MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460428 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 28-29 april 1946

Beloken Paschen

9 uur 's ochtends

Lieve Matthijs, ik heb zooeven de Mis-teksten gelezen, en bij het verwijderen van wat overcomplete bidprentjes zag ik dit van Wiegman – wat vind je daarvan? Die Petrus heeft wel iets aardigs in zijn naïeve aandacht, maar voor de rest is het wel stuntelig, hè?

Aan het briefje van Riha (het kan weg) zie je dat ik "het" hem verteld heb. Dit is weer zóó glad dat jij wel langzamerhand zult denken: wat heeft ze zich toch verbeeld met dien man. Misschien is het ook inderdaad wel zoo, dat er geen enkel verlangen naar mij meer in hem is. Als hij dat met "ronde" woorden zei, was het me gemakkelijker, dan was de zaak volkomen geliquideerd – nu blijft er nog een klein vraagteeken bij me hangen ten aanzien van zijn gevoelens <hij heeft me uit Engeland wel 3 of 4 keer kort na elkaar geschreven, vragend om een brief van mij>, maar in feite is het toch afgeloopen sinds ik het hem geschreven heb.

Dezer dagen nadenkend over je onrust betreffende Peter heb ik iets bedacht, dat ik je niet eerder heb kunnen schrijven, omdat het me zelf niet tot bewustzijn was gekomen. Ik heb bedacht dat dat gesprek met Peter over Greet eigenlijk voor "ons" van veel belang was. Het onderwerp zelf heeft me bezig gehouden en daardoor heb ik hier niet eerder over gedacht. Als je van 12 tot ½ 2 's nachts met een man spreekt over de liefde en die man maakt geen enkele toespeling in jouw richting, dan is dat wel alles-zeggend. D.w.z. mijn manier van praten is natuurlijk zoo objectief geweest, dat je al een heel flinke man noodig gehad zou hebben om die sfeer van objectiviteit te verbreken. En Peter met zijn verkronkeldheid en zijn enorme gehechtheid aan zijn moeder is er zeker niet zoo een. Maar in elk geval is de kans nu voorbij; mocht hij, als die moeder eens gestorven zal zijn, in zijn hoofd krijgen: Thea, dan is het te laat.

Deze zaak is dus echt en heelemaal afgeloopen. Ik zelf heb immers nooit met hem willen trouwen, alleen, als hij na den oorlog teruggekomen was met de zelfde gevoelens van vroeger – waar niet veel maar toch een geringe kans op was – dan was ik aan het twijfelen gegaan, omdat hij mij boeide (wat veel waard is), omdat Moeder het graag gezien zou hebben dat ik hem trouwde en omdat ik in een bepaald opzicht meende een goede vrouw voor hem te kunnen zijn, n.l. door de rust, die ik hem misschien een beetje had kunnen geven en die hij zoo ontzettend noodig heeft.

Je zult zeggen: als je het zoo ziet, dan was het in Dec. ook al definitief afgeloopen (aangezien hij toen niets bijzonders met me voor bleek te hebben.) Dat is ook zoo. Ik heb me de vraag toen zoo gesteld: zijn de vroegere sentimenten er nog of niet. En het antwoord was: te merken is er niets of zoo goed als niets! Maar dat was geen afdoend antwoord, want naar buiten zichtbaar was er vroeger ook heel weinig. Hij had altijd het gevoel dat ik niet wilde. Ik weet nog hoe hij in Londen op de hoek van een straat tegen me zei: ich weiss Sie finden mich unausstehlich, en, wijzend op zijn broer en zijn vriend die vóór ons liepen, zei hij: en te denken dat ik net zoo'n klein Joodje ben als die twee. Ik vond dat zielig en ik had er van allerlei liefs en aardigs op kunnen antwoorden, maar ik zweeg. Dat was niet animeerend voor hem. Er kwam van werven dus niet veel; en als er in Dec. nauwelijks iets te zien was van meer dan gewoon-hartelijke gevoelens, dan verbaasde me dat dus niet en ik concludeerde dat au fond misschien alles wel hetzelfde was gebleven, maar dat het totaal niet aan de oppervlakte kwam door P.'s eeuwige preoccupatie met het werk, door de verstrooiing van zijn Liebschaften en door de vervuldheid van zijn hart met zijn moeder. Nu in Maart heb ik dat zelfde geconstateerd: van buiten (zoo goed als) niets, van binnen, heel ver weg, misschien wel iets. Bij die constatatie ben ik blijven stilstaan en heb dezer dagen pas bedacht dat het daar eigenlijk niet om gaat. Het gaat er om: heeft hij nù iets geuit; heeft hij dat niet, dan is het afgeloopen, want zou hij het later willen doen, dan is hij te laat.

Sorry dat ik hier zoo ellenlang over ben. Ik zou dat nooit zijn als je laatst niet nog eens over een "storing" gesproken had en als ik me niet gerealiseerd had dat ik uit dat nachtelijke gesprek eigenlijk niet genoeg consequentie (d.i. ten opzichte van ons heelemaal geen) getrokken had.

Hèhè, 10 kantjes over dat gemier!

Vannacht viel me te binnen dat ik je niet geantwoord heb over dat portret van Pappie, dat je aangegrepen had. Staat het niet ook in H.E.'s beschrijvende catalogus van Pappie's handschriften? Of heb je die niet? Dat is het begin van onze vriendschap met H.E. geweest, dat hij alle manuscripten is komen meten met een centimetertje en ze beschreven heeft. Dat portret is in '20 door Oom Michel F.1 in Méréville gemaakt, op den dag van de zilveren bruiloft. Hij was toen al ziek, had dien heelen winter (toen hij Elektra maakte) al over pijnen geklaagd, maar hij dacht altijd aan rheumatiek en hoopte op de zon. Trouwens de dokters zijn er heel op 't laatst pas achter gekomen dat het kanker was. Eerst had hij suikerziekte en toen was hij zenuwziek: hij moest maar eens flink aangepakt worden, dan kwam hij wel weer bij – wat een afschuwelijke tijd was dat! Die arme Moeder. Mag ik nog iets zeggen over de resignatie? Dat noem ik resignatie, en van de edelste soort: "Het componeeren zal ook wel weer komen op zijn tijd." Misschien had je mogen en moeten vechten – wie zal 't zeggen? Mais puisque tu t'es mis entre les mains de l'Esprit de Lumière…

Hoe was indertijd de begeleiding van je cel-sonate door v.W. en H.?2 Hielden zij ervan? Of speelden zij haar uit een soort snobisme? En Seroen en Gruys, die La Veille gezongen hebben, hoe waren die?

Naar een kleine inconsequentie, die ik bij het zooveelste overlezen van je brief merkte, wilde ik informeeren. Je zegt: "ik heb slechts gedeeltelijk dien neus (juffershondje), ik zou hem willen bezitten in de perfectie". En even verder: "Practisch kàn zich mijn instinct niet vergissen." Klopt dat?

Ik heb een paar streepjes meer verhooging, 37.5, ik hoop dat ik geen dyphterie heb gekregen van iemand dien ik Dond. gesproken heb en die het gehad heeft.

Op 2 Mei speelt v. Beinum in Antwerpen, en ik vermoed dat hij het voorspel van Elektra maakt. Heb geen idee of het uitgezonden wordt, probeer het maar eens.

Als ik lig te soezen – slapen wil niet hard – vertel ik je verder, van 1924 af verder, dat is gezellig, dan is 't een beetje alsof je hier bent. Maar vandaag was ik eigenlijk te lammelendig om je hier te hebben.

Het is eindelijk gaan onweeren. Ik geloof dat het in geen 5 weken geregend heeft, het was soms wel koud, maar altijd scheen de zon. Zou het van den zomer aan één stuk door regenen? Dan kunnen we niet wandelen, of heb jij nog een soortement regenjas voor me, ik heb er geen meer.

Goeden morgen, lekker geslapen? Het gaat mij alweer wat beter.

zoentje

Thea

[bijgesloten: bidprentje t.g.v. het veertigjarig priesterfeest van H.W.J. Hoosemans (1877-19530), pastoor van de parochie van Onze Lieve Vrouw van de Allerheiligste Rozenkrans. Bij die jubileumviering op 15 augustus 1941was Hoosemans, die in de Obrechtkerk veel van zijn idealen op liturgisch gebied had weten te realiseren, met emeritaat gegaan. Op de voorzijde is een tekening gereproduceerd van Matthieu Wiegman, voorstellende het moment waarop Christus de visserman Petrus de priesterlijke opdracht geeft 'Vanaf nu zult gij mensen vangen.' (Lucas 5:10)]

[tevens bijgesloten is de brief die Fritz Riha op 12 april 1946 aan Thea had geschreven:]

12th April 1946.

Dear Thea,

Many thanks for your kind letter which reached me here. I am glad to hear that you will spend your Summer holidays in France. In any case I shall not fail to offer my congratulations at the appropriate time.

Next Sunday I am leaving for Austria. I do not know the route we shall take and how long the journey will last. At least I hope to spend Easter already in Vienna.

Joan and Elisabeth visited me and said good-bye. The child was very sweet. How long it will be till I see both of them again?

Best wishes

yours sincerely

Fritz Riha

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Michel Frenkel, man van Cécile.
  2. Henk van Wezel en Julius Hijman.