MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19550218 J.J. Beukema aan Matthijs Vermeulen

J.J. Beukema

aan

Matthijs Vermeulen

Groningen, 18 februari 1955

18 Februari 1955

Geachte Heer,

In Uw artikel in "De Groene" van 19 Febr. betoogde U, dat het atoomwapen een wapen is, waarvan de mens zich niet mag bedienen.

Mag ik hierover het volgende opmerken? Ik zou aan deze conclusie (die ik kan onderschrijven) willen toevoegen: Hij mag zich in zijn stedelijke samenleving, in de omgang met zijn vrienden en kennissen, kortom binnen de landsgrenzen van zijn staat, in geen enkel geval van wapenen – van welk wapen ook – bedienen.

U en ik zouden ons schamen, wanneer wij, het over een belangrijke kwestie (stel de grens tussen onze tuinen) niet eens kunnende worden, een revolver kochten. Wij zouden onmiddellijk voorstellen: Vindt U goed, dat wij de rechtbank doen uitmaken, hoe de tuingrens zal lopen? Zoveel "cultuur" hebben wij al verworven.

Nu is er in de inter-nationale samenleving nog geen wettelijke regeling tot stand gebracht (geen mundiaal gezag met rechtspraak en politiemacht). Het is dus duidelijk, wat het eerste punt van ons programma moet zijn: de stichting van een gezag boven de staten, de conceptie van wetten en de instelling van een Rechtsprekend Orgaan.

Het probleem, waar zo veel mensen geen raad mee weten, is nu: Waarom nemen onze regeringen niet het initiatief hiertoe? Ik heb deze vraag in mijn brochure behandeld. Men laat zich zo heel gemakkelijk aanpraten: De Russische regering wil toch niet meedoen; Maar het is duidelijk dat niemand dat kan voorspellen. Ook staat men al heel zwak, als men betoogt, dat wij mensen eerst beter of geloviger zullen moeten worden, willen wij volgende slachtingen voorkomen.

Men kan n.l. even goed volhouden, dat wij juist wat egoïstischer moeten worden, als wij de oorlogen willen voorkomen! Want wat is er onvoordeliger en onpractischer en wat geeft minder bevrediging dan het fabriceren van producten, die in het gunstigste geval voor oud roest zullen worden verkocht. 60 % van de begroting van de Verenigde Staten, d.w.z. 60 % van de werkkracht van zijn burgers is op "de vijand" gericht. – Dat wij orde- en vredelievend genoeg zijn, leert trouwens de ervaring van eeuwen: dezelfde egoïstische mensen, die zich met wapenproductie bezig houden en jonge mensen trainen met het oog op mogelijke conflicten met andere staten –, die zelfde mensen lossen hun geschillen binnen hun landsgrenzen op zonder van wapenen gebruik te maken (al of niet met behulp van de onafhankelijke rechter).

Wanneer wij onze "eer" willen redden, behoeven wij ons om ons geweten niet zo veel zorgen te maken. Wij zullen beter moeten leren nadenken en niet huizenhoog opzien tegen vermeende moeilijkheden bij de stichting van een mundiaal gezag. Dat gezag komt er op de duur toch: nà een oorlog (gesteld, dat er wat van ons heel blijft) en dan ten koste van heel wat leed en verdriet, – of zonder oorlog en met een fractie van de zorgen.

Hoogachtend,

J.J. Beukema.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA