatie werd van: straks komt ze met de trein. Wel aardig en mooi, verlokkend en zinrijk al die mogelijke interpretaties van t. à t. Een kus

met den zelfden teederen gloed

van je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA