MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451209 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 9-10 december 1945

9 Dec. '45

Lieve Matthijs, weet je wat me gisteren overkomen is? ik heb het heele bonnenboekje met alle bonnen voor 14 dagen verloren, d.w.z. waarschijnlijk bij den bakker laten liggen, waar natuurlijk niets gevonden was toen ik er terug ging. Onbegrijpelijk, hè? Wel zoòiets geitigs. Ik kan het ook niet verklaren uit de "distractions" van je dochter, want waarom dan gisteren wel en een andere dag niet? Ik heb eigenlijk automatisch mijn hoofd bij mekaar – dat moet ook wel bij ons jachtige leven –, maar des te idioter is het. Als een ander zooiets overkomt, vind ik het heel gewoon, want dan denk ik: je kunt toch wel eens even afgeleid zijn – maar van jezelf vind je zooiets reuze irritant. Gelukkig was J. engelachtig; er komt natuurlijk af en toe ter sprake hoè lastig het is en wat we allemaal missen (ook reparatiebonnen voor schoenen o.a.!) en we vragen ons af hoe we nu a.s. Zondag een feestje moeten geven voor Sondaar na zijn concert (wat hij graag wilde), maar dat gaat steeds gepaard met de meest opwekkende liefdesverklaringen van de kant van Joanna! Wij zijn er maar heel openhartig over en zullen zeker van een hoop goede menschen van allerlei toegestopt krijgen. (Als je dus van plan was je zorgen te maken, zet dat plan dan meteen weer uit je hoofd. En zeg me ook niet dat het niet erg is, want het wordt me al gemakkelijk genoeg gemaakt.)

J. heeft tegen Tante Aal N. weer niet over Bernac kunnen spreken, doordat er steeds andere leerlingen bij waren. Dus nu zit zij er nog mee!

Vanmorgen was 't het mooie epistel van Paulus: Moge dan de God van hoop door het geloof u vervullen met aller vreugde en vrede; opdat gij rijken overvloed van hoop moogt verwerven door de kracht van den heiligen Geest. Ik vind dat ieder jaar weer even mooi. Heel vroeger heb ik er eens een kerstpreekje over gemaakt, een Krippe-Andacht, zooals ze in Oostenrijk zeggen. Een paar jaar lang heb ik dat gedaan, als we bij den kerstboom zaten, in het Duitsch, d.w.z. in Oostenrijksch dialect; in het Hollandsch zou ik me gegeneerd hebben en den kinderlijken toon niet hebben kunnen vinden. Ik denk dat het nog vóór mijn studen[ten]tijd was, toen ik nog tijd had om er wat over na te denken; later was het altijd zoo dat je ineens in Kerstmis getuimeld was vóór je het wist. De smaak voor de Krippe-Andacht had ik te pakken gekregen in Salzburg, waar wij in '22 Kerstmis gevierd hebben. Heb ik je dat wel eens verteld hoe dat heele Oostenrijk zoo in ons leven is gekomen? In '21, in den zomer na Pappie's dood, zijn we in Schoorl geweest en daar hebben we leeren kennen een Oostenrijkschen priester, een heel bijzonderen man, die meegekomen was met zoo'n kindertransport. Het jaar daarop, toen wegens de inflatie het reizen zoo ontzettend goedkoop was, had Moeder het idee dat ze ons de stad van Mozart en het graf van Mahler wilde laten zien, omdat er misschien later niet meer van komen zou. Zij heeft toen aan dien priester geschreven en wij hebben toen een heerlijken zomer in Salzburg en omstreken en in Weenen doorgebracht. Ik was toen net 15 en vond alles nog een beetje eng, durfde geen mond open te doen in de vreemde taal. Maar het geheel heeft een grooten invloed op ons gehad, op ons religieuse leven en ons heele gemoedsleven. Wij maakten dan uitstapjes en als we ergens aankwamen, was het altijd: also Kinder, zuerst gehn ma in d' Kirchen, en dan knielden we neer (zonder hoed, wat in Holland onbestaanbaar was toen) in zoo'n van boven tot onder volbeschilderd Barock-kerkje, en daarna gingen we naar een kroegje, waar altijd een gitaar tegen de wand hing, en dan zei onze vriend: jetzt singen ma a Liedl.

Maandag.

Ik ben hier onderbroken, wilde zeggen hoe heerlijk het was, die vermenging van de geestelijke blijheid en de gewone, dagelijksche blijheid. Moeder had er, na dien zomer, zoo den smaak van te pakken gekregen, dat zij met Kerstmis weer naar Salzburg wilde. Zij had hier met iedereen ruzie, was vreeselijk kwetsbaar en had lust ertusschenuit te trekken. In het zelfde klooster, waar we 's zomers waren geweest, kregen we toen twee gezellige kamertjes: een slaapkamer en een zitkamer met een ouderwetsch vleugeltje en een kerstboom. Salzburg lag onder de sneeuw en de lucht was blauw en tintelend en er reden open rijtuigjes, door rinkelende paardjes getrokken. Bij familie van onzen vriend, een leeraarsgezin, hebben we den Kerstavond doorgebracht, en daar hield het oudste zoontje, dat ook later priester geworden is, een Krippe-Andacht. Zoo kwam ik op dit heele verhaal, door het epistel van Paulus. Ja, en in de Kerstnacht liepen J. en ik mee met de nonnen in processie door het klooster met een kaars in de hand. Een heerlijke herinnering.

Eén ding is me nog in verband met je duisternis – die nu wel over zal zijn, maar ik wil het toch nog even zeggen – te binnen gevallen. Ik had het erover of het zinnetje van 9 Nov. een aanleiding kon zijn geweest of het verhaal van Peter, nu dacht ik nog aan een derde mogelijkheid: of je je niet, voor mijn plezier, omdat ik dat eene zacht-opalen briefje van je "mij dierbaar" had genoemd, toch te veel ingehouden hebt, of je dat misschien op den duur het gevoel gegeven heeft van tegen een muur te botsen – wat denk je? Zoo noodig is dit een "permis", zooals je begrijpt!

Liefste, werk prettig en schrijf me iets moois,

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA