MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451109b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 9-10 november 1945

 

9 Nov '45

Lieve Matthijs, die 4 rotstukkies, die ik schrijven moest, hebben me nog bijna een uur gekost. Het was n.l. heel vervelend: op het concert, waar ik eerst heenging, in het Conserv., zaten 10 menschen! en dat Belg. kwartet, dat spelen zou, had besloten maar in een leskamer te gaan zitten. Zoodoende kon ik er niet uit voor de pauze, ik durfde in die stilte niet een deur open te gaan maken en te verdwijnen, en toen kwam ik bij de zangeres in het Concertgeb. bij haar laatste nummer! Wat moest ik bij God daar nou over schrijven! Enfin, het is geleden. Het is nu ½ 12, J. is in Utrecht en ik ga nog een beetje met je praten, al val ik om van den slaap.

Ik wou het dus over E. (in mijn biographie heet zij ook zoo) hebben. In jouw redeneering vind ik iets terug wat je tegenwoordig veel ontmoet: een tendens om alles goed te praten wat eenmaal gebeurd is uit hoofde van de fataliteit. Niet dat je jezelf verdedigt, je erkent de fout, maar het geheel verdedig je als hebbende zoo moeten zijn. Het had toch ook anders kunnen zijn, er is toch nog zooiets als een vrije wil. Het is een te moeilijk onderwerp om nu nog over te beginnen; een andere keer misschien eens. Je blijft er dus bij dat E. het volle recht had. Neen, dat vind ik niet. Waarom vind je dat er boete moèst zijn? Alleen om het geheel sluitend te maken, lijkt me haast. Wat verkeerd van E. om je te blijven schrijven. Zou zij gedacht hebben dat zij de meerdere was, dat zij je grootere liefde was? Gewoonlijk doe je zulke dingen uit een meerderheidsgevoel. Of het moet uitsluitend een-aalmoes-vragen zijn. Je hebt haar misschien in den waan gelaten dat zij tòch de meerdere was, ten einde de pijn te verzachten. Van een ring weet ik niets af. Hoe zag hij eruit? Moeder heeft ieder spoor uitgewischt. Zij wist immers niet, tot enkele maanden voor haar dood, dat wij het wisten. Ook in haar dagboek is het gedeelte vanaf 1917 eruit gescheurd. Over de Mis heeft zij nog geschreven zonder iets over jou erin. "Wat het ons drieën, A. E. en mij, ook gekost heeft" (en Pappie dan?) "het spijt mij niet, en alles overschouwend verheugt het mij dat instrument geweest te zijn van het lot, van een après tout goed en genadig lot." ???

Als ik je vrouw was geweest, zou ik met dat zinnetje "heb je zóó weinig vertrouwen in wat ik je altijd zeg?" ook niet tevreden zijn geweest. Een vragend antwoord maakt den indruk van een uitvlucht. Het eenige wat me gerustgesteld zou hebben, zou zijn geweest als ik je dagenlang doodongelukkig had gezien (en bovendien ongevoelig voor een brief uit Amsterdam). Ik had den indruk gekregen dat je met A. nooit over E. had gesproken. Je hebt dus alleen maar niet toegegeven dat zij je geliefde was geweest? Je hebt het voorgesteld alsof E. jou achternaliep met die brieven en de koffie? Moeilijke situatie.

Het verhaal van de geit is erg leuk. Het is leelijk van je om zoo zelfzuchtig te zijn, maar dat is nu eenmaal des mans, en dat de geit je gehoorzaamd heeft is kostelijk. Overigens reken je met je toover-cirkel buiten den waard als je buiten mij om rekent! Van mij (en van J. ook) is het dermate een fatum dat er altijd iemand beslag op me legt, dat ik zeker weet dat ik je toover-cirkel in de war stuur. Dit is geen grapje, het is echt waar – ik geloof dus nòg niet in het houtvuur. (En waarom, als A. alles voor je over had, ook dit niet?)

Vanochtend heb ik een meneer Goldberg uit Parijs gesproken, min of meer aan de Radio verbonden, uitwisselingsconcerten arrangeerend, vragend naar iets geschikts van Pappie. Kort moest het natuurlijk zijn. Dat bracht me op jouw symphonie. Hij wist er niet van. Of zij niet 50 min. duurde. Nee, zei ik, een half uur. Een tijdschrift, "Contrepoint" heeft hij opgericht. Is dat wat? Zal wel niet. Eerst dacht ik of hij misschien kamermuziek wilde uitwisselen en of dat een kansje zou zijn voor J. en mij om in Parijs te zingen, waaraan dan een "uitstapje" naar Louveciennes te verbinden zou zijn! Maar niks daarvan, en het leek me allemaal nogal vaag.

Het is 12 uur voorbij, uiterlijk half 8 op morgen – naar bed, naar bed. Vind je me nog lief na mijn kwaadheid van vanmiddag? De Liefde heeft voor mij nooit bijzonder geteld. Zij is me van te korten duur. Een paar jaar, op zijn hoogst 7, en dan is het uit. Ik mag dat tegen jou niet zeggen, maar in het algemeen heb ik toch gelijk. De schoonheid van die paar jaar overstemt voor mij nooit de weemoed van de kortstondigheid. Ik wil een liefde van langeren adem en die is alleen bij God te vinden. Zijn we eigenlijk niet griezelig verschillend? Dat komt nu pas uit. Ook je half-broer van Gogh ligt me tamelijk ver. En toch...

Goedste nacht (dat zeiden we altijd tegen Moeder).

 

10 Nov.

Vandaag een reuze buitenlandsche post, maar geen Fransche. We gaan nu naar Rotterdam voor onze medewerking aan de lezing van Bertus. Ik heb idee dat hij het slecht doen zal. In God's naam maar niets van aantrekken.

Als steeds, liefste, je

Thea

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA