Matthijs Vermeulen
aan
Jos. Smits van Waesberghe
Amsterdam, [medio juni 1949]
Weleerwaarde Pater Smits van Waesberghe,
Wegens verschillende bezigheden kon ik tot gisteren toe geen vrije morgen vinden om te voldoen aan het verzoek van Politikens Forlag, dato 7/10 48 noch aan de tweede uitnodiging, dato 2 Mei, welke ik ontving door Uw vriendelijke bemiddeling.
Als 't ondertusschen niet te laat is geworden voor een vertalen en doorzenden van bijgaande ingevulde vragenlijst, mag ik U dan verzoeken om bij Uw bezorging aan de Uitgever mijn oprechte spijt te betuigen over een nalatigheid, waarvoor ik ook bij U in de schuld sta?
Op het Duitsche formulier dat ik van Politiken kreeg werd ook gevraagd naar de Ouders. Daar deze factor mij in vele opzichten zeer belangrijk schijnt, heb ik hem vermeld hoewel de vraag op het Hollandsch formulier ontbreekt.
De uitgever schreef mij eveneens "sehr dankbar" te zijn voor een photo. Om een wens niet te contrarieeren, die beminnelijk is uitgedrukt, voeg ik er hierbij zoo'n Photo toe, ofschoon ze mij onecht schijnt.
Het geheel gaarne overlatend aan U, en U van harte dankend voor Uw medewerking,
Met de meeste Hoogachting
MV
Vermeulen, Matthijs.
Geb. 8 Febr. 1888 te Helmond, Noord-Brabant. Vader: smid. Moeder: genoodzaakt haar dagelijksch brood te verdienen vanaf haar zevende jaar.
Gymnasiale opleiding; daarna muzikaal-technisch onderwijs van Daniel de Lange, dir. van het Amsterdamsch Conservatorium, en muzikaal-aesthetische onderrichting van Alphons Diepenbrock.
Debuteerde in 1908 als criticus van verschillende dagbladen en periodieken. Een gedeelte zijner artikelen is herdrukt, onder de titels: De Twee Muzieken, Klankbord, De Eene Grondtoon. Vertrok in 1921 naar Frankrijk, waar hij vijf en twintig jaren woonde. In 1946 keerde hij terug naar Amsterdam, hervatte zijn functie van criticus en publiceerde in 1948 een cultuur-philosophisch geschrift (Het Avontuur van den Geest), in 1949 een psychologische muziek-geschiedenis: Princiepen der Europese Muziek.
Hij componeerde:
a) voor orchest: 5 symphonieën (1914, 1919, 1922, 1941, 1945) waarvan totnutoe enkel de derde (in 1939) gespeeld is.
Een symphonische proloog voor De Vliegende Hollander, (drama van M. Nijhoff) op gramofoon-platen uitgevoerd in 1930, tijdens de lustrum-feesten der Universiteit van Leiden.
b) Voor Kamermuziek: Een eerste sonate voor Violoncel en Piano (1918); een trio à cordes (1923), een sonate voor piano en viool (1924), een tweede sonate voor violoncel en piano (1938).
c) voor zang met begeleiding van piano: "La Veille" (1917) fragment uit Le Poème de la Tranchée van François Porché; georchestreerd in 1929. "Les Filles du Roi d'Espagne" (1917), op verzen van Paul Fort. "Trois Salutations à Notre-Dame" (1943); "Le Balcon" (1944), gedicht van Charles Baudelaire.
Voor de uitgave der volledige werken van J.B. Lully, begonnen onder leiding van Henry Prunières, realiseerde hij de becijferde bas van Cadmus et Hermione, deel I der opera's, verschenen in 1930 bij de Editions de la Revue Musicale te Parijs.
Van zijn eigen composities kwam alleen de eerste Violoncel-sonate in druk bij de Editions Maurice Senart te Parijs.
concept
verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA