MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451202 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 2 december 1945

2 Dec. '45

Lieve Matthijs, eerst toen ik las over een brief van 9 Nov. en een zinnetje daarin dat je dwars zat, dacht ik: hoe moet ik me dat nou in 's hemelsnaam herinneren. Maar toen begreep ik dat het mijn ruzie-brief moet zijn en zag ik vóór me dat het ergens onderaan begon en dat er op de volgende bladzijde bovenaan stond: "Nu moet ik je maar" etc. Dat is wat je bedoelt zeker? Hoe kan je zeggen dat het behalve onlief ook lief was? Het was heelemaal niet lief, het was striemend bedoeld. Ik was kwaad, zooals ik je al zei, dat je eerst had gezegd je heelemaal aan mijn wenschen te zullen houden en dat je daarna, toen dat wenschen bleken die voor jou nietszeggend zijn, oogenblikkelijk ze bespottelijk ging maken. Als je nù zoiets zei, zou ik me er niet meer zoo over opwinden, omdat je intusschen zoo massa's liefdevolle dingen over me hebt opgestapeld, dat ik dat eene, dat me hinderen zou, dan wel over 't hoofd zou kunnen zien. Drie weken geleden was dat nog anders. Maar ik wil het zinnetje graag terugnemen. Het spijt me in ieder geval, nu, je verdriet gedaan te hebben. Toèn was het mijn bedoeling, d.w.z. ik vond dat jij mij te kort gedaan had, je was me onaangenaam geweest en nu wou ik het op mijn beurt ook zijn, om je mores te leeren – hetgeen geheel tegen de Christelijke leer in is! Wat heb je daar lang mee rondgeloopen, volle 14 dagen! Dat vind ik heel knap; de moderne menschen vinden dat je alles er maar dadelijk uit moet gooien, ter voorkoming van complexen, maar wat je misschièn aan de eene kant wint, verlies je aan de andere kant, omdat je in het begin veel geïrriteerder bent over een grief; het is veel beter een moment van grootere zachtheid af te wachten. Is het nu weer goed? Ben je het kwijt? Kan je het zelfs uitwisschen? (Weet je nog dat je me "eeuwen geleden" vertelde dat je nooit iets uitwisschen kon?)

Als je nu door de komst van Donald, die waarschijnlijk 's avonds bij je in je kamer zit, je litanie eerder vaarwel moet zeggen dan je lief is, dan stel ik voor dat wij haar een ondertitel geven: "Litanie aan Thea, een gelukkige muziek die immer duurt." Trillingen, zoo hadden wij uitgemaakt, houden eens op – al is dat ook zoo gauw nog niet – maar intenties, beweerde ik, waren eeuwig, en zoo is de litanie dan toch niet opgehouden, maar gaat steeds door – ben je het daarmee eens? Nu zou ik nog een boek willen hebben met op iedere pagina, verlucht en geïllustreerd, een vers van de litanie. Wie moet dat doen? Jij?

Over Engeljan heb ik wel eens behoefte gehad om met je te spreken. Maar per brief gaat dat niet, het is te uitvoerig. Toen ik in 't voorjaar iets aanstipte, was het alleen maar om je niet buiten iets te houden, dat in mijn leven een groote rol speelt. Dat ik niet meer deed dan het aanstippen was dus niet uit gemis aan vertrouwelijkheid, maar integendeel uit vertrouwelijkheid – verder erop ingaan was niet mogelijk door de omvangrijkheid van het onderwerp. Je denkt toch niet dat Engeljan bij ons inwoont? Hij is er maar zelden, niet meer dan eens in de week gewoonlijk, eigenlijk alleen als hij toch in de stad moet zijn voor het een of ander. Want het is bij hem in Utrecht gezelliger: daar is het rustig, terwijl er hier dikwijls haast en onrust is en een zekere spanning met mij altijd wel aanwezig. Opofferen doe ik me niet voor J. Voor hem is het toch al weinig die eéne dag, die J. meestal in Utrecht is per week + de enkele uren dat hij hier is. Maar aan mij dringt zich altijd weer het akelige uitrekensommetje op, dat het dan toch altijd maar weer een soort vacantietje voor J. is, terwijl voor mij de werkzaamheden eeuwig doorgaan. Het is vreselijk krenterig dat ik dat niet voorbij kan zien, er is heusch goeden wil genoeg bij J. om haar deel van het werk te doen, maar zìj vindt natuurlijk de uren die zij met Engeljan doorbrengt tot de noodzakelijkste behooren, terwijl ik er lange jaren niet veel anders dan een pretje in heb gezien, omdat ik hun combinatie niet echt zag. Daarover kan je natuurlijk niet redeneeren. Sinds verleden jaar is de situatie weer anders, doordat zij het toen heel moeilijk hebben gehad samen en het dus onmogelijk meer "een pretje" genoemd kon worden door mij. Bovendien is J. daardoor veel ernstiger geworden. Zij houdt ongelooflijk veel van mij en wij zijn altijd even dolblij als we bij elkaar zijn. Ik kan me daarom ook niet voorstellen, dat ik ooit bij haar vandaan zou gaan, omdat ik haar dan om zoo te zeggen overlever aan Engeljan. Zijn huwelijk is een volkomen normaal, onontbindbaar huwelijk, en als het dus zoover zou komen dat hij en J. samen zouden gaan wonen en wie weet nog kinderen krijgen, dan moèten zij beide buiten de kerk komen te staan, dan is er geen compromis meer mogelijk.

Ik denk dat ik telkens wel eenige étappes oversla en dat niet alles je duidelijk zal zijn. Ik zit er zoodanig sinds jaren in, dat ik me niet meer kan voorstellen dat een ander er niets van weet. We zullen er wel eens over praten mettertijd. Ik zal toch ooit wel eens in Frankrijk komen of jij met hulp van Jany hier, zou het niet?

Vanmiddag in het Concertgeb. een nieuw werk van Henkemans gehoord (een jongen van een jaar of 30), een passacaglia en gigue voor piano en orkest. Eerst beviel het me wel, maar later werd het vervelend klagelijk, vond ik, en verkapt bar-achtig met veel piano-virtuositeit eromheen. Zoo'n linkerhand in het tweede deel van Ravel is niet zoo eenvoudig, d.w.z. het is de moeilijkheid van alle begeleiding. Een begeleiding moet volgens mij niet met het "gevoel" meedoen, zoo'n linkerhand moet zich voorstellen een fagot of iets dergelijks te zijn, een die zijn partij speelt en de uiting van het sentiment heelemaal aan een ander overlaat; maar houterig-stampend moet het niet worden, dat vind ik ook, onexpressief in zekeren zin wel.

Nadat ik thuiskwam, is J. gaan verzen maken voor Sinterklaas. Zij doet dat meesterlijk en ik kan het totaal niet. Ik schrijf ze dan over met drukletters en maak de pakjes. Reuze gezellig. Ièts moet je er toch altijd aan doen, dat krijg je zoo te pakken in deze dagen. J. heeft allerlei petekind[er]en en we hebben van die vaste Sinterklaas-klanten – maar het is wel heel moeilijk nu om nog iets te verzinnen om weg te geven. Wat kon Moeder verzen en surprises maken! Ongelooflijk eenig. Dag lieverd, hoe is het met de vlag? Je t'embrasse, à moins que tu ne piques

Th.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA