MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19420314 Matthijs Vermeulen aan Thea en Joanna Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea en Joanna Diepenbrock

Louveciennes, 14 maart 1942

Louveciennes (S et O)

2 Rue de l'Etang

Zaterdag 14 maart 1942

Beste Thea, Beste Joanna,

Ook van morgen geen post. Ik doe werkelijk beter door alle hoop maar op te geven dat mijn brief van Februari toch nog aangekomen zou zijn. Dan hadt je natuurlijk direct geantwoord,Thea. En daarop wacht ik reeds een tiental dagen, me elken dag zeggend: morgen. Maar morgen is altijd morgen. Dat verloren schrijven spijt mij meer dan ik je kan uitdrukken. Het geeft me een pijnlijk bewustzijn van de precairiteit onzer communicaties en van al het fragiele dat dit voor mij insluit. Wat een pech dat juist die brief je kranten-uitknipsels bevatte. Ik zal nu wel niet spoedig nog iets van je lezen. Merci ondertusschen voor je briefkaart aan mijn vrouw. Wij zagen er een bezorgdheid in die goed deed, innig goed. Het spaarde mij ook een groote ongerustheid. Hoe dikwijls heb ik aan jullie gedacht in die barre maanden als ik me per analogie moest afvragen: zouden ze niet ziek zijn, zouden ze dit of dat wel hebben. Maar ik weet niet met zekerheid of de Matthias van 24 Febr. wel mijn patroon is. De meeningen van den burgelijken stand verschillen daarover en ik heb het origineel nooit gezien. Op een boek dat je vader mij ten geschenke gaf (de Griechische Kulturgeschichte van Burckhardt) schreef hij: Amico meo Matthaeo V. – quem patronum rogaturus! – Dank inmiddels voor den Matthias van je kaart. Hij heeft me met berouw naar de Dorothea van 6 Februari verwezen, die na haar dood aan een sceptischen heiden bloemen en appelen bracht. Dat kan slechts de uwe zijn, Thea. Hoe jammer dat ik er niet aan gedacht heb. En welken datum heeft de patrones van Joanna? In den loop van den tijd vergat ik zelfs jullie verjaardagen en zoo kan ik niet eens een van die kleine attenties bewijzen welke uit het hart komen en kunnen aantoonen dat de gemeenschap van gedachten niet sporadisch is maar ononderbroken.

Wij hebben een moeilijke periode doorgemaakt. Meer dan zeventig dagen geen water in huis, dat gehaald moest worden uit een naburige put. De geleidingen onzer woning zijn niet berekend op zulk een winter en alles is bevroren, ook de watermeter, ondanks alle voorzorgen. De ravitailleering van Louveciennes, waar de groote meerderheid der bevolking eigen tuinen bewerkt, heeft menigmaal gefaald. Slachtoffers zijn dan de weinigen zooals wij die niets kweeken kunnen. Hier groeit niets wegens de vele groote bomen. We hebben dus verschillende dagen beleefd dat we zelfs geen knollen en wortelen te eten hadden, gekookt in aqua pura. Onder zulke omstandigheden is het officieele rantsoen verre van toereikend. Het "colis familial" en het "colis agricole" waarmee ontelbare Franschen zich helpen, behoort voor ons tot de fabels, uitgezonderd de twee onwaardeerbare zendingen van je tante. Voor ons is nergens iets te krijgen tegen ongeveer normale prijzen. Men doet dan wat men kan en het is wonderbaarlijk hoe duur het leven kan worden wanneer de winkels leeg zijn. Gelukkig hebben de kinderen zes dagen per week een maaltijdje van den Secours national, hoewel de twee oudsten boven den reglementairen leeftijd zijn. Wij ontvingen ook eenige voedingsmiddelen door het Consulaat van de Nederlandsche Rijksvoedingscommissie. Niet genoeg helaas. Mijn vrouw gaat dan ook zienderoogen achteruit. Op 't eind van den herfst woog zij, gekleed, nog veertig kilo. Ik vermoed dat ze nu rondom de dertig schommelt. Het is voor een deel haar eigen schuld. Want onder alle voorwendselen (b.v. dat de boter een beetje ranzig is) weet ze belangrijke porties van haar rantsoen over te doen aan de beide jongens die steeds weer bezwijken onder haar aandringen, ondanks al mijn vermaningen. Zulk een situatie kwelt mij buitengewoon, doch ik kan er niets aan veranderen. Het is niet zonder reden dat ik meen geen autoriteit over haar te bezitten, zooals zij jullie zelf schrijft. De kinderen zijn stationnair. Wat mij persoonlijk betreft, ik weet niet hoeveel ik weeg, doch tegenwoordig passen mij de kleeren van mijn jongsten zoon toen hij vijftien oud was. Het schijnt echter dat de physiek bij mij gunstiger reageert dan bij mijn vrouw. Ik ben nooit zoo gezond geweest. Elken middag, hoe hard het ook vroor, heb ik zooals ik hier voor mijn tafel zit, blootshoofds, hout gezaagd en gekapt. (Ik ben dan op klompen, Thea, niet in pantoffels!) Het is soms vermoeiend zich uit te sloven op een knoestigen stronk, maar ook verstrooiend. Ik heb mij dus niet te beklagen. Het eenige wat mij elken ochtend gehandicapt heeft zijn de gevoellooze vingertoppen, verkleumd door de aanraking van allerlei kille voorwerpen. Merkwaardig hoe koud de toetsen kunnen zijn van een klavier.

Niettegenstaande het harde seizoen en zijn vele contrarieteiten is mijn werk regelmatig gevorderd. Ik ben niet ten achter op het programma dat ik mij gesteld had; eer een eind vooruit. Het eerste deel der nieuwe symphonie is nu een heel stuk over de helft. Toen ik je schreef dat het "in schets" klaar was, bedoelde ik een soort van plattegrond zooals de architecten die gebruiken. Enkel de hoofd-lijnen; verder niets. Alvorens het gansche werk af is heb ik nog minstens anderhalf jaar noodig. Soms deins ik in mezelf met schrik terug bij de gedachte dat ik me in tijden als deze en omstandigheden als de mijne, gestoken heb in zulk een langademigen arbeid. Maar alles wel beschouwd ben ik bijzonder tevreden. Nog geen gansche dag heeft het werk stilgelegen, hoe somber hij ook was. In slechte oogenblikken vraag ik me soms wel af of die arbeidswoede niet voort komt uit een soort van gedesespereerde wilsuiting. Maar neen. Juist die slechte oogenblikken hebben mij daarop geantwoord. Want hoe ik mijn wil dan ook span, hoe ik mij dan ook kwel en aanpor, ik kan dan niets, absoluut niets. Neen, ik geloof dat ik goed op weg ben. Dikwijls lijkt het me alsof ik in deze symphonie pas voor 't eerst eigenlijk werken kan, dit wil zeggen met mijn volle vermogens. Ik durf nauwlijks hopen dat ik een klein beetje extra begenadigd ben door den hemelschen vader, maar alles te zamen genomen kan ik toch niet anders doen dan zoo iets te veronderstellen en aan te nemen met een exuberante dankbaarheid. In ieder geval doe ik wat ik kan.

Het is de eenig mogelijke manier om mij te motiveeren tegenover jullie goedheid en om het geluk waardig te zijn dat mij op den laten middag nog ten deel viel, het geluk van muziek te componeeren dat ik zoolang gedorven heb.

Dit doet me denken aan jullie nieuwe chèque waarvoor ik u nog niet bedankt heb. Ik kreeg van morgen juist bericht dat de Hollandsche Commissaris te Marseille, die zich met hachelijke posities belast, gemeld heeft dat er van de achterstalligheden welke mij toekomen van mijn vroeger baantje, niets te verwachten is. Wat zouden wij aanvangen zonder jullie? Geen nieuwe symphonie zonder Thea en Joanna. Op 5 April kunnen wij den verjaardag herdenken der komst van jullie eerste zending. De kinderen spreken er soms nog over. Het was een morgen vol zon en de jongens waren vroeg naar 't nog modderige bosch gegaan om voor een houtkoopman van Versailles mutserd te versjouwen van een terrein dat zijn wagen niet bereiken kon. Toen zij thuis kwamen met de dagwinst overviel het nieuws van dien chèque hen als handtastelijk mirakel dat een legendaire, tooverachtige glanzing in hen heeft achtergelaten. Ik zie gaarne dat zij zulk een wonder in hun geheugen, in hun "traditie" hebben.

Als je 't goed vindt Thea, schrijf ik den volgenden keer wel over Biedermayer en andere aesthetische kwesties, als ik de complete zekerheid heb dat mijn brief kwijt raakte. De zaak is zeer belangrijk dunkt me. Ik zeg je dan ook wat hier in Louveciennes "cultuur-historisch" wordt uitgebroeid. Hoop toch nog op de post van Maandag.

In deze afwachting veel hartelijks van ons allen

en van je toegenegen

Matthijs Vermeulen

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA