MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451220 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 20 december 1945

Louveciennes

20 dec. 1945

Lieve Thea,

Voor 't geval dat je nog weerstand zoudt willen bieden aan de manie van Reeser, en andere reeds verouderde modernelingen, om het geheim der persoonlijke creatie te verklaren uit het anecdotische, het bijkomstige, het accidenteele, (in plaats van uit het essentieele, het substantieele) copieer ik je een halve bladzijde van Paul Valéry, die je als argumentatie kan dienen. Het is een passage uit de redevoering welke hij gehouden heeft in de Parijsche Universiteit ter gelegenheid van de Goethe-herdenking in 1932.

"Il faut craindre toujours de définir quelqu'un. Ses ouvrages, les propos mêmes que l'on a recueillis de sa bouche, ce ne sont pas les moins trompeuses des données, ni celles qui nous conduiront assurément au secret qui fait notre envie. Je sais, de science certaine, quelles erreurs sont pour nous séduire dans la recherche de la génération des œuvres, et comme l'on s'égare dans la naïve ambition de reconstituer l'être même d'un auteur. Est-ce bien dans ses productions, dans ses papiers, dans les reliques de ses amours, dans les événements éminents de sa vie que nous découvrirons ce qui nous importerait de connaître, et qui le distingue entièrement des autres hommes, – c'est à dire: la véritable opération de son esprit; et, en somme, ce qu'il est avec soi-même quand il est profondément et utilement seul? Je vais jusqu'à rêver que ce qu'il y a de remarquable, et de plus sensible dans une existence, compte pour assez peu de chose dans ce qui fait le prix de sa production. La saveur des fruits d'un arbre ne dépend pas de la figure du paysage qui l'environne, mais de la richesse invisible du terrain."

Valéry concludeerde daartoe stellig (Je sais, de science certaine... ) uit de ervaring welke hij had opgedaan door zelf-onderzoek, en tevens door de ondervinding welke hij maakte met zijn eigen commentatoren en uitleggers. Ik geloof dat ieder creëerend, produceerend persoon, die de operaties van zijn binnenste ook slechts eventjes en maar heel oppervlakkig, doch objectief, kan analyseeren, Valéry's opinie moet bijvallen. In de creatie van een kunstwerk hangt alles af, wordt alles beschikt, gekenmerkt, door de onzichtbare qualiteit van het innerlijk terrein. Heel de rest, een goede of een slechte spijsvertering, zonneschijn, regen of nevel, warmte of koude, rijkdom of armoede, tegenspoed of voorspoed, een glimlach of een grijns, één vrouw, honderd vrouwen, of géén vrouw, en alle denkbare overige groote en kleine accidenten (men telt ze bij tien-duizenden) zijn per slot van hetzelfde gehalte, het één niet noemenswaardiger dan het andere, en allen in gelijke mate nutteloos, ondoeltreffend, wanneer de qualiteit van het terrein niet deugt. En een goed terrein, ook al heeft het niets buiten zichzelf, vindt nog altijd wat, en in zichzelf genoeg. Hoewel dit laatste me een verschrikkelijke karwei lijkt.

Het vervelende is (wanneer men met standpunten als dat van H.E. consequent wil blijven) dat, als men in een biografie het accident Jo toelaat, men ook het accident moet toelaten van die andere (Frieda M.)1 welke in mijn herinnering achterbleef als een petite crapule ambitieuse et superficielle.

Heel die moderne rudimentaire, materialistische, ik zou haast zeggen marxistische, anti-psychische "psychologie" behoort eigenlijk met tak en wortel te worden uitgeroeid. Zij is waarlijk te simplistisch, te kinderachtig.

Ik zou alles omkeeren, als 't mij te doen stond. Uit de kleur eener liefde (o.a.) zou ik de hoedanigheid afleiden van een terrein. Maar dit is een zeer gevaarlijk systeem. Een onbedrieglijke te harde toetssteen.

Brieflooze dag. Dat verhindert me, gelukkig, om rond te tollen in mijn kringetje, waar ik uit wil. Ik hoop dat alles tegelijk komt – wat er nog komen mag, – zoodat wij zullen kunnen zeggen: het is voorbij.

Onveranderd je

Matthijs

de tengere sprietjes van de sneeuwklokjes breken nu al uit den grond, en zeggen hun geheim, hun belofte.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Frieda Mooy.