MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460417b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 17-18 april 1946

In den trein naar Arnhem

18 [moet zijn: 17] April 46

Wat schreef jij mooi, Matthijslief, in dat gondelend treintje, een beetje meer rechtop en verder net zoo mooi als altijd of bijna net zoo mooi (want je wilt dat ik nauwkeurig ben!!) Je was blij dat je me in de herrie en het lawaai niet verloor – ja, ik heb me over die zelfde ervaring ook soms verwonderd, want in die treinen naar Rotterdam was het altijd stampvol en herrieachtig en het kostte me niets geen moeite om me daarvan af te sluiten. Juist op die treinreizen heb ik soms subtiele onderwerpen behandeld. Ik merkte wel dat de menschen me soms verbaasd aankeken en zich afvroegen hoe ver weg ik was. – Straks in Utrecht komt Engeljan erbij, we moeten de opening van een Breitner-tentoonstelling wat opluisteren. De voorzitter van dien Kunstkring, of wat het is, is een vriend van ons, een merkwaardige man, van huis uit houterig en afgesloten, maar door zijn vrouw (een vlinderachtig wezen met flair voor alle soorten schoonheid) opengebroken, toegankelijk gemaakt voor schilderijen en gedichten en zelfs voor muziek, wat hem oorspronkelijk heel ver lag.1 Hij is met enthousiasme bestuurslid van het Rott. Philh. Ork. geweest en sinds hij in Arnhem woont, speelt hij daar weer een rol. Hij schijnt nu een Breitner-tentoonst. georganiseerd te hebben, en Engeljan moest dan een causerie houden en wij moesten wat erbij zingen. Wij vonden het erg lastig, want wat heeft Breitner nu met muziek te maken? Maár het moest toch, en ze wilden dan graag A.D. hooren, want die had Breitner toch gekend. Ik had er wat voor gegeven als we thuis hadden kunnen blijven vandaag, omdat ik zoo vreeselijk moe was. Maar het geld is wel erg welkom, want we zitten er slecht voor.

Van je illusies over Paul F. [Sanders] ben je na dat stukje over A.D. zeker wel bekomen? dat was de voornaamste reden dat ik het je stuurde, want ik vind het wel goed dat je weet wat voor brakwatervisch je met dien braven Paul in de kuip hebt (of heb je geen visch in de kuip?) Hij durft niet, hij is een bang Joodje. Hij is fatsoenlijk en goedig, maar zonder eenig initiatief, zonder eigen meening misschien zelfs. Hoe vond je het stuk van H.E.? Weet je, het is met die passiviteit ten opzichte van al die blunders zoo, dat wij vanaf onze vroegste jeugd te maken hebben gehad met zulke teleurstellingen en machteloos gestaan hebben tegenover tegenwerking en onverstand. "Er lukt nooit iets" was een vaste uitdrukking van Moeder. In dit opzicht zijn vrouwen nog altijd wel machteloos. En machteloos zijn immers ook altijd diegenen die een hoogere eisch hebben dan de middle-class-eisch. Wij weten van iets beter vantevoren dat het tot mislukken gedoemd is. Pappie heeft ook zijn strijdlustigheid daardoor verloren: het geeft toch allemaal niets. Bertus vecht nog, maar met wat voor een waanzinnige tegenwerking! Ik vind het heel goed dat je gal gaat spuwen in de Groene en de V.K.,2 en omdat je een beroemdheid bent, zullen ze je wel even laten betijen, maar na 2 of 3 keer zullen ze het je wel laten merken dat zooiets niet gewenscht is. De geldende levensbeschouwing is op gladheid gericht; de kapitalisten mag je aanvallen, anders niet. De anti-kapitalisten hebben alle communisten van de wereld achter zich, met een anti-kapitalist kan dus een krant voor den dag komen. Maar een anti-H.E., een anti-knulleboel, een anti-materialist heeft niemand achter zich en is dus ongewenscht. Noem me cynisch, als je wilt, je zult zien, als je in de wereld terug bent, dat ik gelijk heb. En waar de dingen aldus gelegen zijn, waar je m.a.w. niet èn een geriefelijk huis (met een eersteklas-gastheer) èn een prachtigen lichtval door de schoone ruiten hebben kunt, moet je met één van beide tevreden zijn. H.E. is tenminste enthousiast voor Pappie. Als hij er niet was, zou er geen haan naar A.D. gekraaid hebben bij zijn 25sten sterfdag. Doordat H.E. die herdenking op touw had gezet, is de pers er opmerkzaam op geworden en hebben alle scribenten gevonden dat zij een stukkie moesten wrochten, maar dacht je dat de Radio ook maar iets gedaan heeft, dat Cornelis of van Beinum een plan gemaakt zouden hebben, dat één van de andere orkesten iets uitgevoerd hebben? H.E., als voorzitter van den Kunstkr. in Rotterd. heeft dat concert in elkaar getimmerd; te haastig, hij had dat niet moeten doen, maar hij was nèt pas voorzitter geworden (die dingen moeten allemaal nieuw opgericht worden) en wilde dadelijk iets doèn. Hij overziet het slecht, maar de liefde voor de zaak is er tenminste. Waarom zou ik niet van het mooie licht genieten al is het huis caduc? Ik zou wel durven ruzie maken, maar ik doe het niet graag zoolang ik nog ergens dankbaar voor kan zijn en nog ergens iets kan uithalen ter verwarming van de ziel. De vele vrienden van J. en mij hebben natuurlijk niet allemaal alles wat je zou wenschen, maar ieder heeft wel iets waar je wat aan hebt, en ik zou al die contacten toch niet graag gemist hebben. (Over de toekomst laat ik me wijselijk niet uit!) Maar om op H.E. terug te komen: die acoustiek was maar een pretext, en niet van H.E., voor wien het ook een reuze teleurstelling was, maar van het orkest.

Ik geloof niet dat ik het met je eens ben dat mijn passiviteit en mijn bereidwilligheid andermans egoïsme in de hand werkt. Ik geloof dat aan het algemeene egoïsme niets toe of af te doen is en dat mijn manier van doen diè winst nog oplevert dat ik tenminste niet ook nog egoïst ben.

Ik moet je nog zeggen dat ik wel voorzichtig geweest ben met J. in te lichten over den aard van jouw liefde. Op den duur was het, bij de intimiteit waarin wij leven, niet mogelijk geweest haar daarvan onkundig te laten. Maar zij was er al gauw van op de hoogte, want zij vond het heel gewoon om brieven van je te lezen. Niet dat zij het uit haarzelf deed, maar zij vroeg het soms en dan draaide ik me er wel eens met een grapje uit, maar stemde ook soms toe, vooral toen we in het begin het nogal eens over E. hadden, wat haar natuurlijk bijzonder interesseerde. Ik weet niet of J. hartstochtelijk gezocht heeft naar de liefde; er werd haar steeds veel liefde aangeboden, zij nam die niet, omdat zij ze niet beantwoordde, alleen met Engeljan is het anders gegaan, die heeft het anders aangepakt en daar heeft zij niet tegenop gekund. Aanvankelijk was het bij J. geen groote liefde, het is bij haar echt gegroeid. Ik zie niet hoe wij haar samen kunnen helpen en ook niet hoe jij Engeljan zou kunnen veranderen. Wij maken er soms grapjes over dat Engeljan geen onfatsoenlijke mopjes mag maken als jij er bij bent! Ik ben wel benieuwd of jullie het een beetje samen zult kunnen vinden. Met J. over ons vertrouwen te spreken, daar zie ik geen kans toe. Zij heeft al zoo lang gehoopt en gebeden om een oplossing, het zou haar al heel gemakkelijk lijken als ik nu, vanuit mijn geluk, het vertrouwen zou preeken. Zoover ga ik niet dat ik onderschrijf wat je zegt: dat wij zelf beschikken over het glad loopen van ons leven. Mijn hemel, je hebt een heel gelukkig leven gehad met A., maar zij voelde een deficit – dat noem ik niet "glad-loopen". Nee, zoo idealistisch krijg je me niet.

Prettig dat het hooren van je cel-Sonate je zoo'n voldoening gaf en dat Lia hanteerbaar was. Wanneer heeft v. Wezel haar gespeeld? Was ik toen in Weenen? in 34 of '35? Anders had ik ze toch moeten hooren.

Even nog goede nacht zeggen. Ik lig in Oosterbeek in een grappig donkergroen bedje. Dit is een huis van vrienden van ons, die er na de Arnhemsche tragedie en evacuatie niet weer in teruggegaan zijn en die het afgestaan hebben aan deze andere vrienden, wier huis in puin ligt. We kennen het dus van vroeger, hebben jaren geleden ook al gelogeerd in deze gezellige zolderkamertjes. Dit huis is zoo goed als onbeschadigd en ziet er nog ongelooflijk Hollandsch netjes in de verf uit. Engeljan logeert hier ook en wilde in de 2 persoonskamer. Zoodoende lig ik in mijn eentje nog aan Matthijs te schrijven om ½ 2 in de nacht.

Het zingen was moeizaam, in een moderne tooneelzaal, vol dikke tapijten. En het publiek had geen idee van muziek, het maakte althans onder ieder naspel een heidensch lawaai met programma's omslaan. Ik trok me er maar niets van aan, ik dacht: die acoustiek is toch onberekenbaar, ik weet toch niet wat ik doen moet om de menschen te bereiken, ik ga maar voor mijn eigen plezier zitten spelen. Zoodoende heb ik nu geen kater en denk ik er wel met genoegen aan terug. Ik dacht ook onderwijl af en toe aan jou en voelde me content. In den trein leek me de afstand tot half Juli weer lang en ik dacht: als je nu gewoon voor-oorlogsch kon reizen en ik was nu met Paschen naar L. gegaan, dan waren we wel klaar voor elkaar geweest, geloof je ook niet? We hebben in deze 7 maanden heel wat bereikt. Daarom juist geloof ik dat ik het nu lang vind tot Juli, omdat het nu wachten is. Ik ben benieuwd of ik hier over een paar maanden weer anders over denk, of we dan misschien zeggen: nee, toen konden we er nog niks van.

We hebben straks nog een heel gezellig soupertje gehad. Onze gastheer en Engeljan hebben nogal veel gesproken over een artikel van Schmidt-Degener (den vroegeren directeur v.h. Rijksmuseum) over Rembrandt en Vondel. Het was zoo'n wonderlijke man, die Degener: hij heeft zulk prachtig proza geschreven en als je hem ontmoette was er geen woord uit hem te krijgen.

En nu slaapt Matthijs allang en ik ben nog aan 't wauwelen! Maar ik ga nu ook naar Morpheus – misschien ontmoeten we elkaar daar wel.

18 April

Utrecht – A'dam

Heb heerlijk geslapen, werd om kwart over 7 wakker door iemand die opstond, en heb toen nog 1½ uur liggen soezen, slapen, weer soezen, met jou zijn – allerplezierigst en vacantie-achtigst. Op Witte Dond. niet naar de kerk gaan hebben we nog nooit gedaan, maar het liep nu zoo, gisterenavond hadden we toch ook nog gegeten na twaalven.3

Het was leuk de kinderen van onze vrienden Jan en Kate na jaren weer eens te zien, 5 snoezige kinderen van 2 – 14. Het reisje met Engeljan was gezellig, hij praatte veel over schilderijen en onderwijl keken we naar buiten, naar het jonge groen en de bloesemboompjes. En jij spookte bij mij overal doorheen. In de tunnel van het Utrechtsche station dacht ik: ik moet 's ochtends toch niet te veel aan hem denken, als hij zoo gevoelig is, want dan kan hij niet goed werken. En toen dacht ik weer aan het bewijs dat je aanhaalde voor die gevoeligheid: die Dinsdag, toen wij beide een slechten dag hadden. Is dat nu niet een pure coïncidentie, Matthijs? Jij was ongelukkig omdat je niet begreep waarom je niets over de Buitenveldert te lezen kreeg, en ik had verdriet omdat J. verdriet had. Wat heeft dat nu met elkaar te maken? Het "toestoppen" vind ik frappanter.

De trein staat stil: Holl. Rading – hoe lang heb je daar gewoond? Was je er gelukkig? Blij dat je van de journalistiek af was? Werden jullie toen ondersteund? Of had A. eigenlijk geld? Mag ik nog eens terugkomen op die leeftijdskwestie in verband met het trouwen (een hobby van me): geloof je ook niet dat als je nù met A. trouwde en zij was zoo oud als ik, dat je dan ook heelemaal open met haar geweest zou zijn en haar b.v. verteld zou hebben van je gebed? Of zou je eigenlijk nòg niet open zijn, als ik je sloten niet geforceerd had? Er is iets in me dat zich verzet tegen de gedachte (die jij niet hebt uitgesproken, maar wel suggereert) dat jij nu zoo graag open wilt zijn, omdat er zoo'n bijzondere verwantschap tusschen ons zou bestaan. Het ìs misschien wel zoo: A. en jij kwamen uit zoo heel verschillende hoeken, en jij en ik veel minder, – maar ik heb een gekke behoefte om niet, door welke eigen-verdiensteloosheid dan ook, A. in eenig opzicht te overtreffen. Ik kan niet analyseeren waar die behoefte uit voortkomt.

Ik heb nu je brieven (3) ter hand genomen om te zien of er nog iets is, waar ik nog niet op gereageerd heb, en ik zie daar de Radio. Ik ben heel slecht op de hoogte van de Radio en ik zou ook eerst moeten weten welke vereeniging je sonate op het progr. geplaatst heeft. Met iets van een algemeene overkoepeling (zooals dat tegenwoordig heet) zijn toch die oude vereenigingen weer teruggekeerd. Ik vermoed dat dit de Avro zal zijn, maar weet niet wie daar regeert.

Nu is er nog maar één ding: het te kort doen. Heb je gemerkt hoe gewoon je het vond, omdat je naar Parijs moest, dat je geen tijd had dien morgen? Dat is jou nu eens één keer overkomen, voor mij is dat de gewone gang van zaken. Als er thuis geen tijd is, schrijf ik onderweg, schrijf jij onderweg, on fait ce qu'on peut – vind je dat te kort doen? d.w.z. een te-kort-doen, waarvan je vraagt of het mag?

Ik zal je eens te-veel-doen: hier heb je 18.000 zoentjes, tel ze maar.

Da-ag, je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Jan ter Horst en zijn vrouw Kate.
  2. Deze afkorting staat voor Vrije Katheder.
  3. Toentertijd mocht men uitsluitend nuchter ter communie gaan.