MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19500115 H.M. Kraayvanger aan Matthijs Vermeulen

H.M. Kraayvanger

aan

Matthijs Vermeulen

Rotterdam, 15 januari 1950

15 Januari 1950

Hooggeachte Heer Vermeulen,

Ik heb met groot genoegen gelezen Uw artikel getiteld "De valse noot" omdat het hoog tijd werd dat van gezaghebbende zijde stelling werd genomen tegen het perfide stuk van Elsevier.

Het zal U misschien interesseeren dat ook normale burgers, zooals ik verontwaardigd zijn geweest en ik heb daarom direct na het verschijnen van dat artikel een brief aan Elsevier geschreven, waarvan bijgaand een copy!

Maar nog meer zal U verwonderen het antwoord dat ik kreeg van de hoofdredactie die in de bekende zwangere volzinnen stijl van Elsevier zoo weinig in zooveel woorden beweert.

Ook hiervan een copy!

Met de meeste hoogachting en groeten aan Mevrouw

Gaarne

H. Kraayvanger

Aan de Redactie van

Elseviers Weekblad,

Spuistraat 188 a-b,

Amsterdam.

19 December 1949.

Het artikel van L.M.G. Arntzenius in Uw blad van 17 December j.l., waarin deze criticus beschouwingen geeft over "Het Concertgebouworkest na den oorlog" zou eerst compleet zijn geweest, indien Uwe Redactie boven dit artikel als motto zou hebben geplaatst het navolgende bericht, dat te vinden is in Keesing Historisch Archief, pagina 7020 C. d.d. 10 Januari 1947:

"10 Jan. Ir. H. Badings wien het verboden was gedurende een jaar zijn werkzaamheden in het openbaar als musicus te verrichten, werd door den Centralen Eereraad uitgesloten tot 5 november van dit jaar."

"Yvonne Georgi en L.M. Arntzenius is het respectievelijk voor den tijd van 2 en 4 jaar verboden in het openbaar op te treden, te rekenen van 1 Juli 1945 af. Beiden waren eerst voor vijf jaar uitgesloten."

In dit verband bezien wordt de psychologie van dit artikel verklaarbaar. De giftige woorden, insinuaties en beledigingen van den schrijver aan het adres van het Concertgebouworkest en zijn leider stempelen dit artikel tot een smaadschrift van een man met een verwrongen complex.

Het heeft daarom geen zin dit weerzinwekkende artikel verder te ontleden. Twee punten verdienen echter de aandacht.

1. De criticus en dilettant-dirigent Arntzenius grondt al zijn beweringen en venijn op het feit, dat hij volgens zijn eigen verklaring slechts eenmaal dit orkest na 1945 onder de leiding van van Beinum heeft horen spelen. Voor ieder onbevooroordeelde lezer blijkt hieruit dat dit gehele requisitoir alleen nodig is om zijn gevoelens van haat te luchten.

2. De denazificatie van ons land is blijkbaar nog steeds niet voltooid. Het is tekenend voor de mentaliteit van den schrijver dat hij Mengelberg, de Groot en Badings nodig heeft om van Beinum te treffen en hem als "profiteur" en "maltraiteur" voor te stellen.

Laten wij niet vergeten, dat deze lieden, mentaliter gesproken, hebben medegewerkt om het Concertgebouworkest van 1940-1945 te ontluisteren.

H.M. Kraaijvanger.

ELSEVIERS WEEKBLAD

Hoofdredactie

Mr. H./vdBr.

Den Weledelgeboren Heer

H.M. Kraaijvanger,

Prinses Julianalaan 66,

Rotterdam. –

Amsterdam, 30 December 1949

Spuistraat 118

Weledelgeboren Heer,

De hoofdredactie heeft met leedwezen kennis genomen van de brief waarin U bezwaren te berde brengt tegen een beschouwing over het Concertgebouw-orkest in de na-oorlogse periode. Zij stelt er prijs op U in dit verband mede te delen, dat zij niet dan na rijp beraad tot publicatie van dit stuk is overgegaan en dat bij het nemen van deze beslissing zwaar heeft gewogen, dat het hier tenslotte ging om een bewogen en ernstige critiek van zeer deskundige hand, welke verdiende aan de openbaarheid te geraken. Zij merkt in dit verband op, dat van geen enkele zijde zelfs maar bezwaren zijn geopperd tegen de zakelijke inhoud van het betoog, waaruit wel mag worden geconcludeerd, dat ook de publieke opinie van mening blijkt te zijn, dat hier sprake was van een welgefundeerd en zakelijk moeilijk aanvechtbaar oordeel.

Ten aanzien van het bezwaar tegen de vorm – in de meest brede zin van het woord – dient de hoofdredactie te stellen, dat naar haar stellige overtuiging aan ieder niet bepaaldelijk gedisqualificeerd burger het recht toekomt zich te doen horen, en dat het haar zeer in het algemeen dikwijls verontrust hoe tegenover de grote problemen de Nederlandse openbaarheid de hoofdredactie van Elseviers Weekblad evenmin ooit ontzien en zij beklaagt zich daar niet over. Wie de grote problemen en de grote waarden van deze tijd ter harte gaan, dient er niet tegenop te zien om aan een felle discussie deel te nemen.

Het is de hoofdredactie uiteraard bekend, dat de publicatie aanleiding heeft gegeven tot vele lasterlijke beweringen, maar zij veroorlooft zich om die naast zich neer te leggen.

Dat de publicatie voor U aanleiding is geweest uit de lezerskring van Elseviers Weekblad te treden, is voor de hoofdredactie evenzeer aanleiding tot diep leedwezen, want zij ziet ongaarne lezers vertrekken. Zij kan daartegenover niets anders stellen, dan haar uitdrukkelijke verzekering, dat zij op stellig eerlijke overwegingen tot de publicatie besloten heeft en de welgemeende hoop uitspreken, dat U spoedig aanleiding moogt vinden om op Uw besluit terug te komen.

Met de meeste hoogachting,

Hoofdredactie Elseviers Weekblad,

(w.g. Mr. G.B.J. Hiltermann)

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA