MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451130 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 30 november – 1 december 1945

30 Nov. '45

Lieve Matthijs, het is al half een. Er is een vriend van ons gestorven en nu zijn er vrienden van hem en ons overgekomen van buiten de stad om hem te begraven en met hen hebben wij nog lang zitten praten, nadat ik van mijn concerten terugkwam. Een paar minuten geleden ben ik in bed gestapt en heb gauw nog even, vóór J. me kwam toedekken, het eene kritiekje geschreven, en nu ik dus toch alles bij de hand heb, dacht ik dat ik het lichtje maar weer even aan moest draaien om nog even met jou te zijn.

Je extase is mooi, je koninklijkheid is mooi. Je "koningin" is blij dat je haar erin laat deelen. Zij hoeft niet mee te doen, het is genoeg dat zij aanwezig is en toeziet. Toch is zij te modern om niet een hang te hebben naar meerdere gelijkheid. Iets van treurigheid bevliegt haar, omdat zij moet achterblijven. Dat is geen ijdelheid, maar verlangen naar gelijke koninklijkheid. Is een mensch dan nooit tevreden? Ik wel eigenlijk, ik dank je voor alles wat je me zegt; ik wil niet stilstaan bij die vleug van weemoed en verheug me op volgende extases, die ik weer niet zal kunnen bijhouden... Slaap lekker liefste.

Zaterdag

Droomen uit mijn kindertijd weet ik totaal niet meer. Ik ben onbegaafd voor droomen; dikwijls hoor ik van menschen die mooie of bijzondere droomen hebben – ik heb ze nooit. En ik ben ze ook heel gauw weer vergeten. Eèn heel akelige heb ik eens gehad, die me altijd bij zal blijven: Ik zag Pappie's lijk in de achterkamer op een tafel liggen als voor een sectie. Het was iets afschuwelijks in mijn droom. Eèn heel verrukkelijke heb ik ook eens gehad een paar jaar geleden: de details ben ik vergeten, maar het waren rococo-engeltjes zwevend in de lucht op zegekarretjes, onbeschrijflijk licht en prachtig van kleur. Met Moréas was het zoo: ik werd wakker en zei tegen J. "nu heb ik in mijn droom maar steeds een Fransch zinnetje gehoord, dat haast niet uit te spreken is: autant le vent en emporte – wat leelijk al die en's achter mekaar." En in de ochtend toevallig voor de boekenkast staande, zag ik een dun boekje (dat ik natuurlijk ooit wel eens in handen gehad moet hebben, maar waarvan ik het bestaan totaal vergeten was), getiteld: Autant en emporte le vent. En ik blader erin en zie meteen een tekst waarvan Pappie een paar regels gecomponeerd heeft en die we (Reeser en ik) niet hadden weten thuis te brengen en waar we al professoren in het Fransch over geïnterpeleerd hadden. Grappig hè?

Van jouw droom vind ik zoo eenig dat je je een troon geschapen had in je bed. "Als je 't voor het zeggen had", zeg je – vind je eigenlijk niet dat je het verwezenlijkt hèbt? Dat bedoel je ook wel, hè? dat "als je 't voor het zeggen had" is voor de vorm.

A propos van je toovercirkel dacht ik hoe grappig het is, dat J. een vriend1 had die "tooveren" kan – Engeljan noemt hem jaloersch Meneer de toovenaar – en dat ik er nu ook een heb. Ik was altijd een beetje ironisch over die toovernarijen (macht over anderen, telepathie, astrologische begaafdheden); nu moet ik er zelf ook aan "gelooven"! – De chrysanth, ja, die is ongunstig, dat laat zich wel denken. Maar hij, de coup de foudre-vriend, had geen keus, want dat spelletje van je l'aime etc. doe je met een margriet, als het goed is, en in den winter moet je dan wel iets nemen dat daarop lijkt. Conclusie: dan moet je in den winter dat spelletje niet spelen? – Heb vanochtend, bij mijn geldman zijnde, eens geïnformeerd naar de kansen van A.'s erfenis. Als ik in Frankrijk was, zou ik het zaakje voor je opknappen (als jij tenminste iets van gegevens verstrekken kon), maar van hieruit gaat het niet. De belastingman bij wien ik mij "vervoegen" moest, was niks aardig. Maak jij deze, mijn nederlaag weer goed?

Je t'aime bien,

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Bedoeld is J.J. van der Linden.