MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19530208 Frederick Franck aan Matthijs Vermeulen

Frederick Franck

aan

Matthijs Vermeulen

New York, 8 februari 1953

8 Feb. 1953

Zeer geachte Heer Vermeulen,

Het moet me van 't hart, dat uw recente artikelen mij diep getroffen hebben. Het laatste dat mij onder de ogen kwam was over Roy Harris. Het is de aanleiding tot dit briefje. Ik ben geen musicus. Ik ben schilder en verdien mijn kost door drie dagen per week als tandarts praktijk te doen. Echter, wat u over Harris schrijft geldt precies zo voor de Amerikaanse schilderkunst, als voor de muziek. De "concurrentie" schijnt niet te wedijveren om 't eigenste geluid, gebaseerd op de eigenste reaktie op 't leven, maar 't is 'n concurrentie in "isme". Wie 't meest virtuoos met de nieuwste formule toovert is voor 'n poosje kampioen. De nieuwste formule onderscheidt zich meest van de op één na nieuwste door 'n voordien onmogelijk geachte verdere stap omlaag in 't nihilisme. Dit moge voor 'n toch "modern" schilder reactionair klinken. So what! Dat technische vaardigheid niets is dan 'n middel om de waarachtigheid van 't eigen leven te mogen ontdekken – en zodoende vorm te geven, is 'n vergeten waarheid. Rondom de aldus tot vacuum gedegenereerde kern zwoegen myriaden kunstbeoefenaars om verbluffende meesterwerken te construeren. Daarmee epateren zij niet slechts elkaar maar ook het bent der ontmande critici die nu elke nouveauté even karakterloos nalopen als ze zestig jaar geleden elke vernieuwing verdoemden.

Wanneer ik uw artikelen lees over Kodaly, Bartok, Bruckner – die ik "ken" – of over Badings & Henkemans die ik niet ken, dan ontroert 't me zeer dat ze allen als thema hebben: een kreet om authenticiteit (een andere vergeten waarde, of liever gezegd dezelfde) met vreugde wanneer u er 'n spoor van ontdekt en droefheid om epigonendom en de afwezigheid van geestelijk niveau. Ik ben dan getroffen omdat in uw schrijven zich niet slechts uw menselijke zwakheden tonen maar ook uw menselijke hoogheid: het hardnekkig bevestigen van die waarden die de grondslag der religies, de grondslag der kunsten en de grondslag van 't leven zijn. Zooals u zoo juist zegt over Palestrina: het ontwaken van de mens tot zichzelf, tot zijn capaciteit voor innerlijke glorie en verrukking, dat is waar de kunst om gaat. Maar dit is "mystiek" en dus klodderen we lustig en componeren vlijtig zooals 't op school geleerd is met franjes die we van succesvolle Jan en beroemde Piet gappen.

Als 't volgen van nieuwe stijlformules (alsof formules ooit nieuw konden zijn) de verdieping en vernieuwing der belevenis garandeerden dan zou dit de Gouden Eeuw der Mensheid zijn. Helaas is 't – maar goed gecoördineerd! – de uranium eeuw. Deze bewuste variaties in overgenomen stijlen: wat 'n gevaar voor de Kunstenaar!

Invloeden ondergaan we allen. Ezelachtige critici zijn altijd trots als ze de invloed van Picasso of Stravinski op nieuwe Jansen hebben ontdekt. Wat Jansens geest met die invloeden gedaan heeft: daar gaat 't om. Vader Jansen was 'n zuiplap, moeder Jansen 'n snol. Jansen is hun product, heeft moeders neus en vaders groote voeten, hij is "beïnvloed", maar met die invloeden in hem wordt hij 'n heilige als de geest hem waaien mag where it listeth...

Nee, verandering van stijl beteekent geen automatiese verbetering van kwaliteit. Alleen waar le style c'est l'homme, kunnen wij in dit stijlen Babel op originaliteit hopen, een originaliteit die niets méér of minder is dan authenticiteit, authenticiteit der belevenis, bijna onafhankelijk van de vorm.

Mijn Hollands is waarschijnlijk verre van schoon. Ik verliet Holland in 1930! Maar de navelstreng scheurt niet: Verleden Zaterdag kreeg ik ineens zin 'n Hollands sneeuwlandschap te schilderen. 't Stond me naaldscherp voor de geest. Mijn vrouw vond 't "uncanny". 't Gekke was dat grote stukken van 't land onder water staan op dat schilderij... De volgende morgen hoorden we in de radio over de overstromingsramp... Ik heb altijd zo'n medelijden met al die dappere emigranten zij weten nog niet (misschien zullen zij het nooit zo voelen) dat elke emigratie een ballingschap is. Vrijwillig of gedwongen.

In 1951 had ik 'n reeks Europeese tentoonstellingen ook bij van Lier Amsterdam (De Groene, Februari 1951). In April komt er 'n tweede expositie. Ik hoop dat u gaat kijken en ben benieuwd of u er de strijd tegen de holle abstractie in kunt aanvoelen...

Toen ik uw Harris artikel las dacht ik: dat zou ik moeten vertalen. Maar meteen daarop volgde de realisatie: Je kunt 't Amerikaanse (en niet slechts Amerikaanse) kunstenaars net zo goed in 't Hollands voorlezen: ze zullen er nòch méér, noch minder van snappen. Dit soort gedachten wordt hier in "betere" sophisticated kringen als "typical European crap" afgedaan.

Dit korte briefje is 'n epistel geworden, maar tenslotte: u hebt méér voor mij geschreven dan ik voor u...

Met de meeste hoogachting,

uw

Frederick Franck

aant.

Frederick Franck (April 12, 1909 in Maastricht, The Netherlands – June 5, 2006 in Warwick, New YorkU.S.) was a painter, sculptor, and author of more than 30 books on Buddhismand other subjects who was known for his interest in human spirituality. He was a native of The Netherlands and became a United States citizen in 1945. He was a dental surgeon by trade, and worked with Dr. Albert Schweitzer in Africa from 1958-1961.[1]

His sculptures are in the collections of the Museum of Modern Art, the Whitney Museum of American Art, the Fogg Art Museum, the Tokyo National Museum, and the Cathedral of St. John the Divine.

His major creation, however, was a sculpture garden and park adjacent to his home in Warwick, New York, which he called Pacem in Terris, or "Peace on Earth." In 1959, Dr. Franck and his wife, Claske Berndes Franck, purchased the 6-acre property, the site of an old grist mill which over the years had become a dumping ground for $800.[2] They opened Pacem in Terris to the public in 1966. Dr. Franck dedicated it to Dr. Albert Schweitzer as well as to Pope John XXIII and the Buddhist teacher D.T. Suzuki.[3] More than 70 sculptures adorn the property, which is now operated by a nonprofit foundation.

The wind bloweth where it listeth (Joh. 3:8)