MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460602 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 2-3 juni 1946

2 Juni '46

Lieve werkelijke Matthijs, werkelijk lieve Matthijs, je moet ook eens meegaan naar Mevrouw Royaards;1 die woont toch in zoo'n verrukkelijk huisje op de Prinsengracht en het is zoo gezellig bij haar. Ik kwam er vanavond tegen ½ 10 langs en kwam haar vlakbij huis tegen. Ik ben toen meegegaan, want ik had na dat volstrekt niet eenzame, maar dan toch volkomen sprakelooze dagje wel zin in die gezelligheid. Na een tijdje kwam haar zoon Cees, die architect is en goed-onbanaal is en aardig. Tegen dat ik weg moest, begon het te stortregenen. Ik heb daar eerst een beetje op gewacht, maar ik had toch wel het gevoel dat ik langzamerhand weg moest en vroeg of zij niet een paraplu te leen had. Maar nee, ze had er geen een, en weet je wat ze toen gedaan hebben? ze hebben me een gekleede jas van Royaards omgedaan, een schitterend ding van het edelste laken. Ik zag er nog niet eens al te potsierlijk uit, want er was een jongen die in alle ernst een ommetje met me wilde maken. Ik ging er niet op in, ik zweeg, maar ik dacht bij me zelf: als ik gevoelig was voor de radiaties van die jas, in welke alexandrijnen of proza-regels zou ik hem dan te woord staan?!

Het is middernacht – ik moet aldoor aan J. denken, hoe dat gesprek in Utrecht verloopen zou. Als het erg mis is komt ze nog met den laatsten trein terug, ik denk dat ze dan tusschen 1 en 2 thuis kan zijn; ik zal een beetje opletten om dien tijd, maar ik denk wel niet dat ze komt, het regent zoo, ze kan nog beter in Utrecht ergens logeeren. Slaap goed, droom maar werkelijk, zoolang je je droom niet verwerkelijkt!

Maandag

Geen brief van je. Daardoor een beetje gedesoeuvreerd. J. nog niet thuis.

's middags.

J. thuis, heel verdrietig. Toch alles weer bij het oude. Zooals al zoo 100x. Zij geeft altijd weer toe. Toch dat uitstapje naar Limburg. Daarna uit – dat zegt zij nu... Ik weet niet of ik haar zal voorlezen wat ik zooeven van je las over hen beide. Het is waarschijnlijk te fiksch gezegd. Weet je, zij voelt dit alles als een les voor haar hoogmoed: zij heeft gedacht dat wat zij met hem had zoo hoog en heilig was, zooiets absoluuts, dat dat niet kan barsten of breken, en daarvoor wordt zij nu gestraft in haar idee, en daarom neemt zij al die verootmoedigingen op zich. Zij denkt tenminste dat het daarom is. In werkelijkheid is het omdat zij de eenzaamheid niet aandurft. Zij heeft altijd mooie gedachten klaar om de kern te verhullen; dat is heelemaal Tante Cécile. Het is schuldeloos, zij is volkomen te goeder trouw, maar zij kent zichzelf niet. Ik heb altijd geprobeerd haar aan haarzelf bloot te leggen, maar dat gaf natuurlijk niets. Vanmiddag heb ik haar nog gezegd dat het erom gaat de beginfout (die bij haar ligt, want Engeljan heèft in dit opzicht geen moraal en heeft dus zijn geweten niet te kennen – er valt niets te kennen) op te sporen en te erkennen. Vroeger gleed het langs haar af of zij ergerde zich als ik zooiets zei. Nu luistert ze, maar het is een gedachte die haar uit haarzelf niet komt. "Litteraire leugens" moet je het van Engeljan niet noemen, hij is eenmaal heel anders van aanleg. Soms is hij verliefd op mij en onlangs vertelde hij J. van een erotische droom die hij gehad had met mij; hij vertelt dat niet uit wreedheid – het raakt haar ook eigenlijk niet – hij vindt het geen smakeloosheid (wat ik het wel vind, en jij waarschijnlijk ook) hij vertelt het als een van de dingen die het leven liefelijk kunnen maken. Maar had J. maar maling aan hem!! Dan was de zaak gewonnen. – Dat uitstapje is met Pinksteren; ik vermoed dat ze daar doodmoe van thuis komt en dan Woensdag daarna moeten wij voor de radio zingen en dat zal vast niet al te best worden, – ik moet me nu al pantseren om dat gelaten te dragen en niet bitter te zijn (dat is nu al zoo dikwijls gebeurd dat de spanningen of de vermoeienissen van het Engeljan-geval een concert bederven, dat ik het nu wel eens een keer anders had willen zien – maar ik wist vantevoren dat ze toch weer zwichten zou. Een succesje voor mij, een zielig, is dat zij straks thuiskwam en zei: het is zooals jij al dacht, ik ga toch mee op het reisje.)

Maar nu over jouw Mariusisissime-aterling: wat een idioot! Als van Eugen nu maar woord houdt! Die gaat weliswaar zoo gauw niet op de flesch, maar ik zie toch nog maar geen overschrijving op mijn rekening. Ik zou zijn duiten goed kunnen gebruiken, maar maan hem alsjeblieft niet, want dat vindt hij misschien niet prettig of hij is nog op reis.

Ik vind het wel het toppunt dat jij me nu ook nog gesloten noemt! Hoe is dat nou mogelijk? Iedereen houdt me altijd voor gesloten, maar dat is toch heusch een misverstand, en daar mag jij niet aan meedoen. Laatst dacht ik: ik ben zeker te duidelijk bekend aan mezelf, ik kan me niet voorstellen dat andere menschen iets van me te weten willen komen, ik heb het gevoel dat alles duidelijk zichtbaar is. Er is n.l. zoo weinig te weten omtrent mij, en wàt er te weten valt, dat heb ik je verteld. Nee, ik heb jou niet een minder duidelijken kijk op mijn binnenste gegeven dan jij mij, ik heb je 100x geschreven "ik ben het niet heelemaal met je eens" en dan legde ik het haarfijn uit hoe ik het een of ander voelde. Jij hebt mij ook niet geschreven hoe je reageert op een zoentje, en je hebt me ook niet geschreven hoe je reageert op een zin als deze, maar ik weet toch wel dat hij, zoo onnoozel als hij is, aphroditisch op je werkt! Ik wil maar zeggen: je kunt toch niet àlles gaan schrijven, we weten toch ook zonder dat een bende van elkaar af? (weer aphroditisch?) Allicht vergissen we ons wel eens. Jij reageerde ook soms heel anders dan ik verwachtte. En al valt er geen methode uit af te leiden, we leeren natuurlijk toch wederzijds van die anders uitkomende verwachtingen, en zoo gaan we ons misschien wel steeds minder vergissen – dat zou tenminste te hopen zijn! Je "eerste oefeningen van den beginneling" zijn heel kostelijk, dat is nou eens een echte fishing for compliments, zooals ik er van jou nog geen gehoord heb (of ik moet ze over 't hoofd gehoord hebben!) Je zegt dat ik zulke mouvementen (als jouw reactie op mijn onweer-verhaal) niet schijn te hebben. Daarvoor is geen bewijs geleverd, want jij doet mij zulke verhalen niet. Ik heb er eens om gevraagd; toen zei je dat je al zooveel vertelde en wat ik nog meer wilde? Maar met veel meer recht zou ìk kunnen zeggen; wat weet ik eigenlijk nog weinig van je. Niet dat ik niet een heele hoop weet, door wat je me geschreven hebt, over je zielsgesteltenis, maar zulke ervaringen vertel je me nooit of hoogst zelden. En ik houd het voor heel goed mogelijk dat ik "zulke mouvementen" ook zou hebben. Want zoo'n ervaring, waarin de trilling wat sterker was dan de trilling van iederen dag, heeft een element van schoonheid in zich, en die schoonheid zouden we gezamenlijk willen beleven en daardoor krijg je dat regret infini.

Ik schrijf, geloof ik, een beetje doceerend, omdat ik haast heb. Maar lijkt het je juist? Ik dank je voor je jaloerschheid jegens de koeien. Dat is snoezig. Ik hield maar soms van de eenzaamheid, uit overgroote moeheid. – Krijg je dit mijn zoentje graag? Net als ik het jouwe? 5½ week is gauw, hè?

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Jacqueline Royaards-Sandberg, weduwe van Willem Royaards.