MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460121 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 21 januari 1946

21 Jan. '46

Liefste, wat spijt 't me dat ik je weer zoo'n verdriet gedaan heb! Je wìlt niet slecht van me denken, maar als dat niet zoo was, dan zou je je afvragen of ik er plezier in heb je van tijd tot tijd te wonden. Je onderdrukt die gedachte en bestrijdt hem, maar op de momenten dat je erover denkt je van me los te scheuren, is hij er. Ik moest zulke dingen misschien niet zeggen (dat poly andrische), Moeder zei altijd: het leven is al kort genoeg en moeilijk genoeg, waarom zouden we elkaar niet sparen? Voor mij geldt dat voornamelijk voor de onbelangrijke zaken – de menschen zeggen elkaar zooveel "waarheden" die ze net zoo goed voor zich konden houden (vooral in dit runderachtige Holland). Maar als het er om gaat om mij beter te laten kennen door jou, dan spaar ik je liever niet, dan doe ik je liever verdriet dan dat ik riskeer dat je me later terecht zou verwijten dat ik je misleid heb (of ik zou het moeten klaarspelen om je altijd de ware toedracht, mijn ware aard, in dit opzicht te verbloemen). Mijn ideeën over trouw zijn de zelfde als de jouwe. Maar omdat het mij niet mogelijk is om nièt toegankelijk te zijn voor andere vibraties dan die van één man en ook voor voorstellingen in verbinding met anderen, weet ik dat ik voor de liefde, zooals jou en mij die voor oogen zweeft en zooals jij die ook inderdaad kunt realiseeren, niet geschikt ben. Het kan daarom nog wel zijn dat ik er toch iets van terechtbreng, dat ik mezelf onderschat of dat ik verander als ik eenmaal aan één man verbonden ben, maar het feit van dien aanleg is er, en ik leg daar nu sinds 3½ maand den nadruk op, omdat jij natuurlijk de neiging hebt me te idealiseeren of althans om me te veel te zien gelijk aan je eigen geaardheid. Nu zul je zeggen: houd daarover nu maar eens je mond, ik weet dat nu wel en doe me nu maar verder geen pijn. Misschien kan ik er nu inderdaad het zwijgen wel toe doen, in het besef dat ik het nu, gezien vanuit de eischen der eerlijkheid, wel vaak genoeg gezegd heb. Om het nog eens samen te vatten: de daad begint met de gedachte, dat spreekt vanzelf, zulke gedachten zijn ontrouw, ben ik ook met je eens, maar nu: de inspanning om dergelijke verbeeldingen te bannen kan ik net zoo goed laten, want ze komen toch (dit lijkt nu alsof ik met ik weet niet wat voor onfatsoenlijke fantasieën behept ben! het is natuurlijk maar eens een enkele keer); en waarom komen ze toch? omdat ze van oppervlakkigen aard zijn, ze gaan heelemaal niet diep. Er zijn zooveel menschen, mannen, die verdriet op hun gezicht hebben, die kennelijk tekortkomen, die onuitgesproken om een beetje troost smeeken. Heb ik je dat niet ook al geschreven, dat ik dan de neiging heb, als ik dat zie, om dat beetje troost te geven? om hun de gelegenheid te geven eens vertrouwelijk te zijn? Er komt niet van, omdat je onvermijdelijk daardoor in moeilijke situaties komt, omdat de tijd er niet voor aanwezig is en omdat het te extravagant is. Maar als dat door me heengaat, die neiging tot troosten (een verpleegstersneiging, niet die van de minnares), kan je dan begrijpen dat ik me dan niet een rondgang door de corridors van het Concertgebouw voorstel (om maar eens iets te noemen), maar dat me oogenblikkelijk het beeld voor oogen komt van volkomen rust en vertrouwelijkheid, het beeld van samen-in-bed? Nu ik je dit zoo vertel, zul je misschien zeggen: nou ja, dat heeft ook niets om het lijf; dat is ook zoo, het heeft ook weinig om het lijf, maar omdat ik het laatst net gehad had op een avond en ik me erover verbaasde dat ik er zelf niet door in de klem kwam en dat ik, zelfs met al die liefde van jou onder mijn oogen, dat beeld van mij met dien ander, in die groote vertrouwelijkheid bijeen, niet verjoeg, toen dacht ik dat het goed was om het je nog eens te schrijven, als een soort concretiseering van wat ik je al dikwijls meer in het algemeen gezegd had. Met de uitsluitende bedoeling dat je me nog beter zou leeren kennen, "gehéél". Je kon het, wat dit punt betreft, niet gekker getroffen hebben dan met mij, vind je ook niet? Gelukkig maar dat je onderaan je brief schreef dat dit niet het eenige was dat je uit mijn brieven gehaald had. De brief over het stoeltje, was die er niet bij? Was dat niet die Vrijdag, toen jij van ½ 5 tot ½ 10 zoo met me bezet was geweest? Ik heb je toch over het concert ook geschreven, dacht ik. Ik dacht dat ik, voordat ik uit eten ging, expres naar huis was gegaan om jou te schrijven. Misschien is die brief later aangekomen.

Twee dingen heb je verkeerd gelezen omdat je mijn gezicht er niet bij zag: dat van "in de pas komen" was een grapje, en dat andere over mijn verlangen naar je toen ik ziek was (dat verlangen, dat ik niet "lief" genoemd wilde hebben), dat was geen negativisme, ik bedoelde, dat ik het een bewijs van liefde vond, niet van lief-zijn. Dat zijn toch 2 verschillende dingen: lief zijn kan ik tegen iedereen, maar ik wil niet iedereen aan mijn bed hebben als ik ziek ben! Je ziet, ik ben soms nog minder kniesoor dan je denkt! (Dit is een grapje, Matthijs; nu niet gaan zeggen: ik hoor je niet graag jezelf kniesoor noemen…)

In een "wraak" of een "boete" geloof ik niet. Sorry voor de hybris. Ik had die tijdbommen niet vermoed.

Ziezoo, nu ben ik door deze moeilijkheden heen.

Gelukkig dat je pastoor geld gestuurd heeft. En gemakkelijk dat je er niet hoeft te gaan logeeren.

De brief van Jany is erg aardig, zonder kronkels. Er is, dunkt me, geen sprake meer van, van niet terugkeeren naar Holland. Je hebt immers Sanders al geantwoord, dat je erop inging. Ik ben benieuwd of die van Eugen dat werkelijk doet. Dat is dan toch wat jij bedoelde met "aalmoes". Want als hij van de f 5000,- die hij je geven wil, er f 500,- terugkrijgt door een boek van jou, dat toch altijd maar voor een beperkte lezerskring geschikt is, dan is het mooi. Enfin, als hij er maar mee begint; houdt hij eerder op dan de beloofde 2 jaar, dan is het nog zoo erg niet, omdat je in het begin het meeste geld noodig zult hebben en er op den duur, zooals je al zei, nog wel wat bij zal komen. Wat heerlijk dat je maar 2 dagen in de week op die stalen stoel hoeft te zitten! Ik bel je dan op en dan zeg je heel gewichtig: Met de Ned. Muziekbelangen, met wie spreek ik. Mooi wat Jany schrijft over zijn gedicht en jullie beider ervaringen. Jammer dat hij zoo'n luidruchtige, geforceerd-vrije vriendin heeft. Ze zal wel dadelijk beginnen met jou ook door pikanterieën te willen opwinden. Maar dat is van later zorg! Ben je nu weer gerust, mijn lieve Matthijs? Ik zal probeeren du bon et du beau travail met je te leveren.

je Thea

[naschrift bovenaan de eerste bladzijde:]

Sanders vermoedt van ons niets, is mij gebleken. Er moet nog definitief over je baantje vergaderd worden, maar in principe was men het er al over eens geworden.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA