Johan van der Woude
aan
Matthijs Vermeulen
18 november 1947
18/XI '47
Zeer Geachte heer Vermeulen,
De heer Kettelarij vertelde me van zijn bezoek aan u, en van het artikel, dat hij voor het blad van de Werkgemeenschap van Arnhemsche Kunstenaars, waarvan ik de voorzitter ben, heeft geschreven.
Wij stellen er prijs op, dit conflict onder de aandacht van onze leden te brengen, en wat mij betreft, ik grijp de gelegenheid aan, u mijn instemming te betuigen met de strekking van uw artikelen in De Groene.
Als "schrijver": alle respect voor uw polemischen stijl. De stijl en de toon zijn misschien wel betere pleitbezorgers dan de feiten. Of u succes zult hebben is een tweede. Niets is moeilijker dan de goê-gemeente van vertrouwde gewoontes af te brengen, en er zijn geen hardnekkiger wezens dan naar-boven geklauterde krabbelaars van beneden de middelmaat.
Desondanks: het moet gezegd worden, het moet geprobeerd worden, en misschien helpt het. Misschien. Overigens doet 't resultaat er zooveel niet toe. Ik ben in die affaire minder goed thuis dan u; maar 't komt mij voor, dat u gelijk hebt, al zouden alle feiten u nog in 't ongelijk stellen. Er bestaat tegen de botterikken gelukkig een ander gelijk, en dàt gelijk schuilt op zijn minst in den stijl. Het heeft, gelukkig, geen "resultaten" noodig.
Gaarne, met hoogachting en vr. groeten, uw:
Johan van der Woude
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA