MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19280522 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Hilversum, 22 mei 1928

Dinsdagavond.

Beste Thijs,

Hartelijk dank voor je brief en voor dien daarvóór, en neem mij maar niet kwalijk, dat ik nog niet schreef, maar dat weer beter worden, het langzamerhand weer heelemaal "net als 'n mensch" gaan leven, kreeg mij zoo te pakken, dat de aanvankelijke geconcentreerde atmosfeer, waar ik in die ziekenhuiskamer eigenlijk erg van genoot, totaal verloren ging. Sinds 'n week logeer ik bij mijn moeder en overmorgen hoop ik weer onder eigen dak in Bergen te zijn. Ik geniet van het veel buiten zijn en mijn longen functionneeren voorloopig dwingender dan mijn hersens. Je brief vóór dezen laatsten heb ik niet bij de hand, en ik herinner mij niet of er iets in stond, dat een bepaald antwoord vroeg. Wat deze betreft: het spijt mij erg, dat je zoo voortdurend met zorgen thuis zit en ik hoop van harte, dat Anny weer gauw geheel zal zijn opgeknapt en dat Mademoiselle Vermeulen de andere telgen niet de pech aan zal doen van in haar bof te deelen. Wat jouw kop aangaat: noch je brieven, noch je essays maken den indruk, dat daar veel aan mankeert. Wat je schrijft over v.D's sonate is wel afdoende! Een ding is zeker: ook ik had steeds bij zijn muziek dat gevoel dat zij geen magnetisme bezit, en juist magnetisme is 't, wat ik in de eerste plaats gewaar word in kunst, en vooral in muziek, die ik bewonder en die, gedurende de gewaarwording, mijn wezen annexeert. Ja, ik moet toegeven: die kwestie gaat mij wel ter harte, want in Bergen ga ik vrij veel met v.D. om, ik doe dat ook graag, en hij is in veel opzichten een zeer bijzonder mensch. En nu zit mij dat besef al zoo lang dwars, dat, áls zijn muziek inderdaad van geen belang is, zijn heele leven met die houding van onwankelbare zelfverzekerdheid en egocentrische inkeer op werkelijk griezelige wijze zou berusten op een (dan ook) ongeneeslijke waan.

Je vraagt mij of "men" het al te scherp af zou keuren als je in "Nu "ging schrijven – vraag dat niet aan mij, want ik sta, eerlijk gezegd, zeer onverschillig in die dingen. Als je 't noodig acht voor je "dagelijksch brood" zou ik 't zeker niet laten om een mogelijke afkeuring van anti-Nu-ers, die daarom toch hun opinie over jouw geestelijke waarde niet zullen wijzigen. Een van hun medewerkers, die de Dood beleedigt door zoo te heeten, heeft op werkelijk vuile wijze enkele malen geschreven tegen Jobs en mij, maar al publiceer je elke maand in "Nu" dan zullen noch Jobs noch ik je ooit met dien meneer de Dood vereenzelvigen. Als je medewerking aan "de Gids" er maar niet onder lijdt – maar dat zal je mij niet aandoen!

Waarschijnlijk ga ik begin Augustus eerst zoowat 2 weken in België logeeren, en daarna nog 'n paar weken bij vrienden in Normandië. Ik hoop dan daartusschen óf na Normandië ook nog in Parijs te komen en dan kom ik zeer zeker een dag bij jullie.

Pom was maar kort in Holland, en bezocht mij nog in het Ziekenhuis; toen ging hij weer door naar Kopenhagen en Scandinavië; in September gaat hij weer een woning in Den Haag inrichten, en ik hoop, dat hij er dan ook een tijdlang blijven zal, want ik vrees, dat het voortdurend reizen hem geestelijk niet veel rijker maakt, maar eerder armer, of althans zwakker en oppervlakkiger.

Als ik in Augustus weg ben, ga ik in mijn huisje in Bergen een kleine verbouwing doorvoeren, waardoor ik boven een soort werkcel zal krijgen, waar ik mij veel van voorstel: witte, naakte muren, een tafel, een stoel, een inktpot en een kacheltje – et puis moi-même – en m'n duim om uit te zuigen, en vooral: géén boeken, geen enkel boek.

Mijn beste wenschen met de gezondheden onder je dak, en veel hartelijks, ook aan Anny, van je

Jany

[Datering op grond van het gegeven dat Roland Holst op maandag 14 mei de Ziekenverpleging verliet en bij zijn moeder ging logeren; daar verblijft hij nu sinds een week. Op de enveloppe staat in de hand van MV: ?6 – 1928]

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA