MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440528 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen en Anny Vermeulen-van Hengst

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen en Anny Vermeulen-van Hengst

Amsterdam, 28 mei 1944

Pinksteren 1944

Lieve Anny en Matthijs, eindelijk is het nu sinds gisteren zalig zomerweer. Gelukkig hebben wij geen concert en geen afspraken, zoodat we lekker op het balcon van Pappie's kamer van de zon kunnen genieten. Ik heb vanochtend zitten lezen in brieven van Pappie's ouders aan hun dochters op kostschool. Waarom Tante Lud me die niet eens gegeven heeft, weet ik niet, want er staat van allerlei grappigs over Pappie in. Ik had niet gedacht bij haar boeltje nog iets te zullen vinden dat ik gebruiken kan voor het boek, dus dat is nog een meevaller! Ik lees ze natuurlijk niet heelemaal, daar is geen beginnen aan, ik snuffel of ik Alfons zie staan, maar wat ik zoo af en toe toch lees is vreeselijk pittoresk: allemaal over bals en rijtoeren en meiden en kleeren, ontzaglijk ver weg allemaal, maar gezellig en boeiend ook door die sfeer van ± 1880.

Gisteren kwam er een brief en een briefkaart van jullie, waaruit bleek dat mijn brief van 8 Mei er lang over gedaan heeft. Ik meen dat die vergissing over het D.-Jaar een vergissing is. Anny zal het wel weer bij het rechte end hebben! Is Le Balcon klaar? Ondanks de monsterachtige actualiteit lijkt het vlot gegaan. De innerlijke creativiteit schijnt daar trouwens buiten-om te kunnen gaan. (zie De Vogels) Het is wel vreeselijk zooals dat arme Frankrijk weer geteisterd wordt. Ik ben vanzelfsprekend ook wel bezorgd over jullie soms, maar wat geeft het? ik zet het maar van me af. De menschen praten hier natuurlijk ook aan eén stuk door over invasie. Ik vraag me wel eens af, waar ze later over zullen praten. Als wij op reis gaan voor concerten, doet zich de vraag telkens voor: Komen wij weer thuis? Maar als we thuis moesten blijven iedere keer dat de menschen zeiden: je bent gek dat je gaat, dan zaten we nu al maanden thuis en verdienden geen cent meer. (Van centen gesproken: ik heb in Laren een koekoek gehoord in het eind van April en heb toen een muntje in mijn zak rondgedraaid – maar het was vast niet de eerste koekoek en dan geldt het zeker niet?)

Die geschiedenis met die Dominicaan vind ik toch wel griezelig. Een portret, gaat dat niet te ver? Is het niet jammer dat zij zich vastlegt aan zooiets hopeloos'? Misschien gaat zij aan andere mannen voorbij, waar een geschikte onder zou kunnen zijn. Maar jullie laten je kinderen, geloof ik, reuze vrij, of niet? Dat schijnt een eisch van hoogste liefde te zijn. Ik kan dat niet. Als ik een van mijn dierbaren iets zie doen, waardoor ik denk dat hij ongelukkig wordt, dan moèt ik probeeren hem daarvan af te houden. Ik weet wel dat de menschen toch altijd doen waar ze zelf zin in hebben, maar ik kan het toch niet laten. Gezellig dat Donald zoo gesteld is op het contact met thuis. Toen ik in Weenen was, heb ik gedurende 2 jaar iederen dag een brief van huis gekregen en ik heb me daardoor nooit eenzaam gevoeld. Als wij dood gaan moeten andere menschen die brieven weer verscheuren! Het is zoo wonderlijk die ontzettende hoeveelheid hart die er zit in die achterblijvende dingen.

Ik heb niet de fut nog over Barrès c.s. te schrijven, ik schrijf zoo slecht vanwege die idiote pijnlijke, tintelende arm. Als het iets van zenuwen is, zal het wel zoo gauw niet over gaan, vrees ik. Je beleeft ook zooveel ellendigs: deze week hebben wij een teleurstelling gehad, d.w.z. misschien een ontzettende teleurstelling in iemand, dien wij vertrouwden. Een heel akelige geschiedenis.

Veel hartelijks,

Thea

aant.

(zie De Vogels): Diepenbrock componeerde De Vogels in 1917