MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460113 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 13-14januari 1946

Louveciennes

13 Jan. 1946 Zondag

Lieve liefste,

Van morgen, terwijl ik mijn luiken opende, zei ik instinctmatig: "Bonjour, ma petite Théa! Joyeuse?" – Hoor eens: Als je niet "tamelijk" tevreden bent over je avond van gisteren, dan moet je me voortaan wantrouwen. Dan immers zouden mijn gedachten krachteloos gebleken zijn. Dan zou ik je vergeefs gevolgd hebben, stap voor stap, met mijn liefde, en met mijn wenschen. Ik zeg je dit voor mijn eigen risico.

Men moet, wat ik noem voor mezelf, "in harmonie zijn met het geheel". Voorbeeld: In ’t begin van den zomer zei ik tot mijn dochter: "Ecoute, je vais te dire quelque chose. Tu sais que je prétends être en harmonie. Eh bien! pour l'hiver prochain je n'ai pas un morceau de bois et peu de chance d'en avoir. Bon! D'après moi, il ne devra pas faire froid avant que j'aie du bois pour me chauffer. Nous allons voir ce que nous allons voir." Welnu, voor 't éérst sinds ik in Frankrijk ben is 't niet koud geweest vóór 14 November, en in de eerste week van November kreeg ik mijn hout. Ik had "daaraan gewerkt" vanaf het einde der lente, met de woorden: Esprit de Lumière, esprit mon Maître, si j'ai encore besoin de bois, tu m'en donneras.

Je ziet: je suis en confidence avec toi, ce matin. Wij moeten elkaar goed kennen, en gehéél. Vreemd, dat ik aan Anny, van wie ik zóóveel hield, dit kennen nooit heb kunnen veroorloven. Ik betreur dat dikwijls nog. Ik beschouw dat als een onvolmaaktheid. Maar hoe graag zij 't ook gezien zou hebben, en hoe graag ikzelf het wilde, ik kon er nooit toe geraken om me voor Anny gehéél te ontsluiten, gehéél aan haar over te leveren. Wat zij wist van me heeft ze moeten raden. Het is waar dat zij daar zeer knap in was en misschien wel alles wist.

Terwijl ik me stond te scheren dacht ik: Zou de kenmerkendste eigenschap der ware liefde wellicht zijn dat die liefde zich niet kent, en ook niet kennen kàn? Want de ware liefde wenscht niets. Zij wil alleen maar geven. Wat zal Thea, die heroïsch is en absolutist in dezen zin, dan weten van haar liefde? – Ik dacht onmiddellijk daarna: het zou verrukkelijk zijn, bijna te verrukkelijk, zulk een zeldzame ziel ontmoet te hebben op mijn weg, te mogen vermoeden dat zij mij wachtte, te mogen gelooven dat ik met haar in harmonie ben, dat zij mij toebehoort, en ik aan haar, in geest, ziel en lichaam.

Ik denk ook soms, evenals jij, dat ons eerste samen-komen niet gemakkelijk zal zijn... gevaarlijk. Wij moeten ons daarop voorbereiden; maar zonder beduchtheid. Het moeilijkste zal voor mij zijn. Want mijn droom-van-jou, hij is mij verschenen hièr, ik heb hem gekoesterd, ik heb hem gestalte gegeven hier, onder deze luchten, in deze bosschen, in dien tuin, in deze kamer, in dit huis. Voor jou verandert er niets. Jij blijft in je sfeer. Maar ik zal mijn droom, nog alvorens er iets van verwezenlijkt is, (tenzij op papier!) intact moeten kunnen doen verhuizen naar andere gewesten, in een totaal verschillende omgeving, en te midden van een hoop rompslomp... Ik zie daar niet tegen op. Het zou misschien wel een goede proef zijn, die toets aan de werkelijkheid. Toch verlang ik soms dat ons eerste samen-zijn, ons eerste treffen, gebeure hier. In de lente; begin van den zomer. Dat moet mogelijk zijn. Maar wat is jouw idee daarover?... zijn beloop laten?... Mij ook goed.

Ik ben steeds consequent met mezelf. Zooveel als doenlijk. Wanneer mijn bad-kamer bevriest (hoewel ze logischerwijze bevriezen moèst) dan is dat mijn schuld. Donald weliswaar had een kraantje laten druppen, wat langzaam ijskegel gevormd had en doorgevroren was tot in de buis, maar ik had dat moeten overwaken, en al kun je niet alles achternarijden gelijk men zegt, het is niettemin mijn schuld. Ik ben echter beter "in harmonie" dan vorig jaar; want ik heb geen lekken, en vorig jaar had er een half dozijn.

Nimmer echter bezat ik in deze vermogens een totaal en onschokbaar vertrouwen (ik wijt dit aan een overwicht mijner rationalistische natuur) en ik weet niet of ik dat vertrouwen nog ooit zal verwerven. Ik heb twee ontwrichtende, haast verbrijzelende nederlagen geleden door den dood van Anny en door den dood van Josquin, want voor allen die mij dierbaar waren bekommerde ik mij, had ik mij ingezet, maar juist die beiden had ik ongedeerd door den storm willen loodsen. Het is ontstellend, zulk een tegenspraak te ontvangen op een innerlijken drang dien ik enkel volgde omdat hij er was, zonder eenigen hoogmoed, maar mezelf wantrouwend (misschien had ik dat niet mogen doen) en waarover ik nooit met iemand sprak, behalve nu met jou. Ik zei je daarom dat ik zwaar-gewond was. Als ik nu een beetje klaarheid bezit, ik heb er vorigen winter maanden-lang om moeten worstelen.

Vanwaar komt me die vertrouwelijkheid met jou?

Er hangen zware, zwarte wolken, en daaronder is het licht van het stralendste wit, geelig-wit, als in den zomer. – Tot straks; of tot morgen, lieve liefste, ma petite Théa!

Zondag-avond

Het was de woede, de wrok tegen de ketens welke ik sinds mijn vroegste jeugd als een galei-slaaf meesleep in 't leven, en de drift om mij te bevrijden – die mij op een dag den brand deed steken in mijn critieken en alle overige herinneringen. Jij noemt dat dom, dom, dom, en ik zal je niet tegenspreken. Maar jij kunt je niet voorstellen wat 't is om in een verstikkend dwangbuis te hijgen, te wringen vanaf zoover als je in je verleden kunt terugzien. Wanneer je dat begrijpen kon dan zou je verzachtende omstandigheden pleiten voor den veroordeelde. Ik heb later nog dikwijls, bijna chronisch geleden aan die accessen van innerlijke opstandigheid, – en ik ben daarvan op een zonderlinge wijze genezen.

Dat is zoo gegaan. Een avond van April 1935 fietste ik van hier naar mijn houten huisje in Bas-Prunay. Bij 't begin van een dalend weggetje (ik had al een beetje snelheid) zie ik een gestalte die zigzagt. Ik probeer te ontwijken, maar bots. Ik val met mijn rechter slaap op een trottoir-rand en verlies het bewustzijn. Als ik bij-kom ben ik alleen. Mijn beide handen bloeden, mijn fiets is kapot. Ik strompel naar mijn huisje, wasch me af onder de pomp, verbind me met een paar zakdoeken, tracht nog wat te doen, want den volgenden dag moet ik een "feuilleton" schrijven, en keer dan terug naar hier.

Ik begrijp niet dat mij "zoo iets" overkomen kon. Een paar dagen later hoor ik dat ik een man aangereden heb die zijn avontuur in 't dorp verteld heeft. Hij heet Bosèr, en is horloge-maker in Bougival. De jongens kennen hem; wij praten erover. Mijn kop doet me nog pijn. Hij zal me nog zeer lang pijn doen. En ik ben in mijn binnenste voortdurend naar de rede aan 't zoeken van dat ongeluk. Een poos daarna word ik op de gendarmerie ontboden. De man die mij deed vallen heeft mij aangeklaagd. Maar ik hóór nu zijn naam niet. Ik zie hem. Ik lees hem. Hij heet Bösherz, op zijn Fransch uitgesproken Bosèr. Ik heb nog verschillende weken noodig om te begrijpen, en mijn kop deed me aldoor maar pijn. Hij heeft me bijna vier jaar lang pijn gedaan! En ik bleef piekeren. Het geval was te vreemd volgens de waarschijnlijkheidsberekening. Hoeveel kansen bestonden er, toen ik geboren werd, dat ik in Frankrijk half-dood zou tuimelen over iemand die den naam droeg van Bösherz?! Niet veel. Misschien één op 'n miljard. Hoe me dat uit te leggen? Jij, je hebt allang gesnapt. Maar ik ben traag. Tot ik op een avond plotseling een ingeving kreeg. Een illuminatie. Ik zag opeens de beteekenis. Eindelijk vatte ik het symbool. Het was mijn eigen booze hart dat mij ontsporen deed. En zoodra ik begrepen had ben ik aangevangen met mijn bekeering. Ze heeft tijd en inspanning gevergd; ze duurde zoolang mijn kop pijn deed. Ik heb daar natuurlijk nooit met iemand over gepraat. Maar in 1939 was ik ongeveer bekeerd, en genezen.

Dors bien, maintenant. Et sois indulgente! On fait ce qu'on peut.

Maandag, 14 jan.

Merci voor je lok; iets dat geleefd heeft van, door, met, op je. Zooals je ze gaf, zooals ik ze krijg, dat is niet heelemaal "je ware". Doch over niet langen tijd – hoop ik – neem ik er zelf wel eene naar mijn keuze, – en dan mag je lachen. Ondertusschen ben ik tevreden en dankbaar dit levende van je te kunnen opsnuiven. Merci.

Het was niet als sneer bedoeld voor Peter. Hij is me werkelijk sympathiek. Et tout cela, pour moi, c'est du passé lointain. Maar toch moet ik je nog zeggen: Als ik dakloos geweest was en ik had je mijn liefde willen verklaren dan zou ik je meegenomen hebben naar een kerk of naar een museum. Als ik een vrouw was zou ik een liefdesverklaring wenschen tegenover de Nachtwacht! Of iets anders moois. Dáár begint de ceremonie. –

Wees niet bevreesd, liefste, dat ik de goddelijke machten tegen mij vertoorn door euvele moed. Wat ik heb – eerst heb ik het God gevraagd; en ik heb niets dat ik eerst God niet vroeg. Ik vraag hem ook de liefde; en de zekerheid in de liefde. Elken dag. "Donne-moi l'amour, et que je ne fasse rien, que je ne pense rien contre l'amour ni sans l'amour." Hoe zou God ongaarne kunnen zien dat ik hem de liefde vraag, en hoe zou ik de liefde anders kunnen vragen dan met liefde? Naar mijn gevoel zou hij mij enkel kunnen verwijten dat ik tekortschiet in liefde, en in zekerheid van liefde. Misschien zou hij mij nog honderdmaal zekerder willen zien dan ik zijn kan. Want je hebt 't wel gemerkt: Altijd ben ik niet zeker, nog niet zeker.

Vanochtend dus je brieven van 7 en 9 Jan. En een brief van Sanders. Hij spiegelt me voor en biedt me aan een plaats van bibliothecaris bij Maneto, voor 100 gulden per maand, en een plaats in de redactie van zijn muziek-tijdschrift voor 25 gulden 's maands. Ik accepteer natuurlijk. Op "mijn eentje" kan ik daarvan leven. Ik heb maar weinig noodig voor mezelf. Dat zou een basis zijn om op te werken. Er komt allicht nog iets bij! Zijn er op de oude grachten in Amsterdam nog zolders waarvan ik er één kan huren? En wat kost dat?? Liefst nog in een pakhuis; buiten alle lawaai. Begin iets voor me te zoeken naar jouw gading!! Elk woord van Matthijs omhelst Thea.

Ik heb Sanders direct geantwoord; met enthousiasme! Fabriek in volle werking!! 24 uur per etmaal!!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA