J. Hilfman-van Dam
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 27 februari 1954
Amsterdam, 27 Februari 1954
Zeer Geachte Heer Vermeulen,
Met belangstelling lees ik altijd Uw bijdragen in De Groene Amsterdammer. Niet altijd met instemming. "Het kwartet". Hetgeen U schrijft moge juist zijn voor vele van de nu bestaande kwartetten, het geldt zeker voor het zich noemende Festival Kwartet, dat wij kortgeleden beluisterden in De Kleine Zaal, welk kwartet voor U waarschijnlijk aanleiding geweest is tot het schrijven van het betreffende artikel, het geldt zeker niet voor het AMADEUS Kwartet.
De tweede violist vertelde mij: De leden van dit kwartet zijn drie Weense Joden, een "english born" Russische Jood. De oudste is de tweede violist, nu 31 jaar, de jongste de cellist, 22 jaar. In 1938 en 1939, kort na de Anschluss, kwamen deze Weense jongens met verschillende kindertransporten naar England. De tweede violist was toen 16 jaar en hij is er toen nog in geslaagd zijn Vader te doen overkomen, die inmiddels is overleden. De andere familieleden van deze jongens zijn vergast. In 1940, bij het uitbreken van de oorlog in England, moesten zij aanvankelijk in een kamp, daar zij vijandelijk onderdaan waren. Hier leerden zij elkaar kennen en hier hoorde Max Rostal van hen. Zij zijn niet lang in dit kamp geweest, maar werden te werk gesteld in de oorlogsindustrie. In 1945 hoeft Max Rostal zich het lot van deze jongens aangetrokken, hen gratis les gegeven, muziek verstrekt en in 1947 zijn zij begonnen, nog altijd onder leiding van Rostal, een kwartet te vormen. In 1948 was hun eerste optreden naar buiten in intieme kring, daarna zijn zij begonnen met concerten. Een eenhoofdige leiding, een helaas bijna zelfde lot, maakt, dat deze vier kunstenaars bijzonder goed harmoniëren, hetgeen alles ook in hun spel tot uiting komt. Ik vind het een prachtig kwartet en ik hoop, dat wij met dit kwartet nog minstens twintig winters door het leven zullen gaan. De tweede violist vertelde mij nog, dat zij hun vrije tijd besteden om bij te spijkeren en hetgeen zij noemen "die grosse Luke" in hun "weten" op te vullen. "Toen wij tijd hadden, waren wij arm en konden geen boeken kopen en waren afgestompt in de oorlog en nu wij geld hebben, ontbreekt ons vaak de tijd" en hij haalde trots een passage aan uit Anthony and Cleopatra, trots, dat hij die uit zijn hoofd kende, terwijl hij verder vertelde, dat hij elk vrij ogenblik gebruikte voor zelfstudie.
En nu ik U toch aan het schrijven ben, wil ik U nog iets vertellen wat ik op mijn hart heb. Ik zie U nog al eens op concerten, U en ik, wij hebben beide grijze haren en ik vind, dat dat zekere verplichtingen oplegt. Het is nu bijna een jaar geleden, dat wij op een Zondagmorgen naar de Mattheus Passion luisterden, die toen in het Concertgebouw werd uitgevoerd. Wij vonden de uitvoering zo mooi, dat wij haar vastlegden op de tape. Een paar dagen daarna, Vrijdag 's morgens gingen we naar Naarden. We hadden met Bogtman afgesproken, dat hij met ons terug zou rijden naar Amsterdam, omdat hij 's avonds hier in de Johannes Passion moest zingen. Onderweg vertelde Bogtman ons "vanochtend, toen ik klaar stond om naar Naarden te vertrekken, kwam de Groene met een artikel van Matthys Vermeulen, waarin staat, dat ik nu langzamerhand zo'n zalvende oude Christus wordt, dat het tijd wordt, dat ik er mee op houd." Bogtman zei verder, "ik heb zo'n ellendige ochtend gehad, ik heb daar voortdurend aan moeten denken." Wij konden hem toen vertellen, dat wij juist die Zondag zijn stem zo prachtig hadden gevonden en wij vroegen hem dus mee te gaan en zich zelf hiervan te overtuigen. Eerst hebben we een hapje gegeten in een Chinees restaurant en Bogtman vertelde nog "een troost voor mij is, dat toen Elisabeth Schumann 40 jaar was en zij een engagement kon krijgen in Amerika, er in de Duitse pers stond, dat het maar goed was dat zij wegging, want dat het toch zo langzamerhand met haar stem gedaan was. En, zo vervolgde Bogtman, ze heeft tot op hoge leeftijd (ik meen hij noemde 75 jaar) doorgezongen en ook in Duitsland. We hebben dus de tape in het bijzijn van Bogtman, die zeer bescheiden is en zeer veel zelfcritiek heeft, nog eens afgedraaid en wij waren er gedrieën van doordrongen, niet alleen, dat U ongelijk had, maar dat het onnodig kwetsend was van U, Uw passage in de Groene.
Uit hoofde van mijn functie – con amore vertegenwoordigster van de Bond van Kunstkringen in Indonesië – heb ik vaak een prettig persoonlijk contact met de kunstenaars. (Het persoonlijke mag in de beoordeling van het geheel zeker niet onderschat worden, omdat tenslotte geen enkele beoordeling volkomen objectief kan zijn, zelfs niet wanneer de kunstenaars die beoordeeld worden achter een gordijn zitten. Want dan nog kan een psychische of physieke geringe indispositie of ongewoon gelukkige stemming die beoordeling beïnvloeden.) Dit laatste heb ik nu maar tussen haakjes gezet, want ik heb geen zin deze brief over te typen en het doet hier niet ter zake. En ik moet nu mijn Zaterdagochtend boodschappen doen.
Met vriendelijke groeten,
Hoogachtend,
J Hilfman van Dam
(Mevr.) J. Hilfman van Dam
Rooseveltlaan 88II
Amsterdam Z tel. 724932
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA