N.R.C., 6 mei 1964 (niet ondertekend)

Nederlandse muziekdagen in Amsterdam geopend

Het Concertgebouworkest heeft gisteravond in Amsterdam het eerste concert gegeven van de Nederlandse muziekdagen 1964. Met deze manifestatie wordt beoogd een overzicht te geven van composities die in de afgelopen vijf jaar ten gevolge van opdrachten zijn geschreven. Daarnaast komen er ook andere werken tot uitvoering. De speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde Entrata van Oscar van Hemel fungeerde op dit door Bernard Haitink gedirigeerde programma als openingsstuk. […] Boeiend was het contrast tussen de twee volgende stukken: het tweede vioolconcert uit 1942 van Sem Dresden en de jaren 1912-1914 geschreven eerste symfonie van Matthijs Vermeulen. Dresdens stuk, door Jo Juda met meer toewijding dan vuur verdedigd, is het bewonderenswaardige resultaat van veelzijdige theoretische kennis en efficiënte instrumentatiekunst.

Hiermee vergeleken is het door de jonge Vermeulen betoonde vakmanschap bepaald pover en primitief. Vergelijkt men van beide werken de impulsen, dan is er bij Dresden zelfs geen sprake meer van poverheid, maar van steriliteit. Vermeulens partituur daarentegen is rijk aan ideeën en aan elan. Zij klinkt soms slecht, maar zij zingt constant uit de volheid van het gemoed.

Het vijftig jaar oude werk beleefde op deze avond zijn officiële première. De componist was in de zaal en heeft met de toehoorders kunnen vaststellen dat deze muziek, al vertoont zij nog niet de stilistische onafhankelijkheid van de latere Vermeulen, een sterk persoonlijke klank heeft. Zij heeft ook fraicheur en een soms pastorale lyriek, die onder Haitinks stimulerende leiding duidelijk als zodanig kon worden herkend. […]

Trouw, 6 mei 1964 (R.N.D. = Ralph Degens)

Vermeulens eerste symfonie na halve eeuw in première

Vier componisten konden dinsdagavond op het podium van het Amsterdamse Concertgebouw komen na de uitvoering van hun werk tijdens het eerste concert van de Nederlandse Muziekdagen 1964. Hun leeftijden varieerden van 25 (Louis Andriessen) tot 76 (Matthijs Vermeulen) tussen welke beide uitersten dan de 72-jarige Oscar van Hemel en de 51-jarige Hans Henkemans geplaatst stonden. Het vijfde werk op het programma was van de In 1957 overleden Sem Dresden. […]

Matthijs Vermeulen bezat, toen hij vijftig jaar (een halve eeuw!) geleden zijn Eerste Symfonie schreef, nog niet een tiende van Dresdens vakkennis, maar hij was een van muziek bezeten mens met een hartstochtelijke uitingsdrang. De impulsiviteit en de bewogenheid van zijn eerste symfonie. waarin hij (op zijn 26ste jaar) nog hoorbaar met Wagner, Mahler en Strauss worstelt om tot een eigen zegging van het innerlijk gehoorde te komen, maken dit werk tot een ontroerend klankdocument uit de jeugd van de nestor der Nederlandse componisten. Het werd terecht op dit programma geplaatst en met de gloed der overtuiging door het orkest onder Haitink ten gehore gebracht.

In feite was dit een première, want het werk is na een enkele uitvoering (op 12 maart 1919, Arnhem) niet meer gespeeld. […]

Het Parool, 6 mei 1964 (Lex van Delden)

Bernard Haitink opende Nederlandse Muziekdagen

Ernst met contrasten bij vijf componisten

[…]

Helemaal nieuw was de Entrata, die Oscar van Hemel in opdracht van de KRO ter opluistering van dit Nederlandse muziekfeest had geschreven: een breed en fors opgezet klankstuk van kordaat, soms nogal dreigend en agressief karakter, dat door zijn ruige eerlijkheid effect sorteert. Voor Amsterdam nieuw waren Matthijs Vermeulens eerste symfonie en de Nocturnes van Louis Andriessen, de eerste uit 1914, de laatste uit 1959, of anders uitgedrukt: afkomstig van de oudste nog in leven zijnde generatie en van de jongste. Om dit te illustreren: Vermeulen is geboren in 1888, Andriessen in 1939.

Vermeulens compositie, die de ondertitel Symphonie Carminum (oftewel Symfonie der Zangen) draagt, duurt 24 minuten en behelst al die tijd een lichtelijk polymelodisch patroon in het voetspoor van Mahlers romantiek, die hier in vrijwel alle opzichten, zelfs op het vlak van het ‘volkstümliche’, is nagevolgd. Er schuilen boeiende zangerige passages in, maar de componist heeft het effect ervan danig aangetast door een wijdlopige en qua orkestratie een-kleurige behandeling, waarin lyrische bewogenheid een hoofdrol vervult. De martiale injectie, die voor tegenwicht had kunnen zorgen, blijft jammer genoeg in een strak harnas gesloten, dat de melodische machten te weinig vrijheid biedt. Niettemin was het op zijn plaats deze reeds vijftig jaar oude symfonie, die destijds in Arnhem eenmaal werd uitgevoerd en dan nog ver onder de maat, thans haar volwaardige doop te gunnen.

Gooische Courant, 6 mei 1964 (T.Vr. = Toon Vranken)

[…]

Wellicht onvermijdelijk, maar toch jammer was het dat de Eerste symfonie (1914) van Matthijs Vermeulen (vanwege zijn lange duur) nog voor de pauze afgewikkeld werd. De impulsiviteit van deze musicus veroorzaakt in dit werk een lange onafgebroken symfonische stroom. Het polymelodische principe noopt evenmin tot beperking. Zijn toonspraak komt ons nu wat breedsprakig voor, al blijft zijn streven tot vernieuwing van de stijl en zijn soms verrassende instrumentatie nog steeds respect afdwingen. In de woelige stroming van deze elementen schiep Haitink met vaste hand ordening en tekening. De eens zo rebelse en nu haast patriarchaIe componist was in de zaal aanwezig en kreeg behalve een enthousiast applaus zelfs bloemen voor zijn roemruchte symfonie.

[…]

Een belangrijk voordeel van de Nederlandse Muziekdagen is, dat men geconfronteerd werd met een avond van het Concertgebouworkest, dat alleen maar moderne werken heeft gespeeld. Deze aanpak getuigt van durf en lijkt ons veel effectiever dan het angstvallig verpakken van een nieuw modern werk in een klassiek programma. Het experiment is het publiek goed bekomen, er was vrij veel belangstelling en de reacties leken enthousiast en hoopgevend voor de toekomst.

De Tijd, 6 mei 1964 (niet ondertekend)

[…]

Behalve het naar voren brengen van de Nederlandse werken van de laatste vijf jaar, wil de ‘Nederlandse Muziekdagen 1964’ ook de aandacht vestigen op composities die in het verleden niet of onvoldoende tot hun recht gekomen zijn.

Een belangrijke figuur als Sem Dresden verdient in onze herinnering te blijven. Evenzeer volkomen terecht werd de ‘Eerste Symfonie 1914’ van Matthijs Vermeulen in dit streven betrokken. Het oorspronkelijk vernieuwend werk van deze opmerkelijke componist vond in ons land jarenlang geen weerklank. Het geeft te denken dat deze Eerste Symfonie, nu na vijftig jaar een volwaardige officiële uitvoering wordt gegund, zodat men nu pas van een eigenlijke première kan spreken. In de breed-symfonische stroming van dit emotioneel geladen werk, dat berust op het polymelodische principe dwingt ook nu nog het streven tot vernieuwing van de stijl de volkomen eigen weg die de componist moedig bewandelt tot bewonderend respect. In de woelige deining van de elementen schiep Haitink met vaste hand ordening en tekening.

Matthijs Vermeulen was in de zaal aanwezig. Onder luide bijval van het publiek drukte Ge eens zo rebelse en nu in zijn verschijning haast patriarchale componist de hand van de jonge voortvarende dirigent Bernard Haitink: een historisch moment in de geschiedenis van het Concertgebouworkest.

Volkskrant, 6 mei 1964 (P.P.)

[…]

Merkwaardig was het, dat de Eerste Symfonie van Matthijs Vermeulen eerst thans, vijftig jaar na haar ontstaan, een volwaardige uitvoering genoot en daardoor in feite als première gold. Vermeulens werk kreeg van Bernard Haitink alle hartelijke zorg, die het bewogen werk met zijn ballade-karakter verdiende en het publiek bleek er sterk door gefascineerd.

De Telegraaf, 6 mei 1964 (H.J.M. Muller)

Hoge toon van Vermeulen

[…]

Misschien wel het meest merkwaardige van de bewuste avond was de Eerste Symfonie van Matthijs Vermeulen (1914) die thans, na een halve eeuw, haar Amsterdamse première vond. Hymnisch-extatisch werkstuk in de speciale trant van Vermeulen, waartoe men zich meer of minder kan voelen aangetrokken, maar waarin de hoge toon van lyrisch-musische bewogenheid onmiskenbaar is.

De Waarheid, 6 mei 1964 (Ad interim)

Nederlandse Muziekdagen 1964 geopend

[…]

Men heeft zich bij het samenstellen der programma's niet uitsluitend bepaald tot de muziek van de afgelopen vijf jaar. Er werd ook plaats ingeruimd voor vroegere werken, die te weinig onder de aandacht kwamen. Op dit concert waren dat het Tweede vioolconcert uit 1941-42 van Sem Dresden (1881-1957) en de Eerste Symfonie uit 1912-14 van Matthijs Vermeulen (geb. 1888).

Het was wel zeer opvallend dat deze beide werken, hoe verschillend ook van stijl en klimaat, de meer recente composities volledig overschaduwden. Welke de verdiensten van laatstgenoemde scheppingen ook mogen zijn, zij ontberen wat die oudere stukken juist zo kenmerkt: persoonlijke kracht. Dresden schreef altijd heel gereserveerde muziek. Ook dit in de oorlogsjaren ontstane vioolconcert is beschouwend en in zich zelf gekeerd. Het is muziek die uit een eigen visie werd geboren, zij is stijlvol en doet niet aan modes mee. De opvallend eenvoudige melodiek leidt tot vernuftige resultaten. De vaak in ijle hoogte zich bewegende vioolpartij is heel indringend en zij werd geweldig vertolkt door Jo Juda.

Een totaal andere persoonlijkheid manifesteert zich in de Eerste Symfonie van Vermeulen. Het is ronduit ongelofelijk dat een zo origineel en bovendien een zo gaaf gerealiseerd werkstuk uit de pen kan vloeien van een 25-jarige. En het is onbegrijpelijk en beschamend dat dit stuk nu pas, een halve eeuw na zijn voltooiing, zijn eerste officiële uitvoering beleefde. De typische eigenschappen van Vermeulens muziek, een hymnische, blijde zangerige klank, die nooit langs gebakende en afgetrapte paden zich beweegt en die zich manifesteerde in een veelheid van om elkander zwevende melodieën en in een rijke verscheidenheid van bewegingen – men vindt die bemoedigende, hoogst positieve en optimistische karakteristieken volstrekt overtuigend terug in deze jeugdsymfonie, die ons zingend voert door tovergebieden.

Bernard Haitink, die deze avond voor een zware taak stond – welke hij schitterend vervulde – heeft in 't bijzonder met de geïnspireerde vertolking van deze symfonie zijn orkest tot een topprestatie weten te bewegen.

De Groene Amsterdammer, 16 mei 1964 (Ernst Vermeulen)

Nederlandse muziekdagen zonder stekels

[…]

Om misverstanden te voorkomen, ik heb mij desalniettemin bijzonder verheugd met een groot aantal der gespeelde composities. In de eerste plaats met de Eerste Symfonie uit 1914 (Symphonie carminum) van Matthijs Vermeulen. Na een halve eeuw gaf het Concertgebouworkest, gloedvol en met volledige inzet door Haitink gedirigeerd, dan eindelijk de première. De poly-melodische stijl, dat bacchanaal van melodieën, bleek al aanwezig in deze eersteling, die zich onverbiddelijk en tomeloos ontwikkelt, vrij van elke dogmatiek.

[…]

Algemeen Handelsblad (J.R. = Hans Reichenfeld)

Matthijs Vermeulen en Louis Andriessen zorgden voor de grootste verrassingen

De Nederlandse Muziekdagen zijn in 1961 voor het eerst gehouden te Maastricht, met de bedoeling steeds na verloop van een jaar of drie in een andere stad van ons land herhaald te worden. Uiteraard telkens met andere programma's, om op deze wijze een “schouw” te geven van de actuele stromingen in onze toonkunst. Hoewel het dus de opzet is, muziek van recente datum te doen klinken, neemt men tevens de gelegenheid waar, een aantal werken uit vroegere tijd ten gehore te brengen, die op ons podium verwaarloosd zijn.

Zo kon het gebeuren, dat gisteren op het eerste concert van de Nederlandse Muziekdagen in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam de première is gegeven van een schepping die vijftig jaar geleden ontstond: de Eerste symfonie uit 1914 van Matthijs Vermeulen. De zesenzeventigjarige auteur was bij deze gelegenheid aanwezig en hij mocht na afloop op het podium een hartelijk huldebetoon in ontvangst nemen. Vermeulen heeft zijn werk sinds de wereldpremière te Arnhem vrij kort na de voltooiing ervan, nooit meer gehoord… Het moet voor hem een vreemde sensatie geweest zijn na een halve eeuw opeens weer met deze jeugdsymfonie (voltooid op zesentwintigjarige leeftijd) geconfronteerd te worden. Een vreemde, doch tevens een vertrouwde sensatie, want ook toen reeds was de polymelodie de drijfveer van zijn kunst; ook toen reeds bleek hij een hymnische natuur, die hetzelfde grondthema bezigde als in zijn Zesde symfonie uit 1959: L'a do ré, zijnde het aangebedene, zijnde alles wat bewondering en vervoering inhoudt.

In wezen is Matthijs Vermeulen dus dezelfde gebleven, al is hij later nog zelfstandiger geworden. Met dien verstande, dat hij de Mahler-, Strauss- en Wagnerreminiscenties, die in zijn Eerste symfonie opdoemen, als gerijpt kunstenaar gaandeweg is ontgroeid. Het verbluffende van deze Eerste symfonie is inmiddels, dat de hier genoemde reminiscenties slechts de oppervlakte van zijn toonkunst raken: in de kern is hij ook hier reeds in hoge mate origineel. Vermeulen noemt zijn jeugdwerk “Symphonia Carminum”: symfonie der liederen dus. En het zijn inderdaad “gezangen” die zijn werk beheersen; gezangen die martiaal, schertsend, wild en teder zijn, doch onder alle omstandigheden voortschrijden met een brede evocatieve vervoering. Deze warme vervoering is het bindende element. Een immense, alle conflicten uitwissende, anti-tragische juichkreet van het hart. Dat de makelij zuiver vak-technisch niet onberispelijk is en het werk de verstandelijke vorm gebondenheid tart, is een tweede kwestie. Men kan dit de componist misschien als een fout aanrekenen, hetgeen niet wegneemt, dat de mateloosheid van zijn schepping een bevrijdende uitwerking heeft.

In flagrante tegenstelling tot de ambachtelijke tekortkomingen van Matthijs Vermeulens Eerste symfonie staat het uitermate kundig geschreven Tweede vioolconcert uit 1942 van Sem Dresden. De man die zijn vak verstaat als weinigen, die zeer doorzichtig instrumenteert en zijn stemvoering preciseert met een vlijmscherp intellect. Niettemin is dit Vioolconcert (Jo Juda speelde de solo-partij onberispelijk) amper te verteren vanwege een onoverkomelijk gebrek aan inventieve kracht. Deze muziek blijft een passen-en-meten, waarbij de luisteraar hoogstens een zuiver cerebrale voldoening kan hebben. […]

Mens en Melodie, juli 1964 (ongesigneerd)

Tijdens het Openingsconcert door het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink werd men zelfs in kennis gebracht met een compositie die vijftig jaar geleden voltooid-werd. Dit was de Eerste Symfonie (Symphonie Carminum) van Matthijs Vermeulen. Het moet voor de 76-jarige componist een wonderlijke sensatie zijn geweest, dit jeugdwerk, dat híj voor het Concertgebouw bestemd had, maar dat toen niet aan bod kwam, nu eindelijk in deze omgeving te kunnen beluisteren. Een halve eeuw geleden was deze Eerste Symfonie een revolutionair werk: een daad van vernieuwing en agitatie in de wereld der symfonie. De „sterke pressie van binnen uit", die Sem Dresden destijds het werk van Matthijs Vermeulen toeschreef, bleek dit werk thans nog in hoge mate eigen te zijn. Wij hebben reeds vaker geconstateerd, dat er tussen de huidige generatie van uitvoerende musici en Vermeulens muziek een opmerkelijke affiniteit bestaat. Dit bleek ook met Bernard Haitink het geval te zijn. De gedrevenheid van Vermeulens poly-melodische schrijftrant en de vurigheid van geest welke daarmee gepaard gaat, werden onder zijn leiding op suggestieve wijze aan de dag gelegd. […]

De Stem (Bergen op Zoom), 14 mei 1964 (ongesigneerd)

Grote produktie geeft geen reden tot enthousiasme

[…]

MATTHIJS VERMEULEN

Het kan ons niet verwonderen, dat de 76-jarige Matthijs Vermeulen tot 1964 heeft moeten wachten op een première van zijn eerste symfonie, die reeds in 1914 werd gecomponeerd. In die dagen was het ongetwijfeld een geavanceerd werk, maar na vijftig jaar, nu wij aan zoveel muzikale vreemdsoortigheden gewend zijn geraakt, kunnen we er moeilijk meer warm voor lopen.

Voor een toen 26-jarige jongeman is het een knap geschreven partituur, die veel gevoel voor het orkest-koloriet had en in de krijgshaftig klinkende mars een moment van werkelijke muzikale begeestering doorleefde. Dit is zelfs na vijftig jaar nog merkbaar en voor de huidige luisteraar het ogenblik, waarop de muziek in al haar geladenheid en beroering tot het hart weet door te dringen.

De rest was ondanks de poly-melodiek te weinig important om lang te kunnen boeien. Het applaus en de bloemen voor deze welhaast oudste onzer nationale componisten zijn hem van harte gegund, des te meer, omdat hij enkele bijzonder fraaie kamermuziekwerken heeft geschreven, die zeker een veelvuldiger uitvoering verdienen.

[…] Haitink en de zijnen alsmede de solisten hebben zich voortreffelijk van hun taak gekweten.

Elsevier, 6 juni 1964 (Otto Ketting)

Muziekdagen 1964: niet representatief

[…]

Laten we besluiten met de gelukkig aanwezige werkelijke oogst van deze muziekdagen. Allereerst de Eerste Symfonie (1914) van Matthijs Vermeulen, die 50 jaar na haar ontstaan een wat verlate première beleefde en in wat mildere vorm reeds alle kernmerken draagt van zijn Tweede Symfonie (’21) die overigens slechts 30 jaar op een eerste uitvoering heeft moeten wachten. Dat er wel enige bezwaren tegen deze super exuberante muziek zijn in te brengen wil ik graag geloven maar die vallen voor mij weg tegen de allure van deze met visionaire muziekdrang geladen figuur.

[…]

Conclusie na deze schaarse plus-punten: in sommige gevallen waren de uitgevoerde werken niet representatief voor de componist, in de meeste gevallen waren de componisten niet representatief voor de muziek in ’t algemeen en de Nederlandse muziek in het bijzonder.