MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460606 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 6 juni 1946

Louveciennes 6 Juni 1946

Donderdagmiddag

Op ons perronnetje

Mijn radieerende,

wonderlijk, de trillingen die je gecondenseerd en geaccumuleerd hadt in de drie brieven uit je bed welke ik alle drie tegelijk kreeg dezen morgen. Om je te doen heugen: de brief van het zieke ginta over de contacten en het faire part; je brief over den kolenjongen; je brief over je wandeling in de gekleede jas van Royaards. Wist je, toen je me een paar keer vroegt: Aphroditisch?, wist je dat je op dat moment inderdaad een vuur van stralen emaneerde? Want dit is wel zonderling: nog vóór ik aan die werkelijk onnoozele zinnen was gekomen zei ik me: "hoe is 't mogelijk dat dit zoo tintelen kan." En daarna las ik eerst Aphroditisch?

In den trein: Ik dacht eerst dat ik niet zou kunnen doorschrijven want Aline kwam naast me zitten. Het contrarieerde me verschrikkelijk. Ik heb haar afgeloodst toen de trein aanreed onder voorwendsel dat ik een andere klas had dan zij. 't Ging me verbazend aan mijn hart om zoo te doen, doch ik kon niet anders. Ik moest met jou zijn. Daarvoor zou ik onverschillig wie afwimpelen en ten koste van al wat je wilt. Aline vertelde me ondertusschen dat Dinsdag de piano-stemmer bij haar komt. Ik heb haar gevraagd om hem ook bij mij te sturen. Dan vind je ten minste een gestemd instrument. Houdt jij van "zuiver" gestemde piano's? Ik niet erg. Ik heb altijd graag dat de snaren wat bijtrekken na gestemd te zijn. Benieuwd ben ik of de vleugel nog een beetje genade bij je vindt. Hij kan erg rammelend en blikkerig klinken, maar dat banale rinkelende kan soms ook gemoduleerd worden in een sonoriteit met mooie metalen weerkaatsingen in alle nuances. Doch dit is wellicht pure inbeelding van me.

Je bekladt me afgrijselijk in je opvatting van wat ik zei over Jany of de veldwachter. Ik stel deze beiden niet op één lijn als vrienden, als "kennissen" want de veldwachter is slechts een kennis. Doch als getuigen zijn ze me 't zelfde. (Wij schommelen ongelooflijk) Dat maakt een enorm verschil. Ik geloof waarachtig dat je me door je interpretatie beleedigd hebt!!! Ik moet daar nog eens over nadenken!!

Onnoodig nog een nieuw blaadje te beginnen. Wij traverseeren reeds de Seine. Je t'envoie une petite bise comme disent les amoureux. Tu veux encore une bise, une toute petite bise? Voilà.

In 't Consulaat, wacht-lokaal, op den stoel van den garçon de bureau, met een rij voor me van vermoedelijke, heelemaal niet bemoedigende inwoners en landgenooten van runderheim. 't Is half vier. Dat kan ontzaglijk lang duren. Er is lawaai van autos (ik heb den garçon aangeklampt; mijn potlood rolt van 't tafeltje op den grond en de punt breekt, gelukkig heb ik een ander) ik ben te verstrooid om je een onderwerp te behandelen van dezen ochtend. Ik zal maar een oud nemen dat ik al gerumineerd heb. Je vroeg me waarom ik je niet denzelfden dag vertelde dat ik de verificatie gekregen had van mijn droom over Josquin's vertrek naar Spanje. Zoo'n vraag van je, tusschen haakjes, toont mij je zooals ik je graag heb. Ik zou haast zeggen: daaraan herken ik je. Of: daardoor zie ik dat we van dezelfde "soort" zijn. Ook mij zou het getroffen hebben als jij een paar dagen gewacht hadt om me over iets te praten dat je binnenste raakte. Maar nu het antwoord: Ik kon je daar niet éér over schrijven omdat hetgeen mij 't meest trof, per slot, èn in den brief van Levy, èn in den brief van Josquin, verschillende dagen noodig had om vanuit mijn binnenste waar 't een schok veroorzaakte met al de belangrijkheid welke het voor mij had weer terug te keeren tot mijn bewustzijn. Ik had 't dus bij 't eerste lezen niet verwerkt; ik zag nog niet dat 't zooveel belang voor me zou hebben. (Ik word geroepen)

Bij Air-France 4½ uur. Alles geloopen, van St Lazare naar Invalides, vandaar naar hier. Je even goeien dag zeggen. Mijn paspoort moet hernieuwd worden. Dat zal niet meer dan veertien dagen vergen. Ik heb dus den tijd. Maar ik moet me nog laten fotografeeren.

In den trein, met je groote, lange, zware pak (wat kan daar in zitten?) op mijn knieën. Vanochtend is aan het station ook het pakje gekomen dat je verstuurde per post, en afgehaald door mijn dochter. Je tabak kreeg ik dus. Hij doet me buitengewoon plezier want zwarte tabak is hier sinds een maand niet te bemachtigen. Ik heb eveneens nog een zakje tabak van mijn broer, dat hij met griesmeel verpakt had (hij kent de kwiekheid niet van griesmeel!) en dat ik, aartsidioot, eerst niet bemerkte, en dat pas opdook toen mijn dochter soep wou gaan maken! Dat zijn kleine buitenkansjes die me erg gelegen komen. Ze bewijzen me juist weer op tijd dat ik van alles juist genoeg heb, en niet te veel, wat niet billijk zou zijn. Maar juist genoeg dat lijkt me wel regelmatig en 't zou me verwonderen, als 't niet zoo was.

Wij rollen. Ik vond de straten van Parijs vandaag exorbitant lawaaierig. Dat lag niet aan mij! Ik heb o.a. ontmoet een groote stoom-wals geëscorteerd door verschillende paffende motorfietsen. Ik denk dikwijls, wanneer ik in een infernaal rumoer circuleer: Zoo iets hadden F.N. en A.D. moeten beleven met hun kruidjeroermenietige zenuwen! Zij zouden dat geen week hebben uitgehouden. Maar wat denk jij: Als zij daarin verzeild waren, zouden zij zich hebben leeren beheerschen (wat zij niet getoond hebben te kunnen in hun leven; maar de consequenties van dat niet-beheerschen waren toèn nog niet zoo tyrannisch wreed als nu) zouden zij zich geadapteerd hebben? Ik denk van ja. Want ik heb me óók wel zoo goed mogelijk geacclimatiseerd aan al dat anti-lyrisch kabaal. En als je wist hoe ik het haat! hoe ik het verafschuw, hoe het me tegenstrijdig is! Nog erger misschien dan het A.D. en F.N. doorboorde. Maar ik háát 't, ik verfoei 't. Ik doe echter tegenover mij zelf alsof die herrie me niet zooveel kan bommen en dat ik er bovendien nog van kan profiteeren, als ik maar slim genoeg ben om er partij van te trekken. Au fond is dat tragische zelfverneukerij en soms zeg ik tegen me Pauvre type! Daar loop je rond met je ouderwetsche ziel, en daar moet je op den koop toe muziek van maken. – Ik vraag me soms: zouden sommige mijner componeerende tijdgenooten dat zoo voelen als ik? Dan beklaag ik ze. Het is affreus. Voel jij dat zoo? Het bijna nergens thuis-zijn op deze wereld. Ergens te moeten leven waar je eigenlijk niet leven kùnt? We naderen Louveciennes. Ik ben op een onderwerp gevallen dat ik haast nooit aanroer, omdat het me stiekum altijd pijn doet, vermoed ik. – Een zoentje, liefste. Un petit baiser.

6¼ uur

Thuis. Eerst uitgepakt. Me daarna gewaschen. Al dat geloop in die broeierige benzine lucht! Ik concludeer altijd weer: je bent nergens beter dan thuis. 't Is misschien waar wat Pascal zegt: dat het ongeluk den menschen vooral overkomt wijl zij niet op dezelfde plaats kunnen blijven! Heb jij in je bloed den trek tot reizen? Anny wel. Dat is een van de groote offers welke ze mij heeft moeten brengen. Ze had graag veel gereisd, alles gezien; en ik ben een echte huismusch. Ik zei haar soms: ik hoef mijn oogen maar dicht te doen en ik zie alles. Haar echter was dat niet genoeg. En jij? Wat denk jij daarvan?

Erg lief van je die nieuwe aardappeltjes. Wij ontvingen dezer dagen olie. Wij kunnen ze eten als salade. Dat is lekker. Erg lief ook die rijst van je. Ik weet niet sinds hoeveel tijd hebben we geen rijst gegeten. We kregen juist van de ravitailleering een blik tonijn en mijn dochter zei: ik zou wel rijst daarbij willen hebben. Ik dacht bij mezelf: daar kun je naar fluiten; want ik wou dat blik bewaren tot jou. Maar nu gaat 't er an, met je rijst! Op dat punt, helaas, is mijn dochter onvermurwbaar als de drie Parken! Ieder zijn deel, maar zij óók het hare. Zij is iemand die zich nooit zal wegcijferen; doch zij zal ook nooit een milligram meer nemen of vragen dan haar toekomt. Je hebt wel gelijk dat zij niet gemakkelijk te sondeeren valt. Zij is een uiterst gecompliceerde natuur, en alles op een basis van onwankelbare reinheid. Reeds toen zij nog een klein kind was, en als ik haar zag reageeren op de dingen, dacht ik: jammer, jammer, als die ooit in handen moet raken van lummels van mannen gelijk ik er bij dozijnen ken! Het "lot" van éénigszins fijnbesnaarde vrouwen in de huidige mannen-wereld lijkt mij niet benijdenswaard, op z'n zachtst gezegd. Zij was buitensporig intiem met Josquin, dien zij bekeerd heeft tot het katholicisme. Zij vertelden elkaar alles, zelfs hun "zonden", gelijk men die vertelt in den biechtstoel. En zij verheugde zich toen hij gesneuveld was. Zij zegt mij nog dikwijls: hij was veel te edel voor deze wereld. Dat is in den grond van mijn hart ook mijn opinie. Toch had ik hem graag in deze wereld gezien. Hij ontbreekt er.

Ik zou je bij me willen hebben, echt bij me, voel je 't, alsof we reeds heel lang aan elkaar gewend zijn. Ik zou wel willen dat we het wennen aan elkander op een of andere manier héél kort konden maken, geen vijf minuten b.v., neen, vanaf de eerste seconde. Zou dat kunnen? Ik zei 't je al eens: Alsof we elkaar reeds duizend jaar kennen, want als je elkaar goed kent, heelemaal vertrouwd kent, en je blijft in dat kennen levend, je weet 't te hernieuwen, dan kan eigenlijk pas het eigenlijke gebeuren, het in elkaar vervloeien.

Goed dat je me niet ziet nu, want ik weet niet waarom, maar ik heb te vochtige oogen! Lief ook weer die enkele radijsjes van je. Ik ben ook blij met den kaas; hij was een beetje beschimmeld doch dat geeft niets, dat krab je er zoo af, dat is trouwens gezond; ik geloof natuurlijk wel aan microben, maar het terrein is alles en de microben slechts van weinig belang; als ik per ongeluk iets op den grond laat vallen of ik eet iets verdachts dan blaas ik er even over, en het is weer goed! Merci ook voor je margarine, je brood, je Benelac. Dat doet me telkens denken aan Bernac – ik kan 't niet verhelpen! Ik vroeg Frank toen hij hier was naar "het fijne" van de verhouding Poulenc – Bernac, ik weet niet hoe dat ter sprake kwam. Hij zei me dat Poulenc franchement een sodomieter is en dat hij dit niet onder stoelen of banken steekt. Maar Bernac is niets, hij is noch 't een, noch 't ander! Hij is "niets"! Frank hoorde dit van Noémie Pérugia, die intiem met hen omgaat of omging. Verbeeld je, de moeder van Tortellier begeeft zich als gouvernante of iets van dien aard naar de moeder van Frank, wiens vader, de notaris, begin van dit jaar overleden is. Zoo raakt Tortellier zijn moeder kwijt die hem niet gunt aan zijn vrouw, zooals je dat meer ontmoet, en 't huishoudentje in de war stuurt. De kinderen van Frank (de tweeling) zijn in Holland bij den vader van Lia. Zij zelf wil liefst van haar tweeling af. Als Frank dit huis hier wil bewonen dan kan dat enkel zijn om een vluchtheuvel te hebben voor het Parijsche gedaas (zij hebben altijd menschen over den vloer) want Lia heeft heelemaal geen lust in de Louveciennesche eenzaamheid, vooral 's winters niet.

Gelukkig! ik word geroepen voor het avond-eten. Ik was heusch aan 't kletsen geslagen!

's avonds

De helft van je radijsjes opgeknabbeld. Ik begin geen nieuw velletje want ik denk opeens aan den brief van Donald die hierbij moet; anders wordt 't te zwaar. Un bon petit cœur, ce Donald, tu ne trouves pas? (Il m'avait écrit que sa Gertrude a une légère déviation de la colonne vertébrale, et cela m'avait inquiété.) Je ziet hoe goed wij samen zijn. Hij had wel wat meer mogen schrijven over Waldst. doch het maakt op mij den indruk dat de baron geen urgente hulp noodig heeft. – Hij is wel een tikje tè romantisch, vind ik, Donald. – Ik vergat nog je de groeten over te brengen welke Roland mij vroeg je te doen, bij zijn vertrek van hier op Maandag. – Morgen ga ik weer naar Parijs; ben een beetje bang geen brief van je te krijgen 's ochtends, en wou wat bewaren, zooals jij! – Ja, ik hoop dat je allicht "iets" van "dat alles" lief zult vinden – waar zouden anders die vibraties mee rijmen? – Geef me je lippen, Thea; je bent in 't hart, in 't bloed van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA