MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19420428 Thea Diepenbrock aan Anny Vermeulen-van Hengst

Thea Diepenbrock

aan

Anny Vermeulen-van Hengst

Amsterdam, 28 april 1942

28 April 1942

Lieve Mevrouw, het was gevaarlijk wat ik schreef over "experiment", dat voelde ik wel, een misverstand was haast onvermijdelijk, maar ik was nu eenmaal aan het eind van mijn brief, kon niet duidelijker zijn en wilde toch even zeggen dat ik geloof dat het niet-doordringen van uw man niet alleen aan de boosaardigheid van de menschen te wijten is. Het onderwerp is onuitputtelijk, zooals u zelf zegt. Mijn woord "experiment" doelde niet op de hoedanigheid van het componeeren (dat er geen lijn in zou zitten), maar op de zeldzame en onvoldoende uitvoeringen van het werk van uw man, waardoor elke nieuwe compositie iets van een experiment houdt. De 3e symphonie – de eenige die ik ken – is in haar technische middelen toch heel duidelijk een experiment en ook als zoodanig bedoeld. De componist heeft getracht de polymelodiek van de oude Nederlanders over te brengen op een modern orkest. Waarom zou dat geen experiment mogen heeten? Alle groote componisten hebben op die manier geëxperimenteerd, daardoor zijn ze juist groot. Ik krijg den indruk dat de 4e en 5e symphonie in zekeren zin ook experimenteeren. Dat is volgens mij volstrekt geen blaam, maar het houdt in dat zulk werk bij het publiek niet dadelijk ingang kan vinden: de vermenging van den Palestrina- met den Wagner-stijl. Natuurlijk bestond er in de jaren van haar ontstaan geen begrip voor. Dat is wel heel verdrietig voor den componist, maar het is redelijkerwijs niet anders te verwachten. Wat ik nu bedoel, is het volgende: als een componist de kans krijgt dat experiment van hem te hooren en eenigszins goed uitgevoerd te hooren, zal hij de lust in zich voelen het zelfde eenigszins anders nog eens te doen, hetzij dat hij iets nieuws maakt of dat hij het oude overmaakt, en dit eventueel nòg een keer en dan wordt op den duur het element experiment kleiner, totdat hij weer opnieuw het experiment gaat zoeken. Maar krijgt integendeel een componist die kans niet, dan wordt ieder nieuw werk een nieuw experiment. Zoo is het uw man gegaan (het onuitputtelijke onderwerp.) A.D.'s Mis kreeg géén kans, het Te Deum wel. Waar ligt dat aan? Iets kan soms ineens komen op het uur, dat ontvankelijk is. Het wil niet zeggen dat de Mis hooger stond, alleen òmdat zij niet geaccepteerd werd, en het wil ook niet zeggen dat in het Te Deum een element van concessie aan het publiek zou zijn geweest. Dertig jaar later, als de technische moeilijkheden geen groot bezwaar meer opleveren, zien de menschen door het experiment heen het innerlijk. Pappie zei later ook dat de Mis in vele opzichten onpractisch was, zonder ook maar iets van haar geestelijken inhoud te verloochenen. Zoo zei uw man ook na de 3e symphonie gehoord te hebben: nu zou ik het anders doen. Van de Mis vormen de technische moeilijkheden geen obstakel meer; zoo zal het met de 3e symphonie ook gaan, maar zoolang zij gewoonweg te moeilijk is, vindt zij geen ingang. <m.a.w. het element experiment blijft bestaan, omdat het er eenmaal van begin af aan geweest is, maar voor een volgend geslacht is het niet meer merkbaar, althans niet meer belemmerend bij het hooren.> En omdat uw man weinig contact gehouden heeft met de uitvoerenden en maar met tusschenpoozen heeft kunnen componeeren (ik ken de redenen), is er in zijn werk wat ik noem experiment gebleven – En dat is volgens mij een reden van niet-doordringen – een Epigoon zal daar geen last van hebben, een werkelijk componist wel. Dat was wat ik zeggen wilde; ik meende dat u de boosaardigheid van de menschen op te simplistische wijze alleen verantwoordelijk stelde voor het niet-slagen. Maar dat zal van mij wel weer te simplistisch gezien zijn geweest!

Dit in haast. Dank voor uw brief –

uw

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA