MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460418 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 18-19 april 1946

's avonds 18 April '46

Lieve Matthijs, toen ik je brief van Zat.-Maand. las, dacht ik: nee, we zijn toch nog niet klaar voor elkaar, ik moet nog liever worden, gevoeliger voor jouw overgevoeligheid, en jij minder overgevoelig, minder onderhevig aan inzinkingen. Ik heb heel sterk het gevoel dat je je tè veel vermoeit met je "extases", elke keer komt daar een terugslag op. Dat komt natuurlijk door het gescheiden-zijn, dat wordt later vanzelf beter. Ik zou het heel naar vinden als je korte briefjes ging schrijven. En ik geloof ook niet dat je het doen zult. Maar dat je moe bent, kan ik me begrijpen; er waren in je vorige week dagen van te groote hevigheid om er niet moe van te worden. Eerst dacht ik dat ik me niet kon te binnen brengen wat ik Zondag om 3 uur deed (toen je me zoo dichtbij voelde), maar ik geloof dat ik sliep. Ik geloof toch dat we zulke "nabijheden" zelf oproepen; als ik aan je denk en ik laat mijn fantasie een beetje gaan, dan heb ik dat ook – ik geloof niet dat dat hoeft te correspondeeren met iets gelijksoortigs bij jou. Dat zou misschien wel mooi zijn, of dat zou zeker mooi zijn, maar dìt vind ik ook mooi. Dat ik al vroeger, vóór Sept. electriciteit van je heb opgevangen, en niet door de woorden, zal je niet verbazen als je bedenkt hoe ik altijd gezegd heb: dat ik me wel eens bezorgd maakte hoe het gaan moest, dat Engeljan zei "Matthijs wil Poem" en al zulke dingen meer. Het lag natuurlijk wel in de woorden, maar die moesten toch zoo zijn dat A. ze kon lezen en daarom lag het toch weer niet in de woorden. Ik zal ze je later wel eens laten zien, die brieven van je, die liefde-verklarend waren in hun bedekten vorm.

Over de Hobbemastr. dit: ik heb toen toch niets afgebroken? Het was maar de kwestie van een moment. Ja, ik had natuurlijk een uur kunnen gaan rondloopen en me met je bezighouden, dat is waar, daar ben ik niet op gekomen. Je moet niet vergeten dat ik een aan de eischen van het gewone leven aangepast bestaan leid. Ik ben altijd gewend geweest van vroeg tot laat een menigte plichtjes te hebben, ik heb nooit liefgehad, heb me dus nooit heel intens met één mensch bezig gehouden en heb niet de minste routine om naar mezelf te luisteren. We verschillen in al zulk soort dingen reusachtig. Het valt me eerlijk gezegd van je tegen dat ik je over dat logeeren van Peter nu nog eens een uitleg moet geven. Nù (d.w.z. al toen hij er was) weet ik hoe moeilijk het voor je was, omdat we er een hevige gedachtenwisseling over hadden gehad, maar toen ik hem inviteerde, wist ik niet anders dan dat je Dec.-turbulentie voorbij was. Daarenboven, gaan we niet te ver wanneer we elkaar elke moeilijkheid willen besparen? Ik doe J. ook wel eens iets vervelends aan, wanneer een ander daardoor geholpen wordt, als ik vind dat de balans naar die kant overhelt, omdat die ander b.v. zielig is, meer medelijden verdient dan J. Konden we over die dingen toch maar eens praten, dat zou gemakkelijker zijn! Morgen nog over de resignatie en over Greet.

Dors bien, mon cher Matthijs-lief.

(Nu komen de kleine blaadjes)

[vervolg op blocnote:]

Bussum – A'dam 19 April '46

Non, non, non, ce n'est pas raisonnable! Pourquoi cette poussière dans l'œil? Ik heb niets misdaan, wat bedoel je in 's hemelsnaam? Twee schokken? comprends pas. Schrijf je me Thea-lief en liefste zonder stuwing in je binnenste? Zijn dat al woorden geworden? Sorry, zoo meen ik het niet, maar het is toch ook te gek wat je schrijft: als je aan mijn leiband loopt, doe het dan goed en maak geen spul, wees even gelukkig-beminnend als ik. Toen jij mij Dinsdag niets te vertellen had, had ik jou een heeleboel te vertellen, ik was domweg dol op je. En waarom zit jij dan te sikkeneuren? En schreef maar één blaadje, foei! Ik geloof dat je soms jezelf warm praat en soms jezelf koud; dit laatste heeft geen zin, dat moet je niet doen.

Zoo, nu genoeg standjes, arme Eenzame in de Lente.1 Ik had een bloemetje voor je willen plukken in Naarden, maar ik zag niets. De wallekantjes lagen vol menschen en het was April-achtig koud – wel zonnig, maar koud – en dat maakte zeker samen dat er geen bloemetjes te zien waren. Ik moest naar de Matth. P., ben met zware hoofdpijn in de pauze weggeloopen. Ik vond het niet om uit te houden van knulligheid, verveling en wanbegrip. Ik had niet verwacht dat het zóó slecht zou zijn, had nog op een zekere stichting gehoopt.

Hoe zit ik hier nu: met ergernis over de uitvoering, hoofdpijn en verlatenheid, veroorzaakt door een wankelmoedige Matthijs, die vindt dat hij zijn liefste maar altijd alles kan aandoen. Ik heb niet eens zin om over Greet en de resignatie te praten, ik zou het eerst weer in orde willen hebben met joù. Had ik nu maar voelhoorns, dat ik wist hoe jouw zwerk is op dit oogenblik! Jij, die seinen opvangt, vang dit op vóór het je Dinsdag of Woensdag bereikt en wees niet langer kleingeloovig, maar geloovig.

[vervolg op groot formaat:]

Over Greet en het huisje op de Heerengracht zal ik je precies zeggen hoe mijn reactie was. Ik dacht: wat juffershondjesachtig. Ik herstelde me dadelijk, ik weet nog precies op welke plaats in de Verhulststraat ik was ‒ de post was net gekomen toen ik boodschappen ging doen ‒ en het was nog voor de zelfde winkelruit dat ik dacht: ik kan daar niet over oordeelen, want ik heb die gevoeligheden niet. Ik geloof dat ik dat nog nooit gehad heb met je, dat ik iets gek vond; ik vind wel eens dat je ongelijk hebt, iets niet goed begrijpt of te zwaar opneemt, maar dit vond ik echt overdreven en ik moest me daar met die andere gedachte overheen zetten. Voel je de emanaties niet wanneer je niet weet wie er in een kamer gewoond heeft? Of voel je ze niet meer als een kamer 4 maanden leeg heeft gestaan? Ik bedoel: wie zegt je dat degene die op die kamer gehuisd heeft je niet contrair was? Wij hebben tientallen rothuurders in Holtwick gehad en een uur, nadat ze weg waren, trokken wij erin. Wij zijn niet zachthandig opgevoed in zulke opzichten, stel je voor dat we over zooiets gekikt hadden! Nu is het waar dat wij niet gevoelig zijn voor uitstralingen en dat jij het wel bent; mijn idee is: leg je je niet te veel in de watten als je op zulke dingen gaat letten, maar ik kan er niet over oordeelen. Daar dit sentiment me zoo volkomen vreemd is, zul je begrijpen dat het niet in me opgekomen is dit in overweging te nemen, temeer omdat het hier een vriendin van me geldt en niet een willekeurling. Zooals je weet, zijn wij gewend, als het te pas komt, de menschen van dienst te zijn. Als in Brazilië de koffie in zee gegooid wordt en Matthijs zit erom te springen en ik hoor van iemand die een relatie in Brazilië heeft, dan schrijf ik een briefje. Zoo was het hier ook. Greet zoekt sinds lang iets op de grachten en kan niets vinden, omdat er niets is en wat er is te duur voor haar is. Nu dacht ik dat jij ermee gebaat was als de van de f 200,-, die jij vóor Aug. aan de behuizing moet uitgeven, f 100,- werd afgenomen, en ik dacht dat Greet blij zou zijn als zij 4 maanden op een gracht zat. Die f 100,- kan je naar mijn idee leuker voor iets anders gebruiken dan voor die huur alleen. Nu schiet me ineens te binnen dat ik nog eens een keer iets niet prettig van je gevonden heb, dat was iets over geld, maar ik weet niet meer wat, o jà, het erfenisje ‒ wat lijkt me dat lang geleden! Als we een pak voor je moeten koopen, dat f 500,- kost, of een winterjas, dan heb ik die f 100,- liever wel dan niet. Als ik rijk was, deed het er natuurlijk niets toe, ook niet als ik zooveel verdiende als in de oorlogsjaren, maar f 100,- speelt op 't oogenblik voor mij wel degelijk een rol. (Ik spreek nu van mij, omdat jouw inkomen net genoeg zal zijn om van te eten en te wonen, maar niet voor zulke extra uitgaven.) Omdat Greet niet toehapte, heb ik het etagetje een tijd geleden aan een jong echtpaar aangeboden, dat bij schoonfamilie inwoont en wel graag vrij zou zijn. Of dit iets wordt, hoor ik waarschijnlijk dezer dagen. Ik hoop dat je dit niet onaangenaam is. Ik zal maar niet meer mijn best doen je voor Greet te winnen, dat zal wel hopeloos zijn. Misschien als je haar ziet, dat ze je aanstaat!

Morgen over resignatie. Innig de armpjes om elkaar heen? Ja? En de lippen op elkaar? je Thea

Die menschen willen je kamers ook niet.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Dit grapje verwijst naar Der Einsame im Herbst uit Mahlers Das Lied von der Erde.