MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451208 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 8 december 1945

8 Dec. '45

Lieve Matthijs, geen litanie nog op 4 en 5 Dec., maar overigens zoo lief, dat ik niet weet waar ik het aan verdiend heb. Je moet niet denken dat het voor mij een opoffering is om 's avonds laat nog te schrijven, zooals b.v. in Loenen, ik doe dat voor mijn eigen plezier – zoo goed als jij altijd zin hebt aan mij te schrijven, heb ik het aan jou. Jouw brieven zijn zoo heerlijk, dat ik haast zou denken, dat, als we ooit samen waren, je er maar mee door moest gaan! Naar Loenen ga ik niet meer, dat is afgeloopen, het was maar een tijdlang om Sondaar klaar te stoomen voor 3 concerten die hij a.s. week geeft met Mme Tiliard, de begeleidster van Bernac's leerlingen. Misschien dat hij mij later weer eens noodig zal hebben, maar dan zal het toch niet zoo dikwijls hoeven te zijn en zal het voldoende zijn als hij eens in de week hier komt. Het sneeuwt – arme Joanna, die in Hilversum is bij Mevr. Noordewier en voor dat ééne uur les 6½ u. noodig heeft! Toen zij onlangs daar was, had zij willen zeggen dat zij het plan had een tijdje bij Bernac les te nemen, maar Mevr. N. had dermate aan één stuk door over zichzelf gepraat, dat J. er niet aan toe was gekomen, en zoodoende moest zij wel gauw weer een afspraak maken om het te "plaatsen". Het zal nog moeilijk genoeg zijn, want Mevr. N. is heel on-royaal met zooiets en J. wil haar, ook al omdat zij toch al zoo'n zwaar leven heeft en omdat zij haar heel veel dank verschuldigd is, zoo min mogelijk verdriet doen. Dat is ook de reden, waarom zij nooit naar iemand anders is gegaan, hoewel dat eigenlijk wel noodig was, aangezien de lessen van Mevr. N. heel eenzijdig zijn. De man van Mevr. N. (een goeie sul) is gestorven een paar jaar geleden, en nu woont zij met dien akeligen egoïsten zoon en diens akelige, egoïste vrouw, die haar uitbuiten. Zij is aan alle kanten bitter, zelfs over haar carrière; je komt er gewoonlijk gedeprimeerd en zuchtend vandaan, maar soms werkt zij nog heel goed. Het lesgeven is haar eenige vreugde: 6 uur per dag (achter in de 70 zijnde) naar valsche noten speuren en daar genoegen in vinden – wat een afgrond! Maar dat zingen was toch wel ongelooflijk mooi soms, zij kon in extase geraken (door haar eigen geluid).

Ik geloof dat wat jij wil: het vergeten-zijn van de technische moeilijkheden, pas te vinden is bij artisten boven de 50, die geen machines zijn geworden. Willem Andriessen, dien ik vroeger een zeer middelmatig pianist vond, heeft het gekregen. Hij speelt nu voor zijn plezier en geheel verzonken in de muziek. Ik geloof wel dat de geest technische moeilijkheden gemakkelijker kan doen overwinnen op een moment van sterk doorstroomd-zijn – maar wat is "een zeker punt van solide techniek"? dat is rekbaar, en het ongeluk is dat je van de eene keer op de andere niet meer tevreden bent met dat zekere punt. Dat we te veel vastzitten aan de herinnering aan de overwonnen (?) moeilijkheden, geloof ik ook zeker.

Ja, de Mis, ik vind het ook akelig dat het gebeurt. Wij hadden het gevoel het niet langer tegen te kunnen houden. Zij is ook al uitgevoerd in de concertzaal in den oorspronkelijken vorm voor mannenkoor en orgel. Daar konden wij ook niets tegen doen, want de koorpartijen zijn in den handel – vanaf het moment dat ze dat zijn, ben je machteloos. Wij hebben die uitvoering niet bijgewoond en ik weet dus niet wat voor indruk die muziek in de concertzaal maakt. Jos. Vranken, de dirigent, heeft er eerst met ons over gesproken, wij hebben gezegd dat wij het absoluut niet wilden (want ik vind dat nog erger dan de georkestreerde deelen uit te voeren) en hij heeft het lekker toch gedaan… Ik zal het Reeser nog eens zeggen, dat Pappie er niet van hooren wilde toen ook, toen jij er met hem over sprak – dat geeft hem misschien nog eens een heilzame steek in zijn geweten (sans pitié?), want ervan afstappen doet hij toch niet meer. Of de instrumentatie heelemaal in orde is, weet ik niet, dat moet van Beinum dan maar beoordeelen. Wie weet, is dat nog een manier om er af te komen. De Mis als Mis zou er, geloof ik, niet meer bij kunnen verliezen; zij is zoo ingeburgerd en het menschdom, of het er wat in hoort of niet, is ervan overtuigd dat "de Mis van Diepenbrock" iets bijzonders is. Het moet dus nu zijn beloop maar hebben. Heb ik verkeerd gedaan (J. bemoeit zich met die dingen wat minder dan ik) met te zwichten, dan zal ik er te zijner tijd wel voor boeten, dat is het ergste niet; aan het werk geloof ik niet dat het kwaad kan doen. Je moest komen luisteren! Juni '46, het heele œuvre van D. in een week! Wat een onderneming, hè? Het is heelemaal Reeser's initiatief, hij geeft er Regeeringssteun voor en zoo voelt het Concertgeb. er wel voor. Als het niet trekt, stoppen ze het vol met invités. Weet je hoe wij Reeser noemen? H.E., naar zijn voorletters. We vonden Henk zeker vervelend, ik weet niet meer hoe het gekomen is, maar H.E. is heelemaal ingeburgerd nu, er zijn nog meer menschen die hem zoo zijn gaan noemen. Voortaan zal ik hem zoo aanduiden, dat gaat me gemakkelijker af.

Pappie's Latijnschheid verklaarde hij, geloof ik, zelf wel uit zijn Katholicisme en die afstamming uit het Rijnland, dat tamelijk vroeg al door de Romeinen bezet was en dat vroeg gekerstend is. Interessant die anecdote van Villiers – dat wist ik niet. De N.G.-ers waren wel een beetje Fransch georiënteerd, d.w.z. toch voornamelijk voor Zola geïnteresseerd, die niet zoo vreeselijk Latijnsch is, maar zij waren toch vreeselijke Noorderlingen allemaal. Het was eigenlijk niet zoo erg veel zaaks alles bij elkaar: de Mei, sommige sonnetten van Kloos, enkele bladzijden proza van v. Deyssel – Zij hadden een oogenblik een groot élan, dat was het eigenlijk. Maar heel gauw was het weer doodgebloed. Pappie was hun altijd voor: zij geloofden nog in Zola, toen Pappie er allang doorheen keek enz.

Liefste, ik geloof dat het zoo is: je hebt genoeg om mijn liefde te winnen, je zou genoeg hebben en ruimschoots genoeg, als ik "de liefde" maar had. Dàt is de heelen zaak, naar mijn idee. Ik ben vreeselijk blij dat na je droevige, eerst bittere en toen gelaten, brieven, deze weer zoo anders gekleurd is, en ik ben je ontzaglijk dankbaar (en zal dat altijd blijven, vanzelfsprekend) voor die gratis liefde, die enorme liefde, die ik heelemaal niet verdien. Merci. ta

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA