MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460603 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 3 juni 1946

Louveciennes

3 Juni 1946

Maandag-middag

Thea-lief,

mijn elektrische, verheug je, want het boekie is af. Morgen heb ik, voor 't eerst sinds ik weet niet meer welken dag van October, geen idee te achterjagen dat zelfs nog op me loerde terwijl ik sliep. Het zit gevangen, gekooid. In globaal geteld 215 pagina's van 40 regels van 8 woorden. De eerste roof-tocht die we heelemaal samen doen. Zooals de leeuw, of de wolf, of onze voorzaat van la Madeleine, leg ik de prooi voor je voeten, en geef ik je een lik met mijn muil, met mijn tong. Je kent dit gebruik al van me. Moge ze naar je smaak zijn, de prooi en de lik! Dat hoor ik later wel van je, mijn zonneschijn, warmte en glans van mijn hol!

Vanochtend, toen ik naar beneden ging voor het middag-eten (bij mij is dat nog de ochtend!) vertelde mijn dochter me het volgende spook-verhaal, dat ik je overbrief, omdat je nooit kunt weten wat erachter steekt.

Het was 11¼ uur, en zij, lui en laat naar gewoonte, maakte haar toilet. Omdat onze poort niet goed meer sluit, en bij de fikschen wind, die er sinds enkele dagen blaast, openwaait, had zij het hek gestut met een pijp van gegoten ijzer, welke ik tot dit doel aanwees. Er kon dus niemand binnen. Terwijl zij zich wascht in de keuken hoort zij opeens ongeduldig kloppen tegen de ruit van de voordeur. Zij denkt: nou, die heeft ook haast, maar ik ga er niet naar toe, Thijs moet maar komen. (Ik zat boven, verzonken in mijn gedachten!) Na een poos wordt er opnieuw geklopt en nog driftiger. Maar ik merk steeds niets en zij begint zich te reppen. Als zij zich vertoonen kan wordt er voor de derde maal geklopt. Zij gaat naar buiten en vindt geen sterveling, zij doet een toer om het huis, doch niets te zien. De ijzeren pijp staat nog tegen het hek. Mijn dochter, in de war en onnoozel, denkt zelfs: hé! toen die wegging heeft ie de buis weer voor de poort gezet! wat tot de onmogelijkheden behoort. Zij zweert me dat 't precies zoo gebeurd is. Heeft ze hallucinaties gehad? Was 't een verwittiging van iemand die afscheid neemt? Krijgen wij een van beiden, zij of ik, slecht nieuws, of liever gezegd verwonderlijk nieuws? Ik hoop dat zij zich wat inbeeldde, maar noteer dit voor verificatie.

[klavertje-vier]

's avonds

ik weet niet, liefste, of Theseus, Sint Joris, Apollo, Siegfried, en nog enkele anderen, hun draken paaiden met een bosje groente! Best mogelijk, doch daarover heb ik nooit iets gelezen. Sedert de dag echter (dat is bijna een week geleden) waarop je verlangen kende om een tooverachtig heul-kruidje te schenken aan de vampier die je plaag was, en opzettelijk geplukt voor haar, liet ik reeds menigmaal mijn oogen weiden over velden en veldjes van klaver, hopend er een glimlach voor je te vinden, want vast en zeker zul je glimlachen bij deze woorden. Pas dezen middag evenwel hebben de feeën mij verhoord. Maar als je de regens gezien had der vorige dagen! En al de slakken langs den weg, met of zonder hun juweelig huisje! Heden waren ze er nog, die voorspellers van nattigheid. Doch heden lag ook weer het bosch in een tooi van gouden licht. En de feeën zijn lief. Zij gaven me er twee, het eene naast het andere. Het eene is volmaakt; het andere minder geometrisch gegroeid, doch even geldig! je hebt de keus, want ook wou ik er een voor jou. Ze zijn geplukt na een invocatie. Mogen steeds de wenschen die je me doet, vervuld worden door mij.

Ander nieuws, lieveling: je pea-soup is op! Vanavond at ik het laatste bord. Als je me er nog bezorgen kunt, dan graag. Je hebt me daarmee verwend. Ik houd wel van dien geur. Tusschen dat aromatische en jou legde mijn grillige fantasie een zonderling verband. Duid haar dit niet euvel! Het heeft iets verlokkelijks!

Eenige schaduw over dezen dag: geen brief van je. Zou je nog verkouden zijn? Jij bent toch niet op mijn ruiten komen kloppen?! Dat zou een goeje naam voor je zijn: ruitentikster. Wat ik je al dikwijls heb willen vragen, en wat me daarstraks weer te binnenschoot naar aanleiding van het voor-je-voeten-leggen: Weet je nog dat ik je eens 'n aperçu gaf van mijn V symphonie, en dat jij me antwoordde, tennaastenbij: "daar kan ik niet goed inkomen; de IV symphonie heb ik veel beter kunnen volgen."? Wat me toen verbaasde was dit: Terwijl ik aan de IV symphonie werkte (1940-41) waren we niet in correspondentie met elkaar, en materieel kon je niet weten dat ik aan een symphonie bezig was, kon je niet eens weten dat ik componeerde, want je had geen nieuws van me. Hoe heb je dat klaargespeeld om mij in die muziek te kunnen volgen, waarover in ieder geval niemand je eenige inlichting vermocht te geven? Dat was me toen al een raadsel. Hoe kon je dat zeggen? destijds dacht ik reeds: dat is zoomaar geen phrase; ik moet haar dat eens vragen op 'n keer.

En waar haal je weer vandaan dat ik totaal blind zou zijn voor kleeren, dat ik niet zou zien of iemand iets leuks aan heeft, of iets niet-leuks!? Ik ben er heelemaal niet blind voor, maar ik ben er wel zoo goed als totaal onverschillig voor, en de invloed welken ze uitoefenen op mijn amoureuze gesteltenis, ik beken 't je ronduit, is nul. Je wou toch niet dat ik "dol" was op, of ook slechts gevoelig voor "de verrukkelijkste hempjes en broekjes"?! Wat zou je ervan zeggen wanneer ik minder van je hield wanneer je een wit katoenen broekje aan hadt dan wanneer ik je zag in een groen of roze zijden broekje? Wat zou je van me denken? Wat zou je ook van jezelf moeten denken wanneer je merkte dat de graad, de temperatuur van mijn liefde afhing van wat mooie tierlantijntjes? Wat zou ik van mezelf moeten denken als ik enkel "warm kon loopen" of warmer liep voor opdirksels? Mijn contact met jou heeft betere, diepere, machtiger oorzaken! Maar daarom mag je gerust met prachtige, verleidelijke broekjes en hempjes bij me komen, ik zal ze héél goed zien, ik zal ze bewonderen! Maar ik heb ze niet noodig!! Ik kan er best buiten! En je kunt net zoo gerust met een baaie broek of hemd voor me verschijnen. Ik houd van Thea. Ik zou het fnuikend vinden voor jou en voor mij als je veronderstellen moest: hij houdt van me om mijn broekje! Verbeeld je! Ik heb principieel niets tegen zulke "raffinementen". Beschouw me niet als een bevooroordeelde! Maar mijn eigen (strikt-persoonlijke!) raffinementen die ik heb, wegen ruim tegen alle hempjes en broekjes van de wereld op!

Wees dus maar ontoereikend, wees maar onbekwaam, hoe meer hoe liever... als je maar van me houdt. Je hebt geen bekwaamheid noodig in de liefde, geloof me. Ikheb de bekwaamheid noodig. En zoo hoort 't. Mijn "zekere verrukking in de gedachte" aan je maagdelijkheid reikt ver over het physieke heen, gaat veel dieper. En zoo hoort 't. Ik houd van je. Ik vibreer in je, en meer dan genoeg, en alleen in jou. Je bent altijd mijn liefste, je bent altijd Thea

voor je Matthijs.

Een teeder zoentje, liefste.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA