MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19271008 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Bergen, 8 oktober 1927

Bergen. N.-H.

Oct. '27.

Zaterdagmorgen.

Beste Thijs,

Hartelijk dank voor je brief, die mij – maar dat hoef ik nu wel niet meer te zeggen – heel welkom was.

Natuurlijk zal ik 't toejuichen als je maandelijks een bijdrage stuurt, en ik ben vrijwel vast overtuigd, dat ik de goedkeuring van de geheele redactie daaraan toe kan voegen. Maar zekerheidshalve zal ik daar op de eerstvolgende vergadering over spreken (dat is begin November).

Wat je schrijft over je verknochtheid aan de Tachtigers vermoedde ik wel. Persoonlijk deel ik dat niet. Noch Kloos, noch Verwey, noch zelfs v. Deyssel hebben voor mij, in mijn creatief geestelijk leven althans, ooit een doorslaande beteekenis gehad. Gorter alleen wel. In mijn onmiddelijk, onberedeneerd gevoel staat hij ook nooit in hun rij, maar in die van de in mijn leven blijvende en lichtende Tegenwoordigheden: Shelley, Keats, Rossetti, en een enkele gestalte uit de verbeeldingswereld, als bijv. Heathcliff uit "The Wuthering Heights" – allen wezens, die het huis van mijn leven inderdaad en als gestalten bewonen. Maar zulke dingen hangen te sterk samen met omstandigheden uit de vroege vormende jeugdperiode om ooit anders dan uiterst subjectief te kunnen zijn. Dit "In memoriam" is natuurlijk in geen enkel opzicht te beschouwen als een "studie over den dichter Gorter", maar je zult wel begrijpen wat ik erin heb willen geven.

Gisteren morgen had ik het groote voorrecht een lang gesprek over hem te hebben met zijn beste vriendin uit de laatste 20 jaren van zijn leven, juffr. Clinge Doorenbos, die ook zijn creatief dichterlijk leven altijd deelde en aan wie hij de verzorging van zijn nagelaten werk opdroeg. Gedurende de laatste weken van zijn leven, toen hij met haar in Zwitserland was, schreef hij een sonnettenreeks, die hijzelf als een einddoel schijnt te hebben gevoeld; nog geen week voor zijn dood schreef hij er het laatste sonnet van. Hij was die weken helderder en evenwichtiger dan zij hem in jaren gekend had. Het is mij een onuitsprekelijke verlichting dit te weten. – Het is mij bijna dagelijks alsof het klare, blinkende van zijn zielskracht letterlijk overging in het natuurleven van deze landstreek, en alsof tegelijk zijn verschijning, zijn gedaante, hier blijft als een vreemde plotselinge mogelijkheid, een soort vlakbij tegenwoordige potentialiteit. Soms krijg ik een wonderlijk vermoeden, dat deze gebeurtenis mij onmiddelijk voedt.

Ik zie met verlangen uit naar je stuk in de November-aflevering.

Hartelijke groeten, ook aan Anny,

van

je

Jany

P.S. Wat voor soort Engelsche boeken bedoel je zoo ten naastebij? Ken je "The Wuthering Heights" van Emily Brontë? Wat dat woordenboek aangaat ben ik ignorant, maar ik zal er Pom N. over schrijven, en 't dan laten weten –

[datum: waarschijnlijk 8 oktober naar aanleiding van Roland Holsts In memoriam Herman Gorter in De Gids.]

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA