MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19410903 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen en Anny Vermeulen-van Hengst

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 3/7/8 september 1941

3 September 1941

Lieve Mevrouw, ik zit op den waschman te wachten om naar Laren te kunnen gaan! 1 September hebben de huurders Holtwick verlaten en nu moeten we het een beetje gaan nakijken en ik moet ook weer met mijn Larensche leerlingen beginnen. De vacantie is helaas voorbij en we voelen ons niet veel opgeknapt. Er is in zoo'n vacantie altijd zoo vreeselijk veel te doen waar anders geen tijd voor is. We hebben 14 dagen lang schoongemaakt! Er moest behangen en geverfd worden en als je dan in dat volle huis een paar kamers leeg moet halen, dan heb je een hoop werk. Verder zijn we een week in de buurt van Zutphen geweest, met grijs, wat regenachtig weer, wel geschikt om te fietsen, maar niet om te luieren. En we zijn ook nog uit logeeren geweest, wat ik altijd ontzettend vermoeiend vind. Ik was doodop aan het eind van het seizoen en ben maar matig ervan bijgekomen. Als ik het niet vol kan houden, zal ik de Rotterdammer eraan moeten geven. Enfin, maar afwachten hoe het gaat.

Gelukkig dat u allemaal gezond bent. Reuze flink zooals Josquin aanpakt. Zou Anny niet een of ander baantje kunnen vinden, of is zij niet sterk genoeg? op de kiekjes ziet zij er wel zwak uit, maar er zijn toch ook baantjes voor halve dagen. Wat bedoelt u met Kunstenaars Vereeniging, die waar uw man toen die lezing heeft gehouden? Die bestaat niet meer en had overigens toch nooit een som in kas. Pom Nijhoff heb ik den brief van uw man laten lezen. Hij overdacht wel de mogelijkheid van een sommetje te sturen, maar ik vrees eenigszins dat hij er niet toe zal komen. Nog aan iemand anders heb ik van uw situatie verteld, maar ook daar verwacht ik geen heil van. Wat Toon Verhey betreft, misschien zoudt u hem zelf kunnen schrijven. Hij is aan het Departement verbonden en zal wel goed verdienen; alleen betwijfel ik het of hij ergens anders aandacht voor heeft dan voor het nieuwe Europa en de nieuwe ordening. Zijn adres in den Haag weet ik niet, maar als u naar zijn oude adres: Spoorzichtlaan 18 Heemstede, schrijft, komt het ook wel aan. Hoe is het met uw tuin − hebt u wat groente verbouwd of is dat te duur aan mest? Hier is de groente zoo ontzettend duur, dat de menschen die groente gekweekt hebben, goed af zijn. Die ondersteuning van het consulaat is wel griezelig weinig. Heerlijk dat uw man weer aan een nieuw werk bezig is.

Als die waschman tòch niet komt, kan ik u nog op uw vraag over "Ommegangen" antwoorden! Er staan inderdaad niet alle artikelen in. Dit boek is, vrij kort na Vader's dood, samengesteld door Moeder en Balthazar Verhagen, en zij hebben toen gezocht naar die artikelen, die als litteratuur de meeste waarde hebben en het meest algemeen van inhoud zijn. Sindsdien zijn er geen andere meer uitgekomen. De bedoeling is nu dat zij in een biografie zullen opgenomen worden. Eduard Reeser, tot voor kort muziekredacteur van de Rotterdammer, nu verbonden aan het Haagsche Gemeentemuseum (Scheurleer), is de man, van wien, in samenwerking met mij, die biographie te verwachten is. Sinds jaren heeft hij het plan, maar door allerlei ander werk heeft hij er nog steeds niet aan kunnen beginnen. Zes jaar geleden heeft hij (doordat hij een catalogus had geschreven over Vader's handschriften + nog een klein boekje had hij den naam van Diepenbrock-kenner gekregen) van een uitgever de opdracht gekregen een groote biographie te schrijven. Die opdracht is niet doorgegaan door een ruzietje tusschen Moeder en den uitgever, en het is maar goed ook dat die opdracht is vervallen, want de heele opzet was niet goed en Reeser had er heelemaal den tijd niet voor om zich met zooiets veelomvattends bezig te houden. Het idee was toen: een biographisch deel en een musicologisch deel. Voor het eerste deel ligt het materiaal zoo goed als allemaal bij ons thuis en ik heb daarom dadelijk wel gedacht dat ik Reeser voor dat gedeelte behulpzaam zou moeten zijn. Ik ben toen aan het werk gegaan en heb dat niet opgegeven, toen dat heele geval van de baan was. Na 2½ jaar, nu 3 jaar geleden, was ik zoover dat ik dacht: nu heb ik wel een heele hoop materiaal bij mekaar en omdat Reeser het nog altijd overdruk had, ben ik zelf aan het schrijven <d.w.z. het is een opeenvolging van citaten en feiten, er komen geen overpeinzingen van mijzelf in, hoogstens hier en daar een kort commentaar.> gegaan. Zoowat een jaar later, tijdens Moeder's ziekte heb ik haar voorgelezen wat ik toen klaar had. Zij vond het goed en had er vertrouwen in dat ik het ook verder goed zou doen. In die zelfde dagen is Reeser bij ons geweest en heb ik hem het voorstel gedaan om het boek samen te schrijven en wel in één deel. Ik geloof n.l. wanneer je het in 2 deelen uitgeeft, dat de willekeurige leek, die in Diepenbrock geïnteresseerd is, alleen het biographische deel zou koopen waar zoo goed als niets over de muziek (wel citaten uit brieven en artikelen, maar geen bespreking van de muziek) in zou staan, en dat de musici alleen het andere deel zouden lezen, waarin zij niets vinden over den mensch Diepenbrock. Mijn idee was dat Reeser's analyses gewoon tusschen mijn tekst in zouden staan. En –, wat ik niet gedacht had –, hij bleek ervoor te vinden. Ongelukkigerwijs zijn er nu al weer twee jaar voorbij zonder dat er veel gebeurd is. Reeser zal, denk ik, nu hij dat museum-baantje heeft, eindelijk wel eens gaan beginnen; ik zelf heb nù juist weer heelemaal geen tijd,– het vorig seizoen heb ik er geen letter aan geschreven. – Maar om nu op mijn uitgangspunt terug te komen: daar zouden dan alle nog niet gepubliceerde, en voor een deel toch ook heel belangrijke artikelen in worden opgenomen. Als uw man dus nog een jaar of wat geduld wil hebben, kan hij ze lezen!

Het is onbegrijpelijk van de wasch. Anders komt hij altijd tegen eenen en nu is het al bijna half 3. Joanna en Koosje zijn al in Laren, dus ik moèt erop wachten.

Met het beëindigen van mijn brief wacht ik nog totdat ik antwoord van u heb over het geld.

7 September

Beste Mijnheer Vermeulen, uit Laren terugkomend vond ik uw langen brief. Veel dank ervoor. Wij zouden heel graag een artikel van u over Ommegangen lezen! Ik geloof wel dat de Gemeenschap of de Gids, al is het onderwerp dan ook niet actueel, ervoor te vinden zouden zijn om het te plaatsen; de honoreering zal wel niet schitterend zijn. Mèt u zie ik in een verhuizing naar Holland weinig heil. Het leven is hier toch altijd veel duurder dan in Frankrijk en wat moesten de jongens beginnen? En vooral: wat zou u voor werk moeten vinden? Er zijn bij de kranten wel verschuivingen, omdat de Joden eruitgezet zijn, maar muziekcriticus zou u, gesteld dat er een vacature was, toch niet meer willen wezen en het krantenbedrijf is toch ook zoo veranderd den laatsten tijd: er is eigenlijk haast niets meer dan oorlogsberichtgeving. En de tijdschriften betalen zoo vreeselijk slecht. Dat is dan de côté écrivain; als musicus zou ik heelemaal niet weten waarmee u wat zou moeten verdienen, want als er al op een conservatorium een gaatje open was, dan houd ik de Hollanders toch voor te voorzichtig om er een "buitenstaander" als u in te nemen, en zeker nu het Departement zooveel in de melk te brokken heeft. Maar het kan ook wel zijn dat ik me vergis. Het eenige goede dat ik aan een repatrieering zou zien is, dat u na den oorlog niet gedoemd zou zijn uw oude werkzaamheden weer op te vatten – want dat was toch eigenlijk slavenwerk – maar dat veronderstelt dan een goede werkkring hier in 't land. U zoudt er Pijper over kunnen schrijven, zijn adres is A. Piersonstraat 5a Rotterdam. Ik hoorde juist van Nijhoff dat hij er nog erg zielig aan toe is. Hij treurt over zijn hond die ook verbrand is en over zijn boeken en muziekinstrumenten. Zijn partituren had hij ergens in een kluis, die gespaard is gebleven. Maar copieën zijn wel weg en het materiaal van sommige werken ook, geloof ik.

Van Wezel is nog in het orkest. A.s. zondag begint het seizoen weer. Ik ben wel benieuwd hoe de concerten van 't jaar bezocht zullen zijn. Joh. den Hertog, de 2e dirigent, is intendant van de Ned. Opera Stichting geworden en het lijkt me niet waarschijnlijk dat v. Otterloo, de dirigent van het U.S.O., hier 2e zal worden. Dan komt er dus in Utrecht een plaats vrij voor een jonge kracht. Ik vind het erg aardig dat u van mijn schrijverijen wat wilt lezen; ik wil wel eens speuren naar iets dat, op zoo groote afstand gelezen, niet al te onbelangrijk is. Wegens papierschaarschte mogen de stukjes maar heel kort zijn en er is maar weinig gelegenheid iets te schrijven dat niet banaal is. Het ideaal van de krantenschrijverij is immers dat je de meening van het groote publiek weergeeft! Als ik daaraan denk, heb ik het gevoel dat ik gek ben, want als ik zit te luisteren op een concert, weet ik zeker dat er niet meer dan 2 of 3 menschen in de zaal zijn, die de zelfde impressies hebben als ik. Het is dan ook om den broode dat ik het doe, niet met eenig idealisme. Een criterium, d.w.z. een verstandelijk criterium geloof ik ook niet dat er is; het eenige wat we doen kunnen is vertrouwen op de zuiverheid van onze gevoelens en op onze ontvankelijkheid voor de hoogste dingen en, als gevolg daarvan, ons onderscheidingsvermogen tegenover allerlei mindere uitingen.

Les Elfes is niet uitgegeven. Vader zal het waarschijnlijk in den oerouden tijd eens opgegeven hebben, toen er een nieuwe Riemann verscheen. Het is ook nooit uitgevoerd. Het is wel aardig, maar meer ook niet. Ja, ik geniet ook van de harmonische finesses. Het begin van "Ik ben in eenzaamheid..." klinkt b.v. zoo eenvoudig en het is toch niet zoo makkelijk te analyseeren. Elektra is harmonisch ook zoo mooi, en dan een lied als Clair de lune b.v., dat steeds maar om zijn grondtoon draait. Wat stom dat Alsbach dat pak indertijd zoo slordig heeft gemaakt. U zegt maar wat u mist en als het uitgegeven is, krijgt u het.

Veel hartelijks – met of zonder gebaren! – ook van Joanna, uw

Thea

[naschrift bovenaan eerste pagina gericht aan Anny Vermeulen-van Hengst:]

8 Sept. Zooeven heb ik uw brief gelezen. Dank voor de uitvoerige inlichtingen. Ik zal eens gaan rekenen.

uw Th.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA