J.J. van der Linden
aan
Thea Vermeulen-Diepenbrock
Rotterdam, 16 december 1959
Woensdag 16-12-59
Rotterdam.
Dierbare Vrouwe van een groot componist,
Het was gisteren een werkelijk succes, de VIde, door het volk toegejuicht.
Ik zelf was weer zeer onder de indruk van het laatste deel der Symphonie, daar schuurt Matthijs langs de scheidingslijn van het hier en het daar. Het daar is perslot toch onze bakermat.
Maar ook hier moeten wij ons matje hebben om op te zitten, om van een zoo edele plaats eventueel een zevende te schrijven. Vandaar dat ik voorstel vanaf 1 Maart a.s. met 50.− per maand bij te springen, twee jaar lang. Het totale bedrag 1200. zal ik direct geven begin Maart, want ik weet niet of ik, onverwachts en onverhoopt in die twee jaar van matje verander. Ik zou het wel prettig vinden als je het op de voorgestelde manier over twee jaar zoudt indelen, hoewel ik je daarin wil vrij laat.
Voor de belastingen weet je niet van wie je het hebt, het kwam zoo maar anoniem uit de lucht vallen! (hoewel ik het even aanbreng.)
Hartelijke groeten voor alle drie
je
Jan
Kon tot mijn spijt niet blijven, want moest direct naar Rotterdam doorreizen.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA