MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19490424 Piet Ketting aan Matthijs Vermeulen

Piet Ketting

aan

Matthijs Vermeulen

Rotterdam, 24 april 1949

Rotterdam,

Van Beuningenstr. 7

tel. 48354

24 April '49

Geachte Heer Vermeulen,

Mij resteert dus nog de beantwoording van Uw brief, welke ik in dank heb ontvangen. U verwijt mij "gemis aan goede trouw". U zult mij niet kwalijk nemen, dat ik hiertegen spontaan wensch te protesteren – en dat Uw verwijt geenszins opgaat, welnu, ik hoop dat U dit duidelijk moge wezen. Er is nl. een geheel andere achtergrond.

Werkelijk: juist al die beweringen van U, van Debussy, in zake Bruckner, in zake Moussorgski, kortom al die beweringen, waarin over Bach's formules wordt gesproken, komen mij onzinnig voor, aangezien men deze formules niet kent. Weshalve ik hiertegen portesteer, maar niet door "gemis aan goede trouw". Inderdaad is een discussie hieromtrent nutteloos, aangezien U (en alle anderen) en ik van verschillende praemissen uitgaan. En zolang U naar mijn praemissen niet informeert (U kunt evengoed als ik weten, dat U – qua inhoud – mijn vragen niet heeft kunnen beantwoorden), blijft de discussie vruchteloos. Ik ben ervan overtuigd – overigens – dat deze discussie in mondelinge vorm niet lang zal uitblijven en dat deze al onze wederzijdse bezwaren uit de weg zal ruimen. Voorts neem ik aan, dat U van mij zult willen accepteren, dat ik inderdaad inzie, dat de toon van mijn schrijven minder juist was.

De zaak van het Muziek-lyceum heeft U niet goed begrepen. Hetgeen U schrijft, vind ik volkomen logisch. Maar het Gerecht heeft reeds uitspraak gedaan, immers bij vonnis van 29 Dec. '48 herstelde de kantonrechter mij in mijn functie, door het ontslag nietig te verklaren. Maar het M.L.-Bestuur wenscht mij niet terug en belet mij de uitoefening van mijn functie en moet mij nu op een of ander wijze tòch zien te ontslaan (bv. via een Arbeidsbureau). De juridische kant van de zaak is dus inderdaad gesloten. Mijns inziens is dit dus het moment om de zaak openbaar te maken, aangezien dit voor mij een ere-kwestie is.

Het spreekt vanzelf, dat ik U volgaarne het gevraagde crediet toesta.

Met Hoogachting,

Piet Ketting.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA