MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19471121 Fr. Theewis aan Matthijs Vermeulen

Fr. Theewis

aan

Matthijs Vermeulen

Rotterdam, 21 november 1947

Rotterdam

21 Nov. 1947.

Hooggeachte Heer Vermeulen,

Toen wij door de oorlog cultureel waren uitgehongerd, was u de eerste die, in De Groene, mij nieuwe hoop gaf, nieuwe perspectieven opende. Zakelijker gezegd: uw enthousiasme voor de (ook hedendaagse) cultuurverschijnselen werkte aanstekelijk. U te zeggen dat ik daarvoor zeer erkentelijk ben hangt echter niet onmiddelijk samen met hetgeen ik wil schrijven naar aanleiding van uw artikel over De radiërende Vonk.

Datgene wat Aldous Huxley verlangde geeft ons inderdaad slechts de muziek. Maar ik heb ervaren dat de beeldende kunst van heden bijna hetzelfde vermag, dat zij in staat is een extase te verwekken welke die van de muziek nabij komt. En waarom zou zij niet bezig zijn zich tot dezelfde prestatie, of een gelijkwaardige, op te werken?

Misschien mag ik dit even met concrete voorbeelden toelichten.

Ten eerste dan was er de tentoonstelling Bonnard. Een hele dag ben ik er geweest – in een staat van diep geluk. Het was mij letterlijk alsof er binnen in mij iets hards zacht werd. Ik voelde mij even weerloos en vol vertrouwen als een kind kan zijn.

De tweede ervaring waarover ik u schrijven wilde, is de tentoonstelling van 3 Franse grafici in Boymans – speciaal het werk van Vieillard [moet zijn: Vuillard] en Houplain. Ik ben daar al drie maal geweest, maar de derde keer is het mij eender vergaan als de beide eerste. Kon ik bij Bonnard nog zowat onder woorden brengen, wat er met mij gebeurde, hier heb ik alleen maar het arme woord "onbeschrijfelijk".

De lijnen van Vieillard en de belijnde trillingen van Houplain spreken van een toverwereld die nergens elders bestaat, ook niet in de muziek (zoals deze laatste, naar mijn gevoelen van een wereld spreekt die evenmin elders te vinden is. Dat deze beide gebieden elkaar overlappen doet aan het principiële verschil niets af.)

Bij twee mensen – een schilder en tekenaar – en bij mezelf (tekenaar) heb ik precies hetzelfde resultaat kunnen waarnemen: toen wij buiten waren hadden wij een hele tijd nodig om ons innerlijk weer te wenden tót en te gewennen áán het gewone leven.

Datgene waarvan ik u deelgenoot heb willen maken – indien u het al niet bent – is: mijn geloof dat de kunsten, evenals de wetenschap en andere regionen van de geest, de neerslag zijn van het aftasten der mensen van al hetgeen ongekend en voorlopig nog onbekend is in het Al.

De beeldende kunst is t.o.v. de muziek ten achter geraakt in de waardering van de cultuurconsumenten. Niet alleen de muziek, maar ook de beeldende kunst is, naar mijn doorleefde overtuiging, een uiterst belangrijk middel om de geheimen van het uiterlijke en innerlijke leven binnen ons bereik te brengen, o.m tot heil (en heling) van allen die er zich voor openstellen.

Van dit grote belang heeft Jung's "Psychologie und Alchemie" mij het vermoeden geschonken; Bonnard, Vieillard en Houplain de zekerheid.

Wat ik hoop is, dat u eens een reisje waagt naar de culturele woestijn die Rotterdam gemeenlijk is en dat uw welversneden pen dan woorden vindt om de beeldende kunst de plaats te geven waarop zij recht heeft in een menswaardige samenleving.

Moge u mijn wat langademige brief verontschuldigen – "... de nood is groot" (Greshof).

Met de meeste achting,

Theewis

Fr. Theewis.

Jericholaan 25a

Rotterdam.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA